Goede (hart)voornemens

Met het einde van het jaar in zicht en het nieuwe jaar voor de deur, is het tijd voor de welbekende goede (hart)voornemens. Wil jij in het nieuwe jaar jezelf ontwikkelen én tegelijkertijd anderen helpen? Young & Yearning helpt jou vooruit op weg naar een verbeterde versie van jezelf, voor jezelf. Wij presenteren vier doelen, de vijfde mag jijzelf invullen…

  1. Stoppen met roken

First things first: rook jij nog? Stoppen! Wij hoeven jou niet te vertellen wat roken met lichaam en geest doet en hoe slecht het is, met name voor hart- en vaatpatiënten. Maar lukt het jou ondanks alle alarmbellen niet om te stoppen met roken en ben jij nog op zoek naar het laatste duwtje in de rug? Hier komt het… met roken schaad je niet alleen jezelf, maar ook andere mensen.

Waarschijnlijk ben jij al bekend met de gevaren van meeroken, want let’s face it: meeroken is zwaar funest. Dus waarom kies jij er alsnog voor om ongevraagd anderen aan de gevolgen van jouw slechte gewoonte bloot te stellen? Wist jij dat samenwonen met een roker in huis de kans op hart- en vaatzieken, zoals een hartaanval en beroerte, vergroot? Tevens vergroot het de kans op longkanker. En wist jij dat kinderen, zij zijn nog in ontwikkeling, zelfs nog kwetsbaarder zijn voor meeroken?

  1. Leer reanimeren!

Aangezien wij gefocust zijn op jezelf ontwikkelen én tegelijkertijd anderen helpen: leer reanimeren! Als hartpatiënt(e) weet jij als geen ander hoe kostbaar het leven is. Maar ben je in staat in geval van nood eerste hulp te verlenen én wanneer een levensbedreigende situatie zich voordoet het verschil tussen leven en dood te betekenen door middel van reanimeren? Leren reanimeren is van levensbelang, want de overlevingskans na een hartinfarct (of hartstilstand) is groter, wanneer binnen zes minuten wordt gestart met reanimeren.

Een reanimatie bestaat uit het geven van hartmassage in combinatie met beademing en zorgt voor een kunstmatige overname van de gestokte ademhaling en bloedsomloop. Een ‘gratis-en-voor-niets’ bijkomstigheid van dit goede voornemen is het bijkomende domino-effect: volg een reanimatiecursus met een vriend, vriendin of een ander wie jou aan het hart gaat en zeg het voort, geef het door. Dankzij het domino-effect wordt jouw goede voornemen het hele jaar voortgezet.

  1. Minder met alcohol

Over het domino-effect gesproken: wanneer jij mindert met alcohol, volgen anderen. Althans, die kans is aanwezig. Maar hoezo eigenlijk minderen? Omdat jongeren en alcohol een verhaal op zichzelf zijn. De nevenfactoren van alcohol op het hart en vaatstelsel zijn algemeen bekend en de kans op verslaving is dermate aanwezig, dat onderzoeken die mogelijke positieve uitwerkingen toelichten, in het niet vallen. Of zoals professor Dr. J. Casas in het ‘British Medical Journal’ zei: ‘De kans op hartziekten verminderen? Bezoek de groenteman en niet de slijter.’ Het algemene advies van de Gezondheidsraad luidt dan ook: ‘Drink jij niet? Houden zo! Drink jij wel? Drink maximaal één glas per dag.’

Aangezien de hersenen zich tot ten minste het 25e levensjaar ontwikkelen, brengt alcoholinname voor jongeren acute gezondheidsrisico’s met zich mee. Een verstoorde hersenontwikkeling, maar ook verminderde leer-, studie- en werkprestaties en een verhoogd risico op verslavingsproblemen op latere leeftijd. Daarnaast werkt het geheugen slechter en neemt naast controlevermindering, tevens het reactievermogen af. En ben jij ermee bekend dat jongeren in mindere mate last hebben van het slaapopwekkende effect van alcohol? Hierdoor is de remming kleiner en kun je langer doordrinken. Maar een weekend doordrinken is allesbehalve risicoloos en een ware aanslag op jouw gezondheid: het lichaam heeft twee dagen nodig om te herstellen. Alsnog een borrel op z’n tijd? Drink met mate. Jouw hart is je dankbaar!

  1. Beweeg eens meer

Hart- en vaatpatiënten zijn gebaat bij bewegen. Onder andere de doorbloeding van het hart en bloedvaten wordt bevorderd en het vernauwingsproces in de kransslagaders wordt afgeremd. Maar wij gaan niet roepen: ‘Je moet en zult sporten!’ Immers, de keus is en blijft aan jou. Maar loop jij altijd na verloop van tijd tegen een betonnen blok aan als het op sporten aankomt? Wees minder streng voor jezelf en leg de lat lager. Je hoeft niet per se direct te beginnen met een intensief trainingsprogramma om lichaam en geest te verblijden (inderdaad, een van de positieve uitwerkingen van sporten) maar ga eens bewegen.

Ik hoor je denken: ‘Bewegen, maar dat doe ik toch al?’ Wel, het zal je verbazen hoe weinig wij daadwerkelijk op een dag bewegen en hoe makkelijk het erbij inschiet. Dus maak bewust een wandeling na het avondeten in plaats van onderuit op de bank te gaan liggen en pak waar mogelijk de fiets in plaats van de auto of het Openbaar Vervoer. Afhankelijk van de auto of bijvoorbeeld de bus, tram of trein? Daag jezelf uit en parkeer de auto verder of stap een halte later op of eerder uit, en je zult zien wanneer je dagelijks een bewuste keuze maakt om te bewegen, het al gauw zijn uitwerking heeft op wekelijkse, maandelijkse en  jaarlijkse basis. En zie daar, plotseling ren je wel een blokje om! And guess what? Je vindt het nog leuk ook!

5…

(hart)voornemens

voor meer artikelen klik hier

Waarom iedere vrouw zou moeten stoppen met roken

En waarom zij het daarmee moeilijker hebben dan mannen. Dat roken slecht voor het hart is, weten we natuurlijk al lang. Maar wist u ook al dat het voor vrouwen nóg moeilijker is om van deze ongezonde verslaving af te komen dan voor mannen?

In de jaren vijftig was roken nog vooral een ‘mannenhobby’, maar mede dankzij de emancipatiegolf en de uitvinding van de light-sigaret (een slim marketingtrucje van de tabaksindustrie), kwamen daar in de loop der jaren steeds meer vrouwen bij. Hoewel het aantal vrouwen dat rookt jaarlijks flink afneemt (van 25 procent in 2007 naar 19 procent in 2017), zijn er nog steeds schrikbarend veel dames afhankelijk van nicotine. Ook in vergelijking met andere Europese landen zijn Nederlandse vrouwen stevige paffers. 1 op de 10 stopt zelfs niet eens tijdens de zwangerschap.

