De bloedsomloop door de microscoop
Bloed is een orgaan, het enige vloeibare orgaan in ons lichaam. Het is oneindig veel meer dan een roodkleurige vloeistof ter vulling van ons ‘omhulsel’. Bloed leeft, bewaakt, signaleert, is ‘afleesbaar’ en vertelt daarmee hoe het met ons gaat.
Het zorgt niet alleen voor de aanvoer van zuurstof en andere noodzakelijke voedingsstoffen naar elk van onze cellen, maar het regelt ook de afvoer van koolzuurgas en tal van andere schadelijke producten die ons lichaam voortbrengt.
Daarin zorgt het voor een leefbare balans. Ook speelt bloed een cruciale rol in ons afweersysteem, slaat het alarm wanneer gevaar dreigt doordat bijvoorbeeld een ziekteverwekker al tot de bloedbaan is doorgedrongen, communiceert het (onder meer via hormonen) met organen en is het betrokken bij het regelen van de lichaamstemperatuur. Om maar enkele functies te noemen…
Kortom, een complex en ingenieus orgaan met grote invloed en verantwoordelijkheden. Bloed houdt heel wat meer in dan vele eeuwen geleden werd gedacht. Er was een tijd dat wetenschappers meenden dat de bloedstroom in het lichaam van de mens zich gedroeg als ‘de getijden van de zeeën en oceanen’, als ging het om een ‘eb en vloed die werden aangestuurd vanuit de lever’. Onzin weten we nu; maar bijna klinkend als de elementen uit een gedicht.
De eerste die ontdekte dat het bloed wordt rondgepompt in het lichaam was de Britse arts William Harvey (1578-1657). Maar het was meer logisch denken dan dat Harvey die werking ook zelf met het oog had waargenomen. Hij wist inmiddels van de kleppen in de aders en vergeleek het systeem met een waterpomp die een vloeistof één richting opstuwt. Harvey’s beschrijving van de bloedsomloop is een van de grootste wetenschappelijke vindingen in de geschiedenis van de zelfontdekking van de mens.
Maar nogmaals: gezíen heeft Harvey de bloedstroom nooit. Die ‘primeur’ was voor onze landgenoot Thonis Philipszoon, de zoon van de Delftse mandenmaker Philip Antonyszoon. Hij noemde zich later ‘Antoni van Leeuwenhoek’ en zou de microscoop ontdekken en er het bloed van dier en mens mee bestuderen. Als de amateurwetenschapper die zich in hem ontpopte ontwikkelde hij zich tot ‘de grondlegger van de microbiologie’, zoals wij hem (er)kennen.
Thonis Philipszoon werd geboren in oktober 1632, vlak bij de Leeuwenhoekpoort. De zoon van de mandenmaker verhuisde uiteindelijk naar Amsterdam, trouwde er twee keer en kreeg vijf kinderen. Na de dood van zijn tweede vrouw stortte hij zich op zijn werk en ontwikkelde zich gaandeweg tot een vermogend handelaar in lakenstoffen en Delfts Blauw. Hoewel een sterke handelsgeest, bleek hij bovenal buitengewoon nieuwsgierig en onderzoekend. Met grote belangstelling voor ‘het kleine, nauwelijks met het blote oog waarneembare’. Met lenzen die hij doorgaans gebruikte om de kwaliteit van lakenstoffen te controleren, keek hij steeds vaker naar die kleine, wondere wereld. En wilde almaar méér kunnen zien…
Zo maakte hij, in een ruimte achter zijn winkel, iets dat andere ontwikkelaars van microscopen maar niet lukte. Bleven hun lenzen steken bij vergrotingen van 20-30 keer, Antoni’s lenzen hadden een 200 keer beter zicht op de ‘onzichtbare wereld’. Zo zag hij de bloedsomloop van minuscule diertjes, zoals die van een glasaaltje. Hij zag hoe het vissenhartje het bloed rondpompte. Ook bekeek Antoni van Leeuwenhoek met zijn microscoop rode bloedcellen, bacteriën én… ook de eitjes van een luis.
Geef een reactie