Huisarts doet meer in minder tijd
Dit blijkt uit NIVEL-onderzoek waarop Michael van den Berg woensdag 9 juni promoveerde bij Tranzo aan de universiteit van Tilburg.
Tussen 1987 en 2001 is de vraag naar huisartsenzorg met ongeveer 10% toegenomen. In diezelfde periode zijn huisartsen minder uren gaan werken: van gemiddeld 53 naar 44 uur. Ze verlenen dus meer zorg in minder tijd. Michael van den Berg beschrijft een aantal ingrijpende organisatorische veranderingen in de huisartsenzorg en is nagegaan in hoeverre deze hebben geleid tot minder werkbelasting. Zo verrichten praktijkassistenten meer medische taken, wordt er tegenwoordig gewerkt in huisartsenposten, leggen huisartsen minder visites af en hebben ze meer telefonische contacten waardoor ze tijd besparen.
Vermindering werkuren
Al deze factoren hebben in uiteenlopende mate bijgedragen aan de reductie van het aantal werkuren. Ondanks de hoge verwachtingen van delegatie van taken aan assistenten en ondersteuners blijkt de werklast hierdoor lang niet altijd te verminderen. De komst van huisartsenposten daarentegen heeft wél enorm bijgedragen aan de afname van de werkbelasting, vooral door de andere opzet van de avond-, nacht- en weekenddiensten. Huisartsen hoeven daardoor tot 70% minder tijd te besteden aan deze diensten.
Deeltijdwerken
In 1987 waren er veel meer mannelijke huisartsen dan vrouwelijke huisartsen en werkten vooral vrouwen in deeltijd. In 2001 waren er nog wel meer mannelijke huisartsen, maar werkten ook die veel meer in deeltijd. Michael van den Berg: “Dat huisartsen tegenwoordig minder werken dan vroeger wordt vaak ten onrechte toegeschreven aan de feminisering van het beroep, want ook de jonge, mannelijke huisartsen werken vaak in deeltijd.”
Richtlijnen
Van den Berg keek ook naar de invloed van de werkbelasting op de kwaliteit. Huisartsen werken volgens professionele richtlijnen. Echter, deze worden lang niet altijd gevolgd. Huisartsen blijken aanbevelingen die veel tijd kosten minder trouw te volgen dan aanbevelingen waarmee ze tijd kunnen besparen. De extra tijd die sommige richtlijnen vragen, blijkt zelfs de belangrijkste factor om een richtlijn niet te volgen.
Weinig artsen, veel patiënten
Het onderzoek is gebaseerd op de Eerste en de Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk, uit respectievelijk 1987 en 2001. Sinds die tijd is er veel veranderd in de huisartsenzorg. Wel heeft Nederland vergeleken met andere landen nog altijd zeer weinig huisartsen ten opzichte van het aantal patiënten. Michael van den Berg: “Dat wringt enigszins met het hedendaagse gezondheidszorgbeleid dat erop is gericht zorgaanbieders te laten concurreren op kwaliteit. De meeste huisartsen staan eerder voor de uitdaging hun werklast binnen de perken te houden, dan om patiënten aan te trekken.”
Bron: Nivel
Geef een reactie