Jan van Overveld: Erevoorzitter
Column: Erevoorzitter
Vanwaar deze titel en de foto van deze markante dame? Omdat ik op deze plek een bijzondere dame in het zonnetje wil zetten. Een lieve vrouw die gedurende 43 jaar dag en nacht klaarstond voor alle hartpatiënten in Nederland: mijn moeder, Truus van Overveld-Peijs.
Vele lezers kennen haar of hebben van of over haar gehoord. Zeker in de roerige jaren van onze vereniging. In de jaren van de luchtbruggen vonden velen de weg naar huize van Overveld. Het was een komen en gaan van hartpatiënten die in doodsnood verkeerden. Ik herinner mij dat nog goed. Ik was toen een jaar of zeventien. Ze liepen de deur plat. Niet tijdens kantoortijden hoor! Want daar hadden mijn ouders nooit van gehoord. Het ging zeven dagen in de week door, van ‘s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Niets was hen te veel om mensen te helpen. Zij stonden iedereen met raad en daad bij, altijd. En allen werden als welkome gasten ontvangen. Zo kregen ze gelijk een lekkere kop koffie en smulden vaak van een heerlijk stukje, verse Limburgse vlaai. Trakteren op verse vlaai behoort tot de dag van vandaag nog altijd tot onze tradities, bijvoorbeeld bij aanvang van onze reizen.
Mijn moeders leven werd getekend door veel verdriet en ziekte. Als jong meisje maakte ze de oorlog van dichtbij mee. Ook verloor ze in die jaren een oudere broer. Niet door de oorlog, maar door ziekte: longtuberculose. Dit overlijden, samen met de oorlog, tekende haar hele jeugd en wellicht ook haar verdere leven. In 1944 werd ze als elfjarig meisje samen met haar ouders en andere Roermondenaren in veewagens geëvacueerd naar Friesland. Na terugkomst in Roermond was de binnenstad grotendeels platgebombardeerd. Het moet vreselijk geweest zijn.
Ook verloor ze op jonge leeftijd haar moeder, terwijl ze haar vader tot zijn dood verzorgde. Opa woonde ‘bij ons in’. Daarnaast droeg ze ook zorg over mijn vader, haar echtgenoot. Hij werd op 36-jarige leeftijd al getroffen door hartproblemen. Het werd van kwaad tot erger. Mijn moeder sleepte dat als zware ballast mee. In 1987, mijn moeder was toen pas 53 jaar, overleed mijn vader. Niet aan het hart, maar aan prostaatkanker. Dientengevolge moest hij een mensonwaardige lijdensweg ondergaan waarbij mijn moeder hem tot het einde toe vol toewijzing en liefde bijstond en verzorgde.
Zij, mijn moeder, bleef voor de rest van haar leven alleen en leefde in alle eenvoud en beleefde tot de laatste dag heel veel plezier aan haar klein- en achterkleinkinderen. Maar ze bleef ook betrokken bij Hartpatiënten Nederland. Niet publiekelijk, maar op de achtergrond. Ik noemde haar vaak ‘erevoorzitter’. Sinds de dood van mijn vader bezocht ik haar elke dag en er ging geen dag voorbij of we hadden het over alles rondom de stichting en het hart. Vaak gaf ze mij, gevraagd en ongevraagd, advies. Maar ze stond ook regelmatig patiënten te woord. Vooral in de jaren nadat mijn vader overleden was en ik gevraagd werd om het voorzittersstokje over te nemen.
Steeds vaker realiseer ik mij dat Hartpatiënten Nederland ontzettend veel aan mijn moeder te danken heeft. Misschien zelfs wel dat ik de kar van deze prachtige stichting al bijna 35 jaar belangeloos trek, want wellicht komt het door de dagelijkse conversaties die ik met haar had over alles rondom hartpatiënten in Nederland. Conversaties die ik tegenwoordig met mijn dochters Yvonne en Marly en, op de achtergrond, met Mersiha heb. Ook zij zijn, samen met de andere collega’s Anneliese, Aysegül, Bert en Donna met hart en ziel betrokken bij de mooiste club van Nederland.
Ondanks dat het de laatste jaren steeds slechter met mijn moeder ging, bleef ze belangstellend: zo vroeg ze nog elke dag naar het wel en wee van de stichting. En ze volgde het hartnieuws; er hoefde maar iets op tv te zijn, of ze tipte mij.
Column door: Jan van Overveld
Voor meer columns van o.a Jan van Overveld klik hier
Geef een reactie