Wat je ziet ben je zelf
Wij mensen zijn geneigd veel waarde te hechten aan wat we zien. Dat is voor ons vaak de enige waarheid. Uitdrukkingen zoals: “ik wil het eerst met mijn eigen ogen zien” en “zien is geloven (seeing is believing)”, laten zien hoeveel waarde we toekennen aan dat zien.
We zien een object, en vinden dan dat dat er echt is. Het is dan objectief vastgesteld en dan is het waar. Dit in tegenstelling tot iets dat als subjectief beschouwd wordt. Dat heeft een negatievere lading. Bij beschrijvingen van objectief en subjectief valt op dat objectief met feiten te maken heeft en subjectief met onze inkleuring van de feiten.
Maar….. hoe weten we zeker dat wat we zien ook feitelijk zo is. Is niet alles wat wij met onze zintuigen waarnemen subjectief? In het non-dualisme is een object helemaal geen feit. Objecten zijn dan zelfs illusies (maja in het Sanskriet). Er wordt iets waargenomen, maar het krijgt een, door onszelf, ingekleurde betekenis.
In het materialisme is materie de basis van alles en is bewustzijn een bijproduct daarvan, de hersenen bestaan uit materie en het bewustzijn is een product van de hersenen. Non-dualisme gaat juist uit van het principe dat alles Bewustzijn is en dat materie de illusie (maja) is. Alle objecten en levende wezens zijn activiteiten van Bewustzijn, die door ons als materie geïnterpreteerd worden.
Ik ga proberen uit te leggen wat ik met de titel van deze column bedoel. We zeggen dat we zien met onze ogen, maar in feite zijn onze ogen organen die het licht omzet in elektrische signalen die door de oogzenuw worden geleid naar een specifiek gedeelte van de hersenen. De signalen die daar dan weer vandaan komen vormen bij ons een bepaald beeld. De eerste vraag is dan ook, of dat beeld identiek is aan het object waar we ons oog op hebben laten vallen. De natuurkundigen hebben laten zien dat “materie” bestaat uit hele kleine deeltjes met heel veel ruimte ertussen. Dit zien we niet met ons blote oog. Dat is het eerste bewijs dat de beeldvorming, die op een of andere manier in onze geest ontstaat, niet klopt met de werkelijkheid. Vervolgens gaat dat beeld door ons geïnterpreteerd worden. Het krijgt een naam en de nuanceverschillen worden benoemd als kleuren.
Dit is allemaal aangeleerd. Onze ouders en andere medemensen hebben ons ooit geleerd dat de vorm die we zien bijvoorbeeld een boom is, die bestaat uit een bruine stam, takken en groene bladeren. De Nederlandstalige mensen hebben in een ver verleden afgesproken dat dit zo heet, net zo goed als Engelstaligen hebben geleerd om dit beeld een “tree” te noemen, met de kleuren brown en green.
Feitelijk zien we geen boom, we zien een beeld dat past bij de beschrijving van een boom. Het beeld wordt door ons geïnterpreteerd als een boom. Als een kind vervolgens een struik aanziet voor een boom, wordt het op grond van de interpretatie van de volwassene gecorrigeerd en leert dan het verschil te zien tussen een boom en een struik. Vervolgens worden de beelden beoordeeld als mooi, lelijk, leuk, eng, etcetera.
Dus, wat we zien klopt waarschijnlijk al niet met de werkelijkheid en wordt daarna ook nog eens een naam, één of meerdere kleuren en een beoordeling. Hoe kunnen we dan nog zeggen dat zien geloven is. Wat we zien is persoonlijk en dus subjectief. Als wij ons daarvan bewust zijn en ook weten dat dit geldt voor alle sensaties, die we via al onze zintuigen gewaarworden, dan weten we dat onze waarheid niet die van een ander hoeft te zijn, waardoor we hopelijk ook meer open gaan staan voor meningen van anderen. Dat zou de tolerantie ten goede komen.
HARTegroet,
Jan Chin
Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.
Geef een reactie