“WEGWERPHARTEN”
De Stichting Hartpatiënten Nederland (SHN) heeft weer eens de vinger op de zere plek gelegd: er verdwijnen donorharten in Nederland! Bovendien blijkt dat er in Nederland minder harttransplantaties worden uitgevoerd dan in de ons omringende landen.
De Stichting Hartpatiënten Nederland (SHN) heeft weer eens de vinger op de zere plek gelegd: er verdwijnen donorharten in Nederland! Bovendien blijkt dat er in Nederland minder harttransplantaties worden uitgevoerd dan in de ons omringende landen.
Wat is er aan de hand?
Jaarlijks publiceren de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) en de Stichting Eurotransplant hun cijfers. Daarin is te vinden hoeveel transplantaties er zijn uitgevoerd per orgaan en over hoeveel donoren men kon beschikken. De cijfers zijn duidelijk en geven mijns inziens weinig aanleiding tot interpretatieverschillen. Voor 2006 waren er in Nederland 97 hartdonoren waarvan er 56 niet werden gebruikt en in 2007 waren er in Nederland 167 hartdonoren waarvan er 112 niet werden gebruikt. De NTS laat zien dat er voor Nederland in 2008 tenminste 201 orgaandonoren waren terwijl er slechts 26 harttransplantaties werden uitgevoerd. Waar zijn die overblijvende donorharten gebleven, is nu de vraag.
De jaren 2007 en 2008 waren overigens dieptepunten voor de harttransplantaties in Nederland, wij deden er beduidend minder dan de ons omringende landen. Ook laten de cijfers een dalende lijn zien, met 55 harttransplantaties in 2007 en 26 in 2008. Dit alles ondanks het feit dat er een derde harttransplantatiecentrum, Groningen, is bijgekomen. Overigens zouden er in Groningen in anderhalf jaar tijd slechts vier harttransplantaties zijn uitgevoerd en dat schiet natuurlijk ook niet op.
De “verdwenen” harten waren in ieder geval de reden voor de SHN om de minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) om opheldering te vragen. Deze heeft tot op heden nog geen bevredigend antwoord kunnen geven. Begrijpelijk, want hij weet dat natuurlijk zelf ook niet en is afhankelijk van zijn adviseurs. Op hun beurt moeten die adviseurs de informatie weer bij anderen halen. Zo gaat de NTS over de grote lijnen maar Eurotransplant is verantwoordelijk voor bemiddeling en toewijzing van orgaandonatieprocedures in o.a. Nederland. Men hanteert daarbij criteria die streng of minder streng kunnen worden toegepast. Natuurlijk kan Eurotransplant de minister voorhouden dat er voor de geschikte donorharten, geen geschikte ontvangers in Nederland waren. Dat verklaart echter nog niet waarom de ons omringende landen jarenlang kennelijk meer geschikte ontvangers hadden.
Maar wat gebeurt er dan met die weliswaar geschikte, maar niet gebruikte donorharten?
Ik ben toch bang dat die gebruikt worden voor andere doeleinden, kleppen of onderzoek, maar uiteindelijk, na versneden te zijn, toch worden “weggegooid”. Een en ander is natuurlijk uiterst nuttig maar zijn de families van de donoren daar ook van op de hoogte? Het is natuurlijk uiterst plezierig voor de transplantatieorganisaties om “ruim in de jas” te zitten en te kunnen putten uit een voorraad, maar is dat wel eerlijk tegenover donoren en familie?
De zaak van deze “wegwerpharten” mag daarom niet licht worden opgevat. Er worden in Nederland agressieve donorcampagnes gevoerd. Toch moeten wij niet vergeten dat het vaak zo gaat dat aan nabestaanden, op een buitengewoon moeilijk moment, toestemming wordt gevraagd om de organen van een hun geliefd persoon te mogen gebruiken. De artsen doen dit op een moment dat de nabestaanden boordevol zitten met hun verdriet. Wanneer nabestaanden die toestemming geven dan is dat op grond van een gevoel nog iets voor een ander te kunnen betekenen met het verlies van een eigen geliefd persoon. Stel dat een ouderpaar trots is dat het hart van hun kind, dat bij een verkeersongeluk om het leven kwam, verder leeft in iemand die zonder dat hart niet verder had kunnen leven. Wanneer dan later zou blijken dat het hart van hun kind niet gebruikt is maar, bij wijze van spreken, in de prullenbak is beland dan moet dat voor die ouders toch een bittere pil zijn.
Op grond van de nu ter beschikking staande gegevens zou ik de volgende conclusie willen trekken. Het feit dat de overgrote meerderheid van de donorharten niet wordt gebruikt voor transplantatie lijkt mij een klap in het gezicht van de patiënten èn van de donoren met hun families.
Tenslotte ben ik van mening dat de Nederlandse harttransplantatiecentra, op grond van de bestaande cijfers, wel eens wat meer ijver mogen tonen. Laten ze nou eens met enige voortvarendheid de ongeveer vijftig wachtenden op de Nederlandse harttransplantatielijst een helpende hand bieden. (Deze column van Prof. dr. Olaf Penn, hartchirug, verscheen op 3 maart jl. in Dagblad de Telegraaf – http://www.telegraaf.nl/)
Geef een reactie