Nieuwe technieken maken dierproeven overbodig
Kak Khee Yeung is vaatchirurg in het Amsterdam UMC en doet daarnaast onder meer onderzoek naar aorta aneurysma. In iedere editie van HPNLmagazine houdt ze ons op de hoogte over haar werk en de nieuwste ontwikkelingen binnen haar vakgebied. Dit keer vertelt ze over haar biobank.
Kun je iets vertellen over de biobank?
“Vijftien jaar geleden heb ik in het VUmc – zoals dat toen nog heette – een biobank opgericht. Biobanken maken gebruik van biologisch materiaal, zoals bijvoorbeeld weefsels, DNA en bloed, om wetenschappelijk onderzoek te doen. Ik begon destijds met restweefsel dat overbleef na een operatie en anders bij het medisch afval belandde. Dat kon toen nog zomaar, mits anoniem. Tegenwoordig hebben we een speciale ethische toetsingscommissie voor de biobank. We vragen patiënten dus eerst of ze het goed vinden dat we hun materiaal gebruiken voor onderzoek naar hart- en vaatziekten.”
En wat gebeurt daar dan precies mee?
“We gebruiken dat bloed, weefsel en DNA om proeven mee te doen. In de beginjaren ging dat nog niet zo snel, omdat het restweefsel ‘dood’ was. Je kunt dan geen levende structuren en cellen bekijken. Om die reden worden medische proeven soms op dieren gedaan, maar in het geval van hart- en vaatziekten is dat niet ideaal. Varkens lijken qua vaatstelsel, weefselstructuren en de grootte van het hart het meest op de mens, maar qua leefstijl zijn ze compleet verschillend. Als iemand bijvoorbeeld rookt of diabetes heeft, zie je dat terug in de cellen. Die complexe situatie kun je natuurlijk nooit nabootsen bij een dier.”
Dus de biobank maakt het gebruik van dierproeven overbodig?
“Het zou fijn zijn om volledig dierproefvrij te werken, maar sommige chirurgische technieken zijn nog lastig te simuleren zonder proefdieren. Een nieuwe operatiemethode of product wil je immers niet oefenen op een patiënt. Tegenwoordig hebben we gelukkig The Amsterdam Skill Centre, waar de chirurgische technieken geleerd kunnen worden zonder dieren. Voor mijn onderzoek gebruik ik al zo’n tien jaar geen dieren meer. En ook al zo’n zes jaar geen dood weefsel, omdat er nieuwe, geavanceerde technieken zijn. Ik ben er nu in geslaagd om weefsel levend te houden en daar cellen uit te kweken.”
----