In ons land is roken nog steeds een van de belangrijkste oorzaken van vroegtijdige sterfte. Rokers leven gemiddeld 13 jaar korter. Hoewel de focus meestal op longkanker ligt, zijn hart- en vaatziekten net zo’n belangrijke gevolg van roken. De nicotine in sigaretten zorgt namelijk voor een verhoogde bloeddruk, koolmonoxide zorgt voor een verminderd zuurstofgehalte in het bloed en de kleine tabaksdeeltjes zorgen dat de vaatwand sneller beschadigd raakt. Daardoor stijgt de kans op onder andere een hartaanval.

Uit onderzoek blijkt dat de risico’s voor vrouwelijke rokers groter zijn dan voor mannelijke. Vrouwen blijken bijvoorbeeld de kankerverwekkende stoffen in sigaretten langzamer af te breken dan vrouwen, maar ze krijgen gemiddeld ook op een veel jongere leeftijd een hartaanval in vergelijking met mannelijke nicotine-afhankelijken.

Stoppen is altijd zinvol

Alle reden dus om de rooklucht voorgoed vaarwel te zeggen. Op welke leeftijd dan ook! Want hoe veel en hoe lang iemand ook heeft gerookt, stoppen is altijd zinvol. Binnen 2 uur na de laatste sigaret zijn de hartslag en bloeddruk al gedaald tot het normale niveau, waardoor de kans op een hart- en vaatziekten aanzienlijk afneemt. En na 15 jaar heeft u zelfs evenveel kans om een hartinfarct te krijgen als iemand die nog nooit een sigaret heeft aangeraakt.

Helaas zit er nóg een addertje onder het gras wat betreft de nadelige verschillen die vrouwen ondervinden ten opzichte van het andere geslacht: ze hebben namelijk meer moeite om te stoppen. En nee, dit komt niet omdat zij minder sterk in hun schoenen staan, maar puur omdat hun hersenen anders omgaan met nicotine. Hoe dit komt is nog niet precies bekend, maar het heeft te maken met de hoeveelheid nicotine-receptoren in de hersenen. Vrouwen bleken er daar minder van te hebben, ontdekten Amerikaanse onderzoekers. Oftewel: vergeleken met mannen zijn vrouwen minder vaak lichamelijk afhankelijk van de nicotine, maar spelen bij hen geestelijke factoren een grotere rol bij verslaving. De geur van rook bijvoorbeeld, of de gewoonte om een sigaret op te steken.

Dit betekent dus dat zij ook meer baat hebben bij een andere methode om te stoppen. Nicotinepleisters zijn bij hen minder succesvol, ze hebben meer aan psychische ondersteuning, gedragstherapie of ontspanningstechnieken. En daar ligt nog een extra uitdaging, ontdekten onderzoekers in Taiwan. Zij zagen dat mannen veel vaker slaagden in hun stoppoging, en dit had vooral te maken met het feit  dat vrouwen bang waren om dikker te worden. Bovendien kregen de dames minder mentale support van hun partners dan de heren.

Hormonen

Een van de belangrijkste redenen waarom vrouwen meer moeite hebben met stoppen, zijn de vrouwelijke hormonen. Het lijkt erop dat de afname van oestrogeen en progesteron in het lichaam ervoor zorgt dat de ontwenningsverschijnselen na het stoppen heftiger zijn en het verlangen naar een sigaret daardoor groter. Het goede nieuws is dat de hormoonschommelingen wel goed te peilen zijn. Tussen de eisprong en de menstruatie is volgens wetenschappers het beste moment om te stoppen en vlak er na de menstruatie het slechtste moment.

Ook in een andere levensfase benadelen hormoonschommelingen de vrouwelijke rokers. Zo komen vrouwen die roken gemiddeld 2 tot 3 jaar eerder in de overgang en hebben zij ook meer last van overgangsklachten. Ruim voor die tijd stoppen loont: vrouwen die dat deden, hadden de helft minder last van opvliegers.

Wilt u de uitdaging aangaan en stoppen met roken? Antirookgoeroe Allen Carr, die wereldwijd al miljoenen mensen van de nicotine afgekregen heeft, schreef een boek speciaal gericht op vrouwen: Stoppen met roken voor vrouwen – snel, voorgoed en zonder gewichtstoename.

voor meer artikelen klik hier

Vrouwen hebben vaker bijwerkingen van medicijnen

Is het verschil biologisch of psychisch?

Vrouwen melden vaker bijwerkingen van medicijnen, is inmiddels vastgesteld. Maar wat is de oorzaak van het verschil? En als we die achterhalen, wat kunnen we dan met deze kennis?

Het onderzoek dat momenteel wordt gedaan naar genderverschillen in bijwerkingen van medicijnen is onderdeel van het Kennisprogramma Gender en Gezondheid van ZonMW, dat is opgericht om de kennisachterstand over man-vrouwverschillen in de gezondheidszorg te verkleinen. Sieta de Vries, werkzaam op de afdeling Klinische Farmacie en Farmacologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) is een van de onderzoekers die het onderzoek samen met Nederlands Bijwerkingencentrum Lareb uitvoert. Hoewel het project nog in volle gang is, kan ze al het een en ander vertellen over de resultaten.

MEB Regulatory Science Day.
foto © Bart Versteeg 08-02-18

 

‘We kunnen inmiddels al wel vaststellen dát er een verschil is in bepaalde medicijngroepen en type bijwerkingen, maar concluderen waar dat verschil precies door veroorzaakt wordt is lastiger’, vertelt De Vries. ‘Er zijn namelijk veel verschillende factoren die een rol kunnen spelen. Biologische factoren, bijvoorbeeld dat een medicijn een ander effect heeft op een vrouwenlichaam dan op dat van een man, of dat de dosering van het medicijn niet aangepast is op het genderverschil. Maar er spelen ook sociale, psychologische en culturele factoren mee. Misschien maken vrouwen bij dezelfde klachten bijvoorbeeld eerder melding bij Lareb of bij hun zorgverlener dan mannen. En het zou ook kunnen dat de zorgverlener wordt beïnvloed door het geslacht van de patiënt. Misschien wekt een vrouw bijvoorbeeld eerder sympathie op, of wordt ze juist minder snel serieus genomen. Dat soort dingen moet je allemaal meewegen, voor je een conclusie kunt stellen.’

Antidepressiva

Behalve het feit dat vrouwen vaker bijwerkingen melden, zijn er ook verschillen in het type bijwerkingen dat zij melden. De Vries noemt het voorbeeld van antidepressiva. Mannelijke gebruikers melden bijvoorbeeld vooral agressie, oorsuizen en seksuele problemen als bijwerkingen. Vrouwen melden daarentegen vaker klachten als bijvoorbeeld misselijkheid, gewichtstoename, haaruitval, hartkloppingen en duizeligheid. En bij statines (cholesterolverlagers) is er ook een duidelijk verschil. Vrouwelijke gebruikers melden vaker haaruitval, misselijkheid, hartkloppingen en droge mond, terwijl mannen vaker last zeggen te hebben van peesscheuren, verminderd libido en ontsteking van de alvleesklier.

