We zijn nog niet klaar voor een confrontatie met de farmaceutische industrie
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) bracht advies uit over hoe het probleem van
dure geneesmiddelen aan te pakken. De voorzitter van de adviescommissie zei daarover in de NRC
van 9 november het volgende: ”Het is tijd voor een keiharde confrontatie met fabrikanten over
hun dure geneesmiddelen.
De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) bracht advies uit over hoe het probleem van
dure geneesmiddelen aan te pakken. De voorzitter van de adviescommissie zei daarover in de NRC
van 9 november het volgende: ”Het is tijd voor een keiharde confrontatie met fabrikanten over
hun dure geneesmiddelen. Om de prijs omlaag te krijgen, moet de Nederlandse overheid tot de
tanden bewapend de onderhandelingen over de vergoeding van een nieuw geneesmiddel ingaan.
Wie vrede wil, bereide zich voor op de oorlog”. Zie de bijlagen: ‘Farmaceut veel harder aanpakken’ en ‘De minister moet niet bang zijn voor farmaceuten’.
Opmerkelijke taal voor een voorzitter van een adviescommissie van de overheid.
Wat opvalt in publicaties over nieuwe geneesmiddelen, is dat zelfs de meest kritische
beschouwingen uitgaan van aannames die jarenlang zijn gecommuniceerd door geneesmiddelen-
producenten. Bijvoorbeeld: “Nieuwe medicijnen danken we aan de farmaceutische industrie.
De ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kost tenminste 1 miljard dollar. Hoge prijzen zijn
onvermijdelijk voor ontwikkeling van nieuwe medicijnen.”
D66-politicus Gerard Schouw, voorzitter van de geneesmiddelenverkoopvereniging, tamboereerde
afgelopen week in de NRC daar weer eens op. “Zonder rendement geen innovatie, de ontwikkeling
van medicijnen kost miljarden, slechts 1 op de 10 geneesmiddelen haalt de eindstreep”.
Deze beweringen zijn helaas ook uitgangspunt geworden van het RVS-advies. Dat stelt dat de
ontwikkelingskosten, die verantwoordelijk zijn voor de hoge prijzen, lager kunnen en dat we
nieuwe medicijnen danken aan de farmaceutische industrie. Maar zijn die premissen juist?
De kern van echte innovaties is als regel te danken aan universitaire of andere onderzoekers die
basaal onderzoek verrichten. Of zoals de hoofdredacteur van de New England Journal of
Medicine, Marcia Angell, eens schreef: “de kern van medische innovatie komt overwegend uit het
vrije onderzoek dat met publieke gelden wordt betaald en daarna wordt afgeroomd door de
farmaceutische giganten”.
Geneesmiddelenproducenten hebben een goede neus voor winstgevende innovaties, kopen die
op, ontwikkelen ze verder en brengen ze op de markt . Zelf doen ze geen basaal onderzoek.
Hoeveel geven zij uit aan innovatie? Voor de beantwoording van die vraag moeten we de
oncontroleerbare verhalen over miljarden kostende innovaties even terzijde schuiven. Op internet
staat het antwoord op die vraag namelijk gewoon te lezen in de financial annual reports.
Aan Research & Development (R & D) werd de laatste 10 jaar gemiddeld 13 % van de omzet
besteed. De vraag is dan alleen nog welk deel daarvan wordt gebruikt voor innovatie en welk
deel voor zaken die daar niets mee te maken hebben.
Allereerst de vraag welk deel van die 13% gaat naar zinloze onderzoeken die louter en alleen
worden opgezet om de verkoop te bevorderen. Met deze zogenaamde zaai-onderzoeken
(seedingtrials) zijn megabedragen gemoeid. Wereldwijd worden universiteiten en instituties
gevraagd om het product van de fabrikant aan nutteloos onderzoek te onderwerpen. Dat heeft
niets van doen met innovatie en alles met marketing. Mooi meegenomen is dan dat
wetenschappers als vertaalslag voor de financiering van hun onderzoek een rol gaan spelen bij de
promotie van nieuwe geneesmiddelen.
