‘Voedingswetenschap en geneeskunde moeten veel meer samenwerken’
woensdag 23 januari 2019, door
Hartpatiënten Nederland
De voedingswetenschap en de geneeskunde staan voor een gemeenschappelijke uitdaging: het terugdringen van voedingsgerelateerde ziektelast. Er zijn circa 8 miljoen mensen in Nederland met chronische, niet-overdraagbare aandoeningen. Ongezonde voeding en leefstijl zijn verantwoordelijk voor 45-70 procent van de totale ziektelast.
De voedingswetenschap en de geneeskunde staan voor een gemeenschappelijke uitdaging: het terugdringen van voedingsgerelateerde ziektelast. Er zijn circa 8 miljoen mensen in Nederland met chronische, niet-overdraagbare aandoeningen. Ongezonde voeding en leefstijl zijn verantwoordelijk voor 45-70 procent van de totale ziektelast. ‘Voedingswetenschap en geneeskunde zouden daarom veel meer moeten samenwerken. Samen zijn zij een “dreamteam”. Er is bovendien een schat aan gegevens beschikbaar via elektronische patiëntendossiers en de potentiële gezondheidswinst bij patiënten is groot’. Dat stelde prof. Gerjan Navis, internist-nefroloog in het UMCG en hoogleraar Voeding in de Geneeskunde aan Rijksuniversiteit Groningen; zij is actief betrokken bij het Healthy Ageing programma. Ze deed deze uitspraken op 17 januari 2019 tijdens een publiekslezing voor de Nederlandse Academie van Voedingswetenschappen (NAV) in Driebergen.
De geneeskunde van tegenwoordig is sterk in de behandeling van afzonderlijke ziekten. Navis: ‘Maar in een vergrijzende samenleving komen afzonderlijke ziekten bijna niet voor. Ouderdomsziekten komen meestal niet alleen en ouder worden is dus “kwalen stapelen”. Deze stapeling van ziektebeelden, vaak multimorbiditeit genoemd, is eerder regel dan uitzondering.’ De huidige behandeling van chronische ziekten heeft volgens Navis een belangrijk zwak punt: ‘Elke afzonderlijke aandoening wordt op basis van evidence based medicine behandeld. Hierbij wordt gegeven de stand van de (medische) wetenschap van dat moment, de best denkbare keuze voor behandeling van die aandoening gemaakt. Bij multimorbiditeit wordt hier een optelsom van gemaakt. Dat heeft veel nadelen. Het is duur, ingewikkeld, gaat gepaard met veel bijwerkingen en er zijn conflicterende richtlijnen. Kortom: het geeft een hoge belasting voor patiënt en samenleving’.
Kloof tussen wetenschap en praktijk
Voor de behandeling van multimorbiditeit is echter vrijwel geen evidence based medicine beschikbaar. Navis: ‘Dit illustreert de kloof tussen de wetenschap en de praktijk. In gerandomiseerde studies zijn gecontroleerde omstandigheden nodig, maar de complexe werkelijkheid ziet er anders uit. Als iets in onderzoek onder gecontroleerde omstandigheden werkt, is het nog maar de vraag of het ook in het echte leven werkt.’ De kloof tussen wetenschap en praktijk is ook voor de voedingswetenschappen relevant, en in feite (zoals gesteld door de beweging Science in Transition) voor de hele wetenschap een probleem.
Meer voedingsonderzoek in zorgsector
Hoe moet het dan wel? Volgens Navis moeten we de praktijk juist omarmen als studieobject en veel meer voedingsonderzoek doen in de zorgsector. Sinds ze dat zelf doet, door bijvoorbeeld systematisch te meten wat mensen daadwerkelijk eten, is er ‘een wereld opengegaan’. Navis illustreerde dit met enkele voorbeelden uit de nefrologie. Navis: ‘Hoge bloeddruk is goed met medicijnen te behandelen: in principe beschermt dat hart en nieren. Bij her analyse van gegevens uit bestaand onderzoek ontdekten we echter, dat de zoutinname de beschermende werking van het geneesmiddel negatief beïnvloedt. De bloeddrukverlaging leidt niet tot hart- en nierbescherming als mensen teveel zout eten. Let wel: dit zijn medicijnen die in Nederland zeer veel worden gebruikt, en waarbij vrijwel nooit wordt gecheckt hoeveel zout iemand binnenkrijgt’.
Richtlijnen goede voeding volstaan niet altijd
Een ander voorbeeld is onderzoek naar de relatie tussen de eiwitinname en sterfte bij patiënten na een niertransplantatie. Navis: ‘Bij deze patiënten voeren we standaard een 24-uurs urinemeting uit. Dat levert een goede maat voor de eiwitconsumptie. Zo ontdekten we dat een eiwitinname volgens de richtlijnen – dus 0,8 tot 1 gram per kilogram lichaamsgewicht per dag – te laag is voor deze patiëntengroep. Het bleek gepaard te gaan met een hogere sterfte. Na een niertransplantatie hebben patiënten dus blijkbaar meer eiwit nodig, en dat bleek ook te gelden voor een aantal vitamines.’ De richtlijn bleek, bij gebrek aan patiëntonderzoek, gebaseerd op extrapolatie van de algemene bevolking. Navis: ‘Dit geeft aan dat wat goed is voor de algemene bevolking, niet per definitie ook goed is voor patiënten. De Richtlijnen goede voeding hebben voor hen dus aanpassing nodig; daarbij doen we graag een beroep op de voedingswetenschappen! ’ Volgens Navis laten deze voorbeelden ook zien dat de geneeskunde een rijke bron is van voedingsgegevens, met bovendien uitzicht op gezondheidswinst op korte termijn. Navis: ‘We zitten op een goudmijn, die een belangrijke brug kan slaan tussen wetenschap en praktijk: goed voor de patiënt, goed voor de zorgkosten, en een nieuwe uitdaging voor de voedingswetenschappen! En het mooie is: voeding is belangrijk bij vrijwel alle aandoeningen, dus misschien gaan we ook voor de multimorbiditeit betere oplossingen vinden. De zorgsector wordt wat mij betreft het nieuwe walhalla voor het voedingsonderzoek!’
Lees over dit onderwerp ook bijgaand interview met Gerjan Navis in KennisInZicht, het wetenschappelijke
magazine van het UMCG.