Maar ook daarin moet rekening gehouden worden met psychologische verschillen. Vrouwen zouden haaruitval bijvoorbeeld sneller alarmerend kunnen vinden dan mannen, terwijl mannen mogelijk juist een verminderd libido eerder als een probleem kunnen beschouwen. ‘En hoe reageert de zorgverlener op de klacht?’, zegt De Vries. ‘Misschien denkt hij of zij bij een man die haaruitval meldt: ‘Oh, dat zal wel meevallen’, en wordt de bijwerking niet genoteerd.’

Hormonen

Volgens De Vries is er onder andere in Amerika al eerder onderzoek gedaan naar dit onderwerp, maar werd in die onderzoeken geen rekening gehouden met het feit dat bepaalde medicijnen vaker aan vrouwen worden voorgeschreven dan aan mannen, en andersom. In het Nederlandse onderzoek is voor die verschillen wel gecorrigeerd. Bij de meeste medicijnen werden hierna geen verschillen gevonden in de gemelde bijwerkingen. Maar bij bepaalde groepen, zoals schildkliermedicijnen, cholesterolverlagers en antidepressiva, zijn echter wel duidelijk andere ervaringen gesignaleerd. Dat is een opvallend resultaat.

De Vries: ‘Nu we dit weten, komen er vervolgvragen. Kunnen de bijwerkingen bijvoorbeeld gerelateerd zijn aan hormonen? Zijn beide seksen wel even trouw met het innemen van hun medicatie? Heeft het medicijn een andere werking in het vrouwelijk lichaam? Of worden vrouwen bijvoorbeeld te hoog gedoseerd, waardoor zij sneller bijwerkingen krijgen?’

Om op dat soort vragen antwoord te krijgen, is nog veel meer onderzoek nodig. Of dit gefinancierd kan worden, is op dit moment nog niet bekend. De Vries vermoedt zelf dat de verschillen uiteindelijk verklaard zullen worden door een combinatie van biologische en psychologische factoren. Maar of met die kennis ook daadwerkelijk iets gedaan kan worden? ‘Dat kan zeker, maar de manier waarop is nog onduidelijk’, legt ze uit. ‘Mogelijk kunnen er andere richtlijnen komen voor de

dosering van een medicijn, of wordt de groep die de meeste bijwerkingen meldt van een bepaald medicijn, beter gemonitord. Ik kan me ook voorstellen dat er verschil komt in het advies dat de zorgverlener geeft aan een man of aan een vrouw, wanneer een bepaald medicijn wordt voorgeschreven’.

Hoe meer resultaten er komen, des te meer De Vries zin krijgt om zich verder in het onderwerp vast te bijten. ‘Er zijn zo veel verbanden te leggen. Welke rol speelt gewicht bijvoorbeeld? En hormoonschommelingen? Ook wat betreft leeftijd lijken patronen zichtbaar. Er is dus nog heel veel aanvullend onderzoek nodig. Ik hoop dat ik me daar de komende jaren verder in kan verdiepen, want ik vind het superinteressant!’

voor meer artikelen klik hier

Op reis met een aandoening? Bereid je goed voor!

We reizen steeds vaker en steeds verder. Dat geldt ook voor mensen met (chronische) aandoeningen zoals hart- en vaatziekten, longziekten, suikerziekte en reuma. Maar de medische voorzieningen zijn elders vaak niet zoals we die in Nederland gewend zijn. Hoe bereid je je voor als je lichaam extra zorg nodig heeft?

‘Mensen schrikken vaak enorm als ze in het buitenland in het ziekenhuis belanden,’ zegt Els van Nood, internist voor de Travel Clinic van het Erasmus MC. Het ziekenhuis waar, na het samengaan met het Havenziekenhuis, de expertise op het gebied van tropische ziekten en reizigersgeneeskunde gebundeld is. Ze ziet mensen vaak nadat ze in het buitenland iets hebben opgelopen. De groep reizigers groeit, en dus ook het aantal mensen dat op reis gaat met een of zelfs meerdere ziekten. Daarbij reizen ouderen ook steeds vaker en langer, terwijl zij juist kwetsbaarder zijn.

‘Veel mensen denken dat de zorg in het buitenland hetzelfde is als bij ons. Ze zitten in een luxe hotel met goede voorzieningen, maar worden toch ziek en moeten naar het ziekenhuis. Dan is de schok groot.’ Van Nood heeft zelf een tijdje gewerkt in een ziekenhuis in de hoofdstad van Tanzania, Dar es Salaam. ‘Tanzania is een redelijk stabiel land en ik werkte in het universiteitsziekenhuis van de hoofdstad. Mijn voorstelling was vooraf dat het een redelijk ziekenhuis zou zijn. Maar er was continue een groot tekort aan medicijnen. En alle CT-scans waren in de loop van de tijd kapot gegaan en er was geen geld om ze te repareren of vervangen. Daarnaast is het opleidingsniveau van de artsen op veel plekken anders.’

Dat laatste ziet Van Nood terug bij de patiënten die bij haar komen na een reis naar verre bestemmingen. ‘Vaak is er geen goede diagnose gesteld,  soms ook niet de juiste behandeling gegeven. Voor veel mensen is zo’n ziekenhuisbezoek bijna traumatisch.’ Een goede voorbereiding is heel belangrijk, benadrukt ze. Maar waar moet je precies rekening mee houden? 

Diarree

Het meest voorkomende probleem in het buitenland is reizigersdiarree. Van Nood: ‘Hartpatiënten, maar ook ouderen, hebben vaak een verminderde afweer, door bijvoorbeeld medicatiegebruik. Dus kunnen ze makkelijker diarree krijgen. Het eerste doel is dan uitdroging voorkomen. Daarnaast moeten sommige medicamenten bij diarree tijdelijk aangepast of zelfs gestopt worden, zoals plasmedicatie of bloeddrukverlagers. Het is belangrijk om dit vooraf met je arts te bespreken.’

Andere ziekten, zoals malaria, verlopen vaak veel heftiger bij mensen met een aandoening. Daarom is het belangrijk om de kans op malaria zo klein mogelijk te maken. Ook daar moet je je goed over laten voorlichten.

In the middle of nowhere

Heel soms raadt Van Nood reizen naar bepaalde gebieden af, bijvoorbeeld als mensen een afweerstoornis hebben, net een chemokuur gehad hebben of net een orgaantransplantatie hebben ondergaan. Van Nood: ‘Als die mensen willen reizen naar een gebied waar veel gele koorts voorkomt dan kunnen we ze niet goed beschermen met een vaccin. Dat is te risicovol bij een verminderde afweer. Dan is het soms beter om een andere bestemming uit te zoeken.’

Daarbij moet je nadenken over de medicijnen die je meeneemt. Ibolya Moor kan erover meepraten. Zij leidt aan een complexe post-traumatische stressstoornis, met een paniek- en angststoornis en heeft bovendien schildklierproblemen, maar is ook een lustig reiziger.

