default-header
HomeNieuws‘Dé wonderbehandeling bestaat niet’

‘Dé wonderbehandeling bestaat niet’

Geen onderdeel van een categorie

vrijdag 9 augustus 2019, door Hartpatiënten Nederland

Dit jaar volgen we in Hartbrug Magazine de werkzaamheden van Dr. Peyman Sardari Nia, die als cardiothoracaal chirurg werkt in het Maastricht UMC+. In dit nummer vertelt hij meer over de mogelijkheid om operaties uit te voeren op een kloppend hart.

Wat houdt dat precies in, een operatie op een kloppend hart?

‘Of we nu opereren via het borstbeen of via kleine snedes in de zij: conventioneel wordt de patiënt dan verbonden aan een hartlongmachine en wordt het hart stilgelegd. We openen het hart en gaan naar binnen om te zien wat er mis is. Het hart is dan leeg en stil, waardoor je goed kunt zien hoe de mitraalklep in elkaar zit. Als we op kloppend hart opereren, hebben we geen direct zicht op structuren binnen het hart, maar wel een indirect zicht via echobeelden (2D zwart-wit beelden). Op grond van deze live-echobeelden kunnen we de klep repareren.’

Waarom werd dit nog niet eerder zo gedaan?

‘Enerzijds omdat de technieken hiervoor nog niet ver genoeg ontwikkeld waren, anderzijds omdat er ook speciale instrumenten gemaakt moesten worden. Deze zijn namelijk totaal anders dan de instrumenten die je gebruikt op een stilgelegd hart. Beide ontwikkelingen kosten tijd en geld. Omdat een defect aan de mitraalklep relatief vaak voorkomt, wordt hier gelukkig wel veel in geïnvesteerd. Momenteel zijn er meer dan vijftig verschillende technieken die worden ontwikkeld en getest. Dat lijkt veel, maar – zoals ik in eerdere edities al uitlegde – zijn er talloze verschillende problemen bij de mitraalklep en voor ieder probleem is een andere techniek. Eén van de technieken die inmiddels voldoende getest is om te kunnen invoeren, is bedoeld voor mensen die last hebben van een mitraalklep die ‘doorslaat’. De koordjes die de klep aan de kamer verbinden, zijn dan kapot. Tijdens de operatie plaatsen we nieuwe koordjes. Omdat de echobeelden op het kloppende hart worden gemaakt, weten we exact welke lengte van de koordjes ideaal is om te zorgen dat de klep niet gaat lekken. Deze techniek gebruiken we inmiddels in Maastricht, als enige centrum in Nederland.’

Worden alle patiënten nu op deze manier geopereerd?

‘Nee, zeker niet. Zoals gezegd heb je speciale instrumenten nodig voor een operatie op een kloppend hart. En de instrumenten die wij nu hebben, zijn alleen geschikt voor een kleine subgroep van patiënten. De klep moet anatomisch bepaalde kenmerken hebben om in aanmerking te kunnen komen voor deze techniek. En zelfs als dat het geval is, kiezen we op dit moment nog vaak voor de conventionele methode. Dit heeft ermee te maken dat de techniek nog in de kinderschoenen staat en we nog niet precies weten wat de langetermijngevolgen zijn. Een hartklep die op de conventionele manier gerepareerd is, gaat meestal nog 10 tot 20 jaar mee. Hoe lang dat met de nieuwe methode is, weten we nog niet, omdat we pas resultaten hebben van 3 á 4 jaar.’

Dat klinkt alsof de klassieke methode een veiligere optie is…

‘Wel als je puur kijkt naar de langetermijngevolgen. Er is echter ook een groep patiënten voor wie dit minder belangrijk is, bijvoorbeeld omdat ze een leeftijd hebben waarop kwaliteit van leven belangrijker is dan de levensduur. Of omdat ze fysiek te zwak zijn om een conventionele operatie aan te kunnen. Het grote voordeel van de nieuwe techniek is namelijk dat het minder belastend is voor het hart dan de klassieke methode. Als je iemand aansluit op een hartlong-machine, ligt het hart tijdens de operatie minstens een uur stil. De hartspier wordt hier lui van, waardoor deze meer moeite moet doen om het naderhand weer over te nemen van de machine. Dit kan complicaties veroorzaken. Voor sommige patiënten is de nieuwe techniek dus gunstiger, omdat ze hierdoor sneller herstellen en op de korte termijn meer kwaliteit van leven hebben.’

Zal in de toekomst wél iedere patiënt op het kloppend hart worden geopereerd?

‘Over honderd jaar misschien wel, maar voorlopig zijn we nog niet zo ver. Dat is altijd het probleem met innovatie, het duurt jaren voor een nieuwe techniek helemaal verfijnd is. En dan nog blijft het slechts één techniek, dat is heel belangrijk om te beseffen. Je moet het zien als ‘tool in a toolbox’: er komen steeds meer tools bij, maar nog steeds moet je in iedere situatie opnieuw kijken welk gereedschap het meest geschikt is voor welk patiënt. Vroeger ging je er vanuit dat een nieuwe techniek altijd een verbetering was van de vorige. We waren op zoek naar die ene wonderbehandeling. Maar dé wonderbehandeling bestaat niet. Wat ervoor in de plaats komt is een concept van Personalized Medicine: we gaan per patiënt bekijken voor welke methode patiënt anatomisch het beste geschikt is en bij welke methode de patiënt persoonlijk het meeste baat heeft.’

Wat is ervoor nodig om dit te bereiken?

‘Ten eerste is het belangrijk dat dit soort keuzes gemaakt worden met een hartteam, en niet door één enkele expert. Als een chirurg of een cardioloog een bepaalde techniek niet beheerst, zal hij deze immers ook minder snel aanraden. Hoe meer experts dus onderling overleggen, hoe groter de kans dat een patiënt de procedure krijgt die voor hem het beste is. Ten tweede is het belangrijk dat de nieuwe technieken ook op de juiste manier worden gebruikt. Dus, zoals ik vorige keer uitlegde, met behulp van 3D reconstructie, 3D-printing en simulatie nagaan of een patiënt geschikt is voor een bepaalde methode. Een nieuwe techniek is immers alleen een vooruitgang als deze goed wordt uitgevoerd. Een goede training zal ook bijdragen aan kwaliteit. De situatie is dus nog niet ideaal, maar we staan aan het begin van een totaal andere manier van behandelen.’
Tekst: Marion van Es
Fotograaf: Jan-Paul Kuit

Voor meer artikelen klik hier


Geef een reactie