De seedingtrials worden In de financiële jaarverslagen niet geboekt als marketing, maar als R & D.
Veel geld wordt gestoken in onderzoeken die nieuwe geneesmiddelen gunstig moeten
positioneren. Wetenschappelijk onderzoek is een geducht marketinginstrument en in de
marketingwereld geldt: “A study not marketed, is a study not done”. Dat deze onderzoeken
worden gemanipuleerd en dat verdraaide uitkomsten worden gebruikt voor promotiedoeleinden,
is inmiddels in talrijke studies aangetoond. Ook deze marketing wordt geboekt als R & D.
Verreweg het grootste deel van de genoemde 13% van de omzet gaat echter naar de ontwikkeling
van varianten van bestaande succesmiddelen. Het gros van die varianten is niet bewezen veilig en
niet bewezen effectief. Jarenlange lobby heeft bewerkstelligd dat ze onvoldoende getest op de
markt gebracht mogen worden, zodat de patentduur ten volle benut kan worden. Keer op keer
blijkt later, nadat er miljarden aan is verdiend, dat ze niet beter zijn dan de bestaande middelen.
Dat geldt voor nieuwe kankergeneesmiddelen, alle nieuwe insulines, het nutteloze assortiment
aan inhalatoren en de peperdure nieuwe cholesterolverlagers. Om maar een greep te doen.
Het overgrote deel van de kosten voor R&D wordt opgeslokt door de ontwikkeling van deze
middelen. Van innovatie is ook hier geen sprake.
Welk gedeelte van die 13% omzet gaat wel naar innovatief onderzoek?
Bij gebrek aan voldoende gegevens blijft het bij schattingen. Vaak wordt een percentage genoemd
van tussen de 3 en 5 procent. Op een wereldomzet van ergens tussen de 1.200 en 1.400 miljard
dollar zou dat een bedrag zijn van tussen de 36 en 70 miljard dollar. Het is zeer de vraag of dat
immense bedrag besteed wordt c.q. besteed kan worden aan innovatie.
Uit deze cijfers is echter één ding wel duidelijk. Voor innovatie zijn geen hoge geneesmiddelen-
prijzen nodig. Aan marketing wordt tussen de 20 en 30 procent van de omzet uitgegeven en de
ongekend hoge winsten belopen 15 tot 20 procent van de omzet. Het enkele feit dat een
veelvoud van het innovatiebedrag wordt uitgegeven aan marketing bewijst temeer dat er
geen begin van een rechtvaardiging bestaat voor de exorbitante prijzen van geneesmiddelen.
Het dreigement “zonder hoge prijzen, geen nieuwe medicijnen” is dan ook loos, maar het sorteert
wel degelijk effect omdat er dreiging vanuit gaat. Praat met een willekeurig iemand over dure
medicijnen en u zult te horen krijgen dat het ontwikkelen van nieuwe medicijnen toch ook
bekostigd moet worden. Dat is het resultaat van succesvolle marketing. Die boodschap vormt het
fundament van de megawinsten. De bereidheid van de gemeenschap om veel voor medicijnen
te betalen, staat en valt er namelijk mee. De boodschap wordt daarom al decennialang bij iedere
denkbare gelegenheid uitgedragen.
Het RVS-advies heeft de grote verdienste dat het wegen wijst waarlangs hoge geneesmiddelen-
prijzen aangepakt kunnen worden.
Voor eensgezinde actie zullen we ons echter eerst moeten bevrijden van de gedachte dat we voor
nieuwe geneesmiddelen afhankelijk zijn van de farmaceutische industrie en dat hoge medicijn-
prijzen nodig zijn om nieuwe middelen te ontwikkelen. Pas dan zijn we klaar voor een “keiharde
confrontatie met fabrikanten” zoals gepropageerd door de voorzitter van de RVS-commissie.
Hans van der Linde, huisarts te Capelle aan den IJssel
Geef een reactie