Moor: ‘Ik heb altijd voldoende medicatie bij me. Ik neem niet het risico dat ik ergens in Argentinië zit in ‘the middle of nowhere’  en dat ze op zijn.’ Voor haar psychische klachten slikt Moor ‘pammetjes’, medicijnen die in veel landen als opiaten en dus als drugs gezien worden. Een medisch paspoort alleen is dan niet voldoende, omdat het geen officieel document is. Voor opiaten, maar ook voor veel andere medicijnen heb je een geautoriseerde artsenverklaring nodig. Die verklaring moet door het CAK en door het ministerie van Buitenlandse Zaken of een rechtbank worden geautoriseerd en geldig worden verklaard. Deze informatie is op te vragen bij de ambassade van het land waar je naartoe reist. Het autoriseren en geldig verklaren per post kost tijd, reken op minstens een week. Maar het is ook mogelijk om op en neer te rijden naar Den Haag, want het CAK, Buitenlandse Zaken en een grote rechtbank zitten daar dicht bij elkaar. Voor meer informatie kun je bellen met het CAK of kijken op de site: www.hetcak.nl

Soms is zelfs een geautoriseerde artsenverklaring niet voldoende. Moor: ‘Vorig jaar reisde ik met een nekhernia naar Thailand en had morfine bij me. Daarvoor moest ik een verzoek indienen bij de food and drugs administration van Thailand zelf.’ Begin dus op tijd met uitzoeken wat er voor de beoogde bestemming met de klachten nodig is, zodat er voldoende tijd is om alles goed te regelen.

Rustiger aan doen

Zijn de medicijnen eenmaal goed en wel op de plaats van bestemming, dan dient de volgende vraag zich aan: hoe blijven ze goed? Sommige medicijnen moeten koel bewaard worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor insuline. Van Nood: ‘Ik heb ooit iemand bij me gehad die een landrovercruise door Afrika wilde maken, maar hij moest ook insuline spuiten. Dat is dan nogal een project met medische koeltassen waarvan hij de koelelementen steeds moest opladen via de accu van de landrover. Daar moet je van tevoren goed over nadenken.’

Gerda Rolaff doet dat. Ze kreeg in 2013 een hartaanval en vier jaar later nóg een keer. Erg schrikken zou je denken. Maar Rolaff laat zich er niet door belemmeren. ‘Ik ben niet zorgelijk aangelegd. Ik kan morgen ook onder een auto lopen.’ Wel neemt ze behalve medicijnen een ECG mee, voor het geval er een filmpje gemaakt moet worden. Rolaff: ‘Dat komt omdat er schade aan mijn hart is, dus mijn ECG wijkt af van een gemiddeld ECG. Dan schrikken de artsen niet zo.’

En hoewel ze nog steeds veel reist- ‘vorig jaar was ik in Engeland, Frankrijk, Griekenland en Spanje en ik sta nu op het punt om naar Finland te gaan’- doet Rolaff het wel rustiger aan. ‘Mijn energie is behoorlijk afgenomen, ik kan niet teveel doen op een dag. Als ik een drukke ochtend heb gehad dan ga ik ‘s middags uitrusten. En ik maak bijvoorbeeld geen lange wandelingen meer, maar heb die ingekort. Ik geniet van wat er is en denk niet aan wat ik niet meer kan.’

Met een goede voorbereiding is dus heel veel mogelijk. Van Nood: ‘De Travel Clinic van het Erasmus MC probeert daar zo goed mogelijk bij te begeleiden.’

voor meer artikelen klik hier

Columnbundel Jan Chin: Uit het hart geschreven!

Jan Chin is voor de lezers van HartbrugMagazine geen onbekende. Al vele jaren verzorgt Jan een column in ons blad. Daarin probeert hij de lezer duidelijk te maken dat we meer zijn dan alleen een lichaam. En dat om gezond te zijn, ook onze geest gezond moet functioneren. Hartpatiënten Nederland brengt nu een verzameling uit van de columns van Jan Chin. Alle reden dus voor een gesprek met hem.

Je was vroeger cardioloog, en zeer geliefd bij je patiënten. Wat heb je daar vooral geleerd?

Patiënten willen serieus genomen worden. Ze komen met een klacht bij de dokter en verwachten dan terecht, dat er goed naar ze geluisterd wordt. Wat je als dokter op dat moment ook aan je hoofd hebt, je dient je dan toch volledig te focussen op de patiënt. Een mens is meer dan zijn lichaam en dus veel meer dan het te onderzoeken orgaan, in mijn geval destijds dus het hart. De hele mens is belangrijk om de klacht, waarmee de patiënt komt, te beoordelen.  

In 2009 stopte je met je werk als cardioloog. Wat was daarvan de reden?

Er ging teveel tijd zitten in vergaderen, administratie en protocollen uitwerken. Dat ging ten koste van de tijd die je hebt voor de patiënt. Daarbij komt dat een individuele benadering van die unieke patiënt, die voor je zit, nauwelijks nog mogelijk is.

Je begon een praktijk als acupuncturist. Waarom juist acupunctuur?

Dit had te maken met mijn interesse voor het Daoïsme en andere oosterse filosofieën. Vanwege het feit dat ik van Chinese afkomst ben, én arts, én het feit dat de Chinese geneeskunst zich al duizenden jaren bewezen heeft en altijd naar het unieke individu in samenspel met zijn omgeving kijkt, maakte het voor mij bijna vanzelfsprekend om acupunctuur te gaan bestuderen.

Tegenwoordig lijkt alles om medicijnen te draaien. Wat vind je daarvan?

Ik ben geen tegenstander van medicijnen, mits op individuele basis en met zuivere intenties voorgeschreven. Ik heb wel grote vraagtekens bij het klakkeloos protocollair voorschrijven van medicijnen. De geneesmiddelen industrie zit mijns inziens in een enorme spagaat. Artsen en patiënten willen goede nieuwe medicijnen zien, terwijl anderzijds de aandeelhouders winst willen zien. Hierdoor worden medicijnen sterk gepromoot, terwijl het algemeen welbevinden van de mens weinig aandacht krijgt.

Wat zou je lezers willen adviseren: niet meer naar de dokter gaan, liever naar jou? Of zijn er grijstinten? Kun je dit antwoord toelichten?

Ik zou patiënten zeker niet adviseren om de westerse geneeskunde de rug toe te keren. Zowel de reguliere zorg als de acupunctuur hebben hun sterke kanten, die we beide kunnen benutten. Zelf spreek ik liever van complementaire geneeskunst. De reguliere zorg is vooral goed in de acute zorg als het nodig is om levens te redden en verbetert zich nog steeds verder op dat gebied. Kijk maar naar de ontwikkelingen binnen de cardiologie in de laatste decennia. De preventieve zorg binnen de reguliere zorg vind ik echter minder sterk, omdat deze vaak niet holistisch is en de onderzoeken naar preventieve maatregelen vaak bekostigd worden door de geneesmiddelenindustrie. Zelf denk ik dat ‘goed in je vel zitten’ de beste preventieve maatregel is die er bestaat. Dat is iets waarbij de combinatie acupunctuur en gesprekjes over levenskunst van waarde kunnen zijn. Verder zit de kracht van de acupunctuur vooral ook in de behandeling van chronische klachten, ook omdat er geen dure medicijnen nodig zijn en patiënten vaak liever geen chronische medicatie gebruiken. Maar ook bij de chronische klachten vind ik het wel belangrijk dat ernstige ziekten regulier zijn uitgesloten, voordat ik aan acupunctuur begin.

