Verlaging geneesmiddelenprijs hindert ontwikkeling nieuwe medicijnen
De verlaging van geneesmiddelenprijzen zal op ernstige wijze het aantal nieuwe medicijnen dat de markt haalt aantasten.
Dit werd getoond in een onafhankelijk onderzoek uitgevoerd door ESMT Competition Analysis (ESMT CA).
Voor het eerst levert de studie over ‘Farmaceutische innovatie en prijsregulering’ een duidelijk model en kwantificeert het directe verband dat gelegd kan worden tussen strikte regulering en lage innovatie. Nieuwe produkten die hoogstwaarschijnlijk het meest aangetast worden door de harde prijsregulering zijn onder andere antibiotica, medicijnen voor hart- en vaatziekten, en behandelingen voor ziekten van het immunologische systeem zoals multiple sclerosis en chronische meningitis.
“Ons onderzoek laat de gevolgen zien die prijs- en vergoedingsreguleringen op farmaceutische innovatie kunnen hebben. Ook wordt duidelijk dat bij onjuiste toepassing hiervan, regulering de waarde van farmaceutische projecten niet alleen verlaagd, maar ook de beschikbare middelen om deze uit te voeren beperkt,” aldus Dr. Hans W. Friederiszick van ESMT CA. “Rationele beleggers zullen natuurlijk kijken naar de meest rendabele investeringskeuzes, en daarom heeft de regulering een directe invloed op het aantal medicijnen dat ontwikkeld wordt en hun kenmerken.”
Voor nieuwe antibiotica wordt de verwachte rentabiliteit (bekend als Expected Net Present Value, ENPV) in de eerste fase van de klinische onderzoeken met 100% verlaagd onder een prijsmodel dat op grote schaal in de EU gehanteerd wordt. Ook bestaat er een reductie van de ENPV, hoewel in mindere mate, tijdens de volgende stadia van klinische onderzoeken. Andere medicijnen met lagere marges en/of omzet worden op een gelijksoortige manier aangetast.
De ESMT CA-analyse werd uitgevoerd in opdracht van Novartis en is gebaseerd op een unieke simulatie van het besluitvormingsproces van een representatieve farmaceutische onderneming, dat is gekalibreerd op basis van publiek beschikbare gegevens. Het model trekt conclusies uit de gesimuleerde activiteiten van het farmaceutische bedrijf, waarbij rekening wordt gehouden met parameters voor de kosten van nieuwe productontwikkeling, de waarschijnlijkheid van falen tijdens klinische onderzoeken, en de waarschijnlijkheid dat een eindproduct door reguleerders niet als duidelijk innovatief wordt gezien.
Europese regeringen gebruiken steeds vaker prijsmodellen als hulpmiddel voor kostencontrole in de openbare gezondheidssector. zij erkennen echter niet altijd de invloed die deze modellen hebben op de productwaarde, en daarmee ook op de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. External Price Benchmarking (EPB), een wijdverbreid model dat in OESO-landen wordt gehanteerd, leidt tot een verlaging van 5,7% in de farmaceutische portfoliowaarde van een representatief bedrijf in de ESMT CA-simulatie. Internal Reference Pricing (IRP), dat gehanteerd wordt in 17 lidstaten van de Europese Unie en in 3 OESO-landen, leidt tot een waardeverlies van 11,7%. Het feit dat sommige regio’s in de wereld IRP hanteren en andere EPB, maakt dit probleem alleen maar groter, omdat de interne prijzen vervolgens naar externe markten geëxporteerd worden. Hierdoor verliest de pharmaceutische portfolio in totaal 19,8% van haar waarde.
Alle vormen van prijsregulering, in vergelijking met marktgebaseerde prijzen, leiden er waarschijnlijk toe dat projecten minder waard worden en de hoeveelheid beschikbare middelen voor R&D activiteiten omlaag gaat. Indien prijzen lager zijn dan de marktwaarde, zowel in het geval van IRP als IPB, betekent dit dat er minder geld beschikbaar is voor investering in nieuwe producten. IRP kan leiden tot het falen van een productlancering bij één op de tien producten, waarvan de helft hoog innovatief is. Dit komt door het feit dat IRP innovatieve medicijnen die onlangs gelanceerd zijn kan groeperen met medicijnen waarvan de patentduur verlopen is of op het punt staat te verlopen. Dit leidt ertoe dat de levenscyclus van innovatieve geneesmiddelen verkort wordt, zodat er een veel lagere prikkel voor innovatie onstaat.
Bovendien prefereren huidige prijsmodellen vaak farmaceutische ‘breakthrough’ (baanbrekende) innovaties boven ‘follow-on drugs’, of stapsgewijze verbeteringen. Bijvoorbeeld, in een vorm van IRP die in 2004 in Duitsland geïntroduceerd werd, hebben de later-in-class drugs altijd de relevante first-in-class drug als prijsreferentie gehad, zelfs als ze nieuwe en gunstige kenmerken vertoonden. Dit kan tot gevolg hebben dat er een ander idee van “innovatie” bestaat voor patiënten en apothekers. Een statine-geneesmiddel kan bijvoorbeeld opnieuw worden ontwikkeld om minder neveneffecten te hebben of gunstiger te zijn voor een bepaalde groep van patiënten. Hoewel dit voor de patiënt een innovatieve ontwikkeling kan zijn, is het niet noodzakelijkerwijze genoeg voor de reguleerder om ook daadwerkelijk een gunstige prijsregulering toe te passen. Het rapport geeft daarom ook de noodzaak aan om zowel de ‘first in class’ als de ‘best in class’ producten te ondersteunen, in plaats van vanuit regelgevend gezichtspunt slechts onderscheid te maken tussen ‘breakthrough’ producten en al het andere.
Bron: Verpleging en verzorging
Geef een reactie