Ook zaken onderzoeken waar geen commercieel belang achter zit
Dr. Peyman Sardari Nia is cardiothoracaal chirurg in het Maastricht UMC (MUMC), en in dit magazine houdt hij de lezers op de hoogte van de interessante onderwerpen binnen de hartchirurgie. Deze keer vertelt hij over de financiering van wetenschappelijk onderzoek.
“Om de medische zorg te kunnen blijven ontwikkelen, zijn we natuurlijk afhankelijk van wetenschappelijk onderzoek”, legt Peyman Sardari Nia uit. “Er zijn verschillende soorten onderzoeksmethoden. In de eerste plaats fundamenteel onderzoek: dit heeft niet als primair doel om een nieuw geneesmiddel of behandelmethode te ontwikkelen, maar is meer gestuurd vanuit de wens om bijvoorbeeld te begrijpen hoe een bepaalde ziekte ontstaat. Translationeel onderzoek gaat over het bedenken of toepassen van nieuwe technologieën binnen de zorg: denk aan het gebruikmaken van AI-technieken, of van moderne communicatiemiddelen om patiënten op afstand te consulteren in de tijd van covid. Dan heb je nog klinisch onderzoek, waarbij we bijvoorbeeld moeten bewijzen dat een nieuw geneesmiddel of een nieuwe behandelmethode veilig is en van meerwaarde voor de patiënt.”
Klinische studies kunnen op verschillende manieren worden opgezet, legt Sardari Nia uit. “De meeste van die onderzoeken zijn op basis van retrospectieve studie: we hebben bijvoorbeeld in tien jaar tijd 10.000 patiënten behandeld in ons ziekenhuis en kunnen terugkijkend behandelmethode A vergelijken met behandelmethode B. Het nadeel van retrospectieve studies is dat ze vaak wel een goede indicatie geven, maar zelden een sluitende conclusie. Dit komt doordat er veel bijkomende factoren en data zijn die storend zijn. De hoogste graad van evidentie bereik je met een gerandomiseerde studie, waarin je van tevoren een onderzoeksvraag vaststelt en gedetailleerd vastlegt wat je nodig hebt om tot een betrouwbare conclusie te komen. Via loting wordt dan gezorgd dat de twee patiëntengroepen volledig gelijkwaardig zijn. Stel dat de ene groep in verhouding bijvoorbeeld meer oudere patiënten bevat en de andere groep meer jongere, dan kan dit het onderzoeksresultaat beïnvloeden. Met een gerandomiseerde studie krijg je gelijke verdeling over de groepen. Helaas kost het opzetten van een dergelijke studie veel geld.”
Onafhankelijkheid bewaren
Gerandomiseerde studies voor cardiovasculaire interventies worden daarom vaak gefinancierd door de industrie: de fabrikant van een nieuw geneesmiddel of een nieuwe device. “De producent heeft een product ontwikkeld en wil onderbouwen dat de behandeling zinvol en veilig is, zodat het kan worden toegepast binnen de zorg”, legt Sardari Nia uit. Hij benadrukt dat de studies uitgevoerd worden door opgeleide artsen en onderzoekers en er allerlei protocollen zijn om de onafhankelijkheid te bewaken. “Tegelijkertijd kan het wel zo zijn dat de industrie het onderzoek op een manier opzet die gunstiger is om het beoogde resultaat te bereiken. We moeten nadenken hoe we dit in de toekomst kunnen veranderen. Ook als de industrie het onderzoek betaalt, zou het bijvoorbeeld uitgevoerd moeten worden door een volledig onafhankelijke entiteit. Als de industrie bereid is om veel geld uit te geven aan onderzoek, met als gevolg dat zij honderden miljoenen verdienen aan het op de markt brengen van een geneesmiddel of device – zouden zij een deel van dit geld beschikbaar kunnen stellen voor het opzetten van een onderzoek dat volledig onafhankelijk is.”
Publicaties
Een ander aandachtspunt is de publicatie van de resultaten van wetenschappelijke onderzoeken. Die publicaties zijn belangrijk voor de onderzoekers, omdat verspreiding van de onderzoeksconclusies onder andere medische professionals leidt tot verbetering van de medische zorg, zowel nationaal als internationaal. “Er zijn geloof ik wel 10.000 verschillende medische tijdschriften die wetenschappelijke onderzoeken publiceren’, zegt Sardari Nia. “Artsen die onderzoek doen, krijgen daar vaak niet voor betaald, je moet het zien als een verlengde van je functie. Als je een onderzoek hebt uitgevoerd, schrijf je een resultaat en stuurt die naar een journal. Vervolgens zijn er externe reviewers en editors – ook artsen en medisch experts – die het artikel beoordelen, controleren en eventueel herschrijven. Ook zij krijgen hiervoor over het algemeen niet betaald. De uitgeverijen die de tijdschriften uitgeven, verdienen daarentegen ongelooflijk veel geld met de publicaties, via abonnementen en lidmaatschappen. Daarnaast is het een trend om een open acces fee te vragen aan de onderzoekers: een bedrag van 2000 tot 5000 euro per artikel om te zorgen dat wetenschappelijke kennis voor iedereen beschikbaar is en niet alleen voor een selecte groep abonnees. Deze open access fee wordt vaak betaald uit onderzoeksfondsen. Met andere woorden: er is een hele industrie die enorm veel geld verdient aan gratis werk van artsen en onderzoekers en waar vaak ook nog budget van ziekenhuizen en universiteiten naartoe gaat. Daar moet iets aan gedaan worden, vind ik.”
Een oplossing zou volgens hem bijvoorbeeld kunnen zijn dat een deel van het geld dat uitgeverijen verdienen aan wetenschappelijk onderzoek wordt gebruikt om onderzoekers te compenseren. “Daarmee bedoel ik niet de arts persoonlijk, ook al doet hij vaak gratis werk, maar het geld kan bijvoorbeeld naar een potje dat binnen het ziekenhuis of de universiteit gebruikt kan worden voor fundamenteel, onafhankelijk onderzoek, of voor klinische, gerandomiseerde studies zonder commercieel doel, als tegengewicht tegen de door de industrie gefinancierde studies. Er zijn immers ook veel zaken die artsen en onderzoekers graag zouden willen onderzoeken waar geen commercieel belang achter zit, bijvoorbeeld een operatiemethode die waarschijnlijk óók goed en veilig is, maar waar bijvoorbeeld geen geneesmiddel of device voor nodig is. Het is absurd dat we deze onderzoeken vaak niet kunnen uitvoeren, omdat artsen, onderzoekers, ziekenhuizen en universiteiten het geld hiervoor niet bij elkaar kunnen krijgen zonder hulp van de industrie.”
Tekst: Marion van Es
Peyman Sardari Nia | © Fotografie Léon Geraedts
Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.
Geef een reactie