Wat wil je met je columns in het HartbrugMagazine bereiken?

Wat ik de mensen vooral wil duidelijk maken met mijn columns is dat we vaak moeite doen om het leven naar onze hand te zetten, maar dat dat een vergeefse strijd is. Eigenlijk komt het er op neer dat we alleen gelukkig kunnen zijn als we het leven volledig accepteren zoals het is. Met andere woorden, we kunnen het leven niet veranderen, maar wel hoe wij er zelf in staan. Mijn streven is om dit inzicht aan zoveel mogelijk mensen mee te geven.

Voor meer artikelen klik hier

Geen gelijke kansen voor mannen en vrouwen?

‘Reanimatie bij vrouw niet anders dan bij man.’

Amerikaans onderzoek wijst uit dat vrouwen minder kans hebben om gereanimeerd te worden dan mannen, wanneer zij een hartaanval krijgen. Mogelijk zijn omstanders bang om de borsten aan te raken. Hoe terecht is deze angst?

In Nederland vinden jaarlijks tussen de 7.000 en 8.000 reanimaties plaats buiten het ziekenhuis, blijkt uit cijfers van de Hartstichting. Meestal is het slachtoffer dan thuis, maar in 30% van de gevallen vindt de reanimatie plaats op straat of in een openbare gelegenheid. Als er binnen 6 minuten wordt gestart met reanimeren en er een AED wordt gebruikt, zijn de overlevingskansen het grootst. In de kostbare minuten voor de ambulance arriveert, kunnen omstanders dus het verschil maken tussen leven of dood.

Daarom is het dus essentieel dat zo veel mogelijk mensen kunnen reanimeren. Volgens het Rode Kruis heeft driekwart van de Nederlanders hiervoor echter onvoldoende kennis. Ook weten de meeste mensen niet hoe ze een AED, een automatische defibrillator, moeten gebruiken. Gelukkig heeft Nederland, als eerste land ter wereld, wel een netwerk van 170.000 burgerhulpverleners die zo snel mogelijk in actie kunnen komen als iemand een hartstilstand krijgt.

Hoe belangrijk adequate kennis over reanimatie is, blijkt wel uit de schokkende resultaten van een recent onderzoek uit de VS. Wetenschappers onderzochten bijna 20.000 gevallen van reanimaties buitenshuis. Daarvan werd 45% van de mannen door een omstander gereanimeerd, ten opzichte van 39% van de vrouwen. De gereanimeerde mannen hadden ook 23% meer kans om de reanimatie te overleven. De onderzoekers vermoeden dat dit grote verschil verklaard kan worden doordat omstanders bang zijn om de borsten van de vrouw te ontbloten of aan te raken. Bij de mensen die binnenshuis – in de meeste gevallen dus door bekenden – werden gereanimeerd, werd er namelijk wél even vaak ingegrepen bij vrouwen als bij mannen.

Mannentorso

De Amerikaanse Hartstichting concludeerde dat er bij reanimatiecursussen meer aandacht besteed moet worden aan het reanimeren van vrouwen, bijvoorbeeld door meer gebruik te maken van vrouwelijke poppen. Bij de meeste cursussen wordt immers gewerkt met een mannentorso.

Jan Franssen, instructeur bij Stichting Reanimatie Limburg, heeft al 46 jaar ervaring met reanimeren. Hij was ruim twee decennia ambulanceverpleegkundige en werkt momenteel op de Spoedeisende Hulp van het Laurentius Ziekenhuis te Roermond. Daarnaast geeft hij al ruim 30 jaar reanimatie- en AED-trainingen, zowel voor ziekenhuismedewerkers als particulieren. ‘Voor mij heeft het bij een reanimatie nooit uitgemaakt of de patiënt een man of een vrouw is’, zegt hij. ‘Ik denk dat dat voor alle professionals geldt. Door het Amerikaanse onderzoek heb ik me echter wel gerealiseerd dat het voor omstanders die weinig of geen ervaring hebben met reanimeren, wellicht anders kan zijn.’

Bij de cursussen van Stichting Reanimatie Limburg wordt een vrouwelijke pop gebruikt met (kleine) borsten. Dit is puur toeval, legt Franssen uit. ‘We leggen in de cursus namelijk geen nadruk op het verschil tussen mannen en vrouwen. Heel af en toe vraagt een cursist er wel naar, en dan leg ik uit dat reanimatie bij vrouwen precies hetzelfde gaat als bij mannen. De borsten hoeven ook niet te worden aangeraakt, want de druk moet juist op het borstbeen in het midden worden gelegd. Als de patiënt op de rug ligt, vallen (grote) borsten automatisch naar de zijkant. Zeker als het om oudere mensen gaat, die doorgaans slappere borsten hebben.’

Afschermen

‘Bij een reanimatie met de hand is het niet per se nodig om de bovenkleding uit te trekken, maar een AED moet wel op de blote huid gebruikt worden’, vervolgt hij. ‘Ik kan me voorstellen dat er mensen zijn die schroom hebben om een vrouw in het openbaar te ontkleden. Zelf probeer ik de patiënt altijd af te schermen van kijkers, maar dit doe ik ook bij mannen. Bij mensen met een islamitische achtergrond, die we sowieso al weinig zien op de cursussen, merk ik soms wel dat ze iets terughoudender zijn wat betreft het reanimeren van vrouwen. Misschien is het ook een vorm van schaamte.’

Hij betwijfelt of zinvol is als er tijdens reanimatiecursussen verschillende soorten poppen worden gebruikt. ‘Er is al langer discussie over of we over moeten gaan op genderneutrale poppen, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat het nodig is dat iedereen leert reanimeren op zowel een mannen- als vrouwenpop. Daarmee zou je namelijk ook verwarring kunnen creëren: je benadrukt dan juist het verschil, terwijl dat er helemaal niet is. Wel heb ik mezelf voorgenomen om meer alert te zijn op het signaleren van vragen bij cursisten over het reanimeren van vrouwen, ook als ze die vragen niet uit zichzelf durven te stellen.’

Voor meer artikelen klik hier

De gevaren van telefoonstraling

De telefoon, en met name de mobiele telefoon, is niet meer weg te denken uit ons alledaagse leven. Waar enkele jaren geleden het idee om altijd bereikbaar te zijn voor velen onvoorstelbaar was, weten wij nu haast niet beter. Zelfs in de slaapkamer. De mogelijke effecten van straling en met name telefoonstraling, blijven de gemoederen bezighouden. Maar wat is het en in hoeverre is het schadelijk?

