Gebroken
Albert Megens is mijn wereldkampioen wielrendichten. Twee wielerbundels publiceerde hij: Buigen voor een jonkheer, en Ode aan de Pijn. Het eerstgenoemde boek kun je pas lezen als je het van een miniatuurwielrenshirt hebt ontdaan, het tweede is een ode aan de legendarische baanrenner Jan Pijnenburg. Het zijn twee poëtische regenboogtruien. De derde is in de maak.
Albert Megens is mijn wereldkampioen wielrendichten. Twee wielerbundels publiceerde hij: Buigen voor een jonkheer, en Ode aan de Pijn. Het eerstgenoemde boek kun je pas lezen als je het van een miniatuurwielrenshirt hebt ontdaan, het tweede is een ode aan de legendarische baanrenner Jan Pijnenburg. Het zijn twee poëtische regenboogtruien. De derde is in de maak.
Requiem voor een wielrenner, zo moet de bundel gaan heten. Met als ondertitel, ‘Een eerbetoon aan jonge hartdoden uit de wielrennerij in de lage landen’. Het plakboekje laat zien dat Megens zich zorgvuldig voorbereidt. Hij correspondeert met nabestaanden, gaat in wielercafés op zoek naar contactpersonen, maakt foto’s als hij bij een graf staat. ‘Wat ik schrijf, wil ik niet uit mijn duim zuigen.’
Maar dat alles is slechts de proloog. Dan begint het zware werk. Ooit moet al die feitelijkheid poëzie worden, elk gedicht liefst een klassieker. Op de voorkant van het plakboekje heeft hij een foto van een tak geplakt die in bloei staat. Als ik vraag wat dat is, antwoordt Megens, dat dat een bloeiende dicentra is: ‘De volksnaam is ‘gebroken hart’.’ Dat zijn de feiten. ‘In Brabant’, zegt Megens, ‘noemen ze het ‘Gebroken hart van Onze-Lieve-Vrouw’. En dan is het poëzie.
Deze Column verscheen eerder in het Hartbrug-Magazine
Geef een reactie