Onderzoeken

Er zijn tal van onderzoeken die de schadelijke effecten van telefoonstraling onderbouwen. Volgens de onderzoekers heeft het desastreuze gevolgen voor de gezondheid. Met name de slaapkamer is een no-go area voor de mobiele telefoon. Toen de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO) mobiele telefoonstraling als mogelijk kankerverwekkend categoriseerde, gingen alle alarmbellen af. Maar de hoeveelheid straling die nodig is om kankerverwekkend te zijn, blijft in het midden. De tegenstanders en hun tegenonderzoeken nuanceren de beweringen: ondanks de vele verontrustende onderzoeken, zijn er talrijke geruststellende onderzoeken waarin de schadelijkheid van telefoonstraling (deels) wordt ontkracht.

Straling

Aangezien de mobiele telefoon ‘jong’ is, zijn er nog geen langetermijneffecten bekend over de telefoonstraling. Maar straling is per definitie niet schadelijk. De kwaadaardigheid hangt van het soort straling af. Elektromagnetische straling, afkomstig van mobiele telefoons, is niet hetzelfde als radioactieve straling: ioniserende straling waardoor mogelijk lichaamscellen, weefsel, worden beschadigd. De elektromagnetische straling van mobiele telefoons valt onder de categorie radiogolven, ook bekend als radiofrequente straling (RF): dezelfde straling waardoor het luisteren naar de radio mogelijk is.

Advies

De Gezondheidsraad, een adviesorgaan voor de overheid, zegt in hun laatste advies dat er geen bewezen verband is tussen langdurig en veelvuldig gebruik van een mobiele telefoon en een verhoogd risico op hersentumoren. Tegelijkertijd oordeelt de commissie dat een verband niet valt uit te sluiten. Kortom: tot dusver is er geen overduidelijk bewijs voor gezondheidsschade door mobiele telefoons. Het zekere voor het onzekere nemen? Indien mogelijk, houd de mobiele telefoon van uzelf vandaan. En ban de mobiele telefoon uit de slaapkamer, want de negatieve invloeden van een mobiele telefoon op de nachtrust zijn wel bewezen. Al heeft eerdergenoemde niets te maken met de elektromagnetische straling. Pacemaker- of ICD-drager? Uw mobiele telefoon hoort op tenminste vijftien centimeter afstand te zijn.

Slapen doet u zo

HartbrugReizen blijft in de slaapkamer hangen, want inmiddels weten wij dat een mobiele telefoon een negatieve invloed heeft op uw nachtrust, terwijl een goede nachtrust van belang is. Tijdens het slapen laden lichaam en geest zich op en dat heeft een positieve invloed op het hart. Maar wat zijn mogelijke, andere factoren aangaande slaapproblemen? Daarom hierbij, wetenswaardigheden over en voor een goede nachtrust.

  • Ga offline (hoe toepasselijk)! Het kunstlicht van een mobiele telefoon verstoort uw biologische slaapritme, omdat het de aanmaak van het hormoon melatonine tegengaat. Ook wel bekend als het slaaphormoon.
  • Uit een onderzoek van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en WUR (Wageningen University & Research) blijkt dat mensen die kort en slecht slapen een verhoogd risico op hart- en vaatziekten hebben. Slaapt u kort, maar staat u fris en uitgerust op? Dan heeft u geen verhoogd risico op hart- en vaatziekten.
  • Een gezonde leefstijl gecombineerd met goed slapen verlaagt het risico op hart- en vaatziekten tot 65 procent en het overlijdensrisico door hart- en vaataandoeningen is zelfs 83 procent lager.
  • De diepe slaap is zeer belangrijk voor ons cardiovasculaire systeem (hart); de bloeddruk daalt en komt tot rust, de hartslag zakt en de stresshormonen stabiliseren.
  • Volgens onderzoek is de ideale slaapkamertemperatuur om bij in slaap te vallen +/- 18 °C.
  • Temperatuur op orde? Nu nog het licht. Verduister uw slaapkamer, want een donkere slaapkamer werkt bevorderend voor de slaaprust. Wees precies: iedere lichtbron, zelfs de kleine wekkerlamp, is een stoorzender voor de slaapcyclus.
  • Neem enkele uren voor het slapen gaan, geen slaapverstorende middelen tot u zoals cafeïne. Kamillethee daarentegen kunt u gerust drinken. Letterlijk: dankzij de ontspannende werking wordt u rustig.
  • Ontspannen voor het slapen is belangrijk! Laat (emotioneel) inspannende dingen achterwege zoals het maken van een to-do lijstje.
  • Volgens sommige wetenschappers is de ideale slaaphouding op uw rug. Deze houding is het meest natuurlijk. Daarnaast is dit het minst belastbaar voor de wervels. Bijkomend voordeel? Minder rimpels.
  • Wanneer slapen echt niet meer gaat, kunnen slaappillen worden voorgeschreven. Maar pas hiermee op. Slaappillen zijn erg verslavend en eenmaal weer zonder de slaappillen, is de kans op een (nog) verstoorder slaapritme aanwezig.

4-7-8 ademhalingstechniek

Dokter Andrew Weil bedacht een oefening waarmee u beter in slaap kunt vallen. De zogeheten 4-7-8 ademhalingstechniek ontspant het hart, de geest en het centrale zenuwstelsel. Hierdoor valt u uiteindelijk in slaap. Hoe? De verkorte versie:

  1. Plaats het puntje van uw tong op uw gehemelte tegen de achterkant van uw voortanden
  2. Adem vier tellen door uw neus in
  3. Houdt u adem zeven tellen vast
  4. Adem acht tellen door uw mond uit
  5. Herhaal net zolang totdat… zZzZ

Voor meer artikelen klik hier

Een kind zónder hartaandoening, alstublieft!

Een gezond kind krijgen, terwijl u of uw partner een erfelijke hartaandoening heeft? Aangezien de medische ontwikkelingen op dat gebied razendsnel gaan, zijn daarvoor gelukkig steeds meer opties. We zetten de mogelijkheden op een rij.

Erfelijkheidsonderzoek

Als u weet of vermoedens heeft dat u of uw partner drager is van een erfelijke aandoening, kunt u via de huisarts worden doorverwezen naar de afdeling klinische genetica of cardiogenetica van het ziekenhuis. Daar kan een erfelijkheidsonderzoek worden gedaan, om een beter beeld te krijgen van de kans om een bepaalde ziekte op uw kind over te dragen. Helaas is de medische wetenschap nog niet zo ver dat dit bij iedere hartafwijking nauwkeurig in te schatten is. Het blijft dus bijna altijd een moeilijke afweging: nemen we het risico en aanvaarden we de eventuele consequenties? Gelukkig wordt u door het ziekenhuis begeleid in het nemen van vervolgstappen. In enkele academische ziekenhuizen, zoals het UMCG, VUmc en AMC, is het daarnaast sinds 2016 ook mogelijk om een dragerschapstest te doen. Stellen kunnen zich dan voor de zwangerschap laten testen op 50 zeer ernstige erfelijke ziekten, zoals stofwisselingsziekten en spierziekten. Het gaat om aandoeningen die alleen overdraagbaar zijn als beide ouders drager zijn.

Prenatale diagnostiek

Het hartje van de foetus wordt aangelegd tussen de 3e en 8e week van de zwangerschap. Het is dus soms mogelijk om al in een heel vroeg stadium te onderzoeken of de baby een genetische afwijking heeft. Als er van tevoren duidelijk is om welk gen het precies gaat, kan dat al in de 10e of 11e week, met behulp van een vlokkentest. Andere mogelijkheden zijn een vruchtwaterpunctie (vanaf 16 weken) en een uitgebreide cardiale echografie (vanaf 18 weken). Als, in het slechtste geval, blijkt dat het ongeboren kindje inderdaad een hartafwijking heeft, staan de ouders voor een moeilijke beslissing: de zwangerschap doorzetten of voortijdig afbreken? Dit laatste mag in Nederland tot 24 weken. Maar ook om andere redenen is het prettig dat er steeds vroeger in de zwangerschap duidelijkheid is. In uitzonderlijke gevallen kan de baby namelijk al in de baarmoeder worden behandeld.

Sperma- of eiceldonatie

Als duidelijk is dat de vader of moeder gendrager is, is het een optie om te overwegen om zwanger te worden met behulp van een sperma- of eiceldonor.  In dat geval is één van beiden niet de biologische ouder van het kind, maar is er wel de zekerheid dat het gen niet wordt doorgegeven. Een donor kan in de eigen omgeving worden gezocht, of via een kliniek. Gezien het grote tekort aan spermadonoren, geldt in de meeste klinieken echter een wachtlijst. Voor de schaarse eicelbanken (in 2012 opende de eerste) is de wachtlijst zelfs nog vele malen langer. Dit komt onder andere omdat er voor vrouwelijke donoren strengere eisen gelden, zij moeten bijvoorbeeld een voltooid gezin hebben als zei hun eicellen willen afstaan, en moeten medicijnen gebruiken. Sommige stellen met een kinderwens, wijken af naar (commerciële) eicelklinieken in het buitenland, zoals België en Spanje, waar de mogelijkheden soms ruimer zijn en de wachtlijsten korter.

Embryoselectie (PGD)

In het geval van zeer ernstige erfelijke aandoeningen is PGD een mogelijkheid. PGD, in de volksmond ook wel embryoselectie genoemd, staat voor Pre-implantatie Genetische Diagnostiek: een techniek om, voorafgaand aan een IVF-behandeling, erfelijke afwijkingen op te sporen. De zaadcellen en eicellen worden buiten het lichaam bevrucht en vervolgens onderzocht op de aanwezigheid van een bepaald gen. Alleen de embryo’s zonder die genetische afwijking worden teruggeplaatst in de baarmoeder. Bij lang niet alle hartafwijkingen is PGD een optie, er is sprake van een strenge screening vooraf. Daarnaast zijn er ook mensen die morele bezwaren hebben tegen deze mogelijkheid, omdat zij vinden dat het tegennatuurlijk is om op deze manier in te grijpen in menselijk leven. De discussie neemt nog verder toe sinds wetenschappers er recent in geslaagd zijn om een erfelijke hartafwijking uit een levend embryo te ‘knippen’. Dit betekent dat het in theorie mogelijk is om een ziek embryo uit te laten groeien tot een gezond kind. Dit mag nu nog niet, omdat het in Nederland verboden is om genetisch veranderde embryo’s terug te plaatsen. Wel stemt het wetenschappers hoopvol, omdat het in de toekomst misschien wel mogelijk wordt om ernstige erfelijke ziekten helemaal te voorkomen…

Voor meer artikelen klik hier

Zonder uw hulp zijn we nergens!

Hartpatiënten Nederland is een van de zéér weinige patiëntenorganisaties die het helemaal moet hebben van giften van gewone mensen. Wij nemen geen geld aan van de overheid, de voedingsmiddelenindustrie of van de farmaceutische branche. Daardoor zijn we honderd procent onafhankelijk. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt, gaat dus niet voor ons op. Maar dat maakt ons wel kwetsbaar!

Om ons werk te kunnen (blijven) doen, hebben we uw steun heel hard nodig. Zonder u zijn we nergens! Mensen doneren jaarlijks aan ons, en zijn op die manier donateur van onze stichting. Maar wist u, dat u ons ook op andere manieren financieel kunt steunen?

Sommige mensen steunen ons via schenkingen en nalatenschappen. Of mensen zamelen op afscheidsrecepties of een jubileum, geld in voor ons. Genodigden wordt dan gevraagd om geen cadeau te geven, maar geld te doneren aan Hartpatiënten Nederland.

Wilt u weten hoe het werkt? Waag dan eens een belletje naar ons en vraag naar Marly van Overveld. Zij is op kantoor het aanspreekpunt van Hartpatiënten Nederland waar het gaat over dit soort zaken. Zij is verder deskundig op het gebied van legaten, fiscaal doneren en erfenissen. U kunt haar tijdens kantooruren bereiken via 085 081 1000 of per mail via marly@hartpatienten.nl.

Uw geld wordt goed besteed! Hartpatiënten Nederland staat op de bres voor u, als u zich slecht behandeld voelt of wanneer u op zoek bent naar een snelle behandeling en wachtlijsten wilt omzeilen: wij kennen de weg! We zijn er, als ziekenhuizen de fout in gaan. Desnoods voeren we ter plekke actie om bestuurders tot de orde te roepen die geld voor de zorg het liefst op een andere manier besteden. Velen van u hebben ons Meldpunt Hartpatiënten al gevonden, waar u klachten kwijt kunt over behandelingen en behandelaars. In veel gevallen ondernemen wij vervolgens actie. We voeren mediacampagnes om misstanden aan de kaak te stellen. En u weet inmiddels vast ook dat we zijn gespecialiseerd in reizen met begeleiding. Al was het maar om mensen een fijne vakantie met lotgenoten te bieden en hen zodoende uit en dreigend isolement te halen.

‘Wij zijn een erkende Algemeen Nut Beogende Instelling, kortweg ANBI genoemd’, legt Marly van Overveld uit. ‘Dat houdt in dat wij geen schenk- en erfbelasting hoeven te betalen over gedoneerd geld. Het voordeel daarvan is dat we het ontvangen bedrag volledig kunnen inzetten voor ons werk. Maar niet alleen wij hebben daar voordeel bij, giften zijn ook voor de donateur vaak aftrekbaar van de inkomstenbelasting!’

‘Mensen kunnen ervoor kiezen om een aantal achtereenvolgende jaren een vast bedrag aan ons te doneren’, gaat Marly verder. ‘Dat kan via onze notaris worden geregeld. Wij betalen de kosten van onze huisnotaris, die voor de donateur gratis is. Voor deze vorm van doneren bestaat een minimumperiode van vijf jaar. Dat wil zeggen, iemand moet vijf jaar of langer eenzelfde bedrag schenken. Stel dat iemand 1000 euro per jaar geeft. Het totaalbedrag mag in één keer van de belastingen worden afgetrokken. Dat kan oplopen tot een teruggave van 2500 euro. Het geld dat anders naar de staat zou gaan, kan nu helemaal ten goede komen aan het werk voor hartpatiënten.’

‘U kunt ook kiezen voor een legaat’, vertelt Marly. ‘Dat is een waardedocument waarbij je een bepaald bedrag doneert aan Hartpatiënten Nederland na je dood.’

Een derde mogelijkheid om geld te doneren is via een testament. ‘In dat geval wordt Hartpatiënten Nederland als (mede-)erfgenaam benoemd. Een groot voordeel: over de aan ons toebedeelde erfenis hoeft geen belasting te worden betaald. Het geld voor de staat gaat dus naar de hartpatiënt! De erfenis wordt gedeeld met de andere erfgenamen, als die er zijn. Wat we ook meemaken is dat mensen zonder kinderen ons benoemen als enig erfgenaam. Bent u alleenstaand en heeft u geen kinderen, dan is het raadzaam bij leven een executeur te benoemen. Die zorgt voor een goede afwikkeling van de nalatenschap. Wat deze executeur moet doen, bepaalt u zelf. Zo’n executeur is handig als u meerdere legaten in uw testament heeft opgenomen of als er meerdere erven zijn.’

We hadden het eerder al over jubilea of recepties. ‘Wat je vaak ziet is dat mensen afzien van cadeaus, ze hebben het huis al volstaan met spullen en willen er niet nog meer. Ze vragen dan geld voor een goed doel, zoals Hartpatiënten Nederland. We hebben meegemaakt dat mensen ons dankbaar waren voor een levensreddende operatie of omdat ze goede herinneringen aan ons hebben vanwege onze reizen. Helaas gaat het dan ook wel eens mis, mensen verwarren Hartpatiënten Nederland met de Hartstichting. Het geld gaat dan per ongeluk naar de Hartstichting en niet naar ons. Wel zonde natuurlijk! De Hartstichting doet ook goed werk, maar wij komen op voor de belangen van hartpatiënten, zij voor wetenschappelijk onderzoek. Toch twee andere takken van sport dus!’

Zo doneert u

Een eenmalige donatie aan Hartpatiënten Nederland kunt u overmaken op rekeningnummer NL35 INGB 0000 5940 00, ten name van Hartpatiënten Nederland. Via www.hartpatienten.nl/helpen/uw-donatie kunt u ook betalen via iDeal of een bedrag automatisch laten incasseren.

Wilt u periodiek aan ons doneren in de vorm van een lijfrente, dan dient u dit wel vast te leggen in een overeenkomst. Dit hoeft niet per se via een notaris, wij kunnen u dit formulier toesturen.

Van het kastje naar de muur

Els Moonen (68) is eind dertig wanneer zij hartpatiënte wordt. Nu, ruim dertig jaar later, is zij ‘uitbehandeld’. Een stempel, meer niet. Want in haar leven als hartpatiënte is zij al vaker uitbehandeld verklaard. De strijd die zij heeft geleverd om überhaupt gehoord te worden, is een verhaal op zich.’Vrouwenklachten werden in die tijd niet serieus genomen.’

Els Moonen (68)

In haar vrije tijd houdt Els van lezen en schilderen. Een uitlaatklep om tot rust te komen. Want na meerdere hartinfarcten en hartoperaties én een erfelijke cholesterolaandoening wat zich heeft geuit in aderverkalking, is een uitlaatklep meer dan nodig. ‘Ik heb moeten accepteren dat ik nooit normaal zal functioneren, maar ik probeer positief te blijven en pas mijn leven aan.’

Vrouwenkwalen

De jaren tachtig zijn in volle gang wanneer Els ongemakken begint te ervaren. Ze gaat naar haar huisarts. Niet één keer, maar herhaaldelijk. Maar de juiste diagnose blijft uit, ‘Volgens mijn toenmalige huisarts waren mijn klachten te verklaren door stress. Ik was druk in de weer met de opvoeding van drie kleine kinderen, runde ondertussen een huishouden en was actief op de werkvloer.’

Maar de klachten van Els houden aan. Wanneer zij uiteindelijk bij de cardioloog terecht komt, is het te laat, ‘In eerste instantie hield de cardioloog vast aan het verhaal van mijn huisarts, dat mijn klachten stressgerelateerd zouden zijn. Frustrerend! Toen ik vertelde over de aanhoudende pijn op mijn borst, mocht ik een fietsonderzoek doen. En toen schrok hij, want mijn kransslagader zat vrijwel dicht.’

Els wordt direct opgenomen. Zij wordt gekatheteriseerd en doorgestuurd naar een academisch ziekenhuis, maar het was al te laat. Haar allereerste dotter- en stentbehandeling mag niet baten en een hartinfarct volgt. Diezelfde nacht volgt een spoedingreep en krijgt Els een bypassoperatie.

Uitbehandeld

De klachten houden aan en een periode van ‘hartbewaking op, hartbewaking af’ volgt. Onder andere doordat er te laat is ingegrepen, is de bypassoperatie niet succesvol. Vele ingrepen (en hartinfarcten) volgen daarop. Als klap op de vuurpijl wordt Els in de jaren negentig uitbehandeld verklaard, ‘Maar ik liet het er niet bij zitten en heb contact opgenomen met de cardioloog uit het academisch ziekenhuis waar ik naar was doorgestuurd.

Ik ben hem eeuwig dankbaar. Mede dankzij zijn hulp en steun volgt een nieuwe operatie.’ Eenmaal opgeknapt gaat Els een jaar later met haar gezin op vakantie. Iets wat eerder onmogelijk was, ‘Mijn klachten stonden het niet toe. Ik bleef wel klachten houden, maar inmiddels was ik het gewend. Het belangrijkste was dat mijn gezin en ik ermee om konden gaan.’

Els leeft haar leven. Angst dat het mogelijk mis gaat, ervaart de doorzetster niet, ‘Volgens mij speelde angst geen rol door mijn bijna-doodervaring. Ik heb al zoveel meegemaakt, het is gewoon mijn tijd nog niet.’ Maar met de komst van het nieuwe millennium, gaat het weer mis en allerlei ingrepen volgen. ‘Naderhand had ik veel pijn, maar ik werd niet serieus genomen. Ditmaal door de verpleging. Een nieuwe hartinfarct volgt. Het was ongelofelijk moeilijk.’

Wilskracht

Levenslustig als Els is, laat zij de moeilijke tijd achter zich. De jaren die volgen zijn wisselvallig, maar ze laat zich niet kennen. Op een gegeven moment verslechtert de gezondheidssituatie van Els drastisch, ‘Ik werd invalide’. Haar cardioloog spreekt de volgende woorden uit, ‘Wij staan met onze rug tegen de muur en kunnen niets meer doen.’ Els is opnieuw uitbehandeld.

Maar Els zou Els niet zijn, als zij het heft niet in eigen handen neemt. Zij gaat op onderzoek uit en komt terecht bij een experimentele stamcelbehandeling waaraan zij na screening mag deelnemen, ‘Het doel is om door middel van stamcellen de doorbloeding van bloedvaten en de functie van het hart te verbeteren. Vooralsnog lijkt de behandeling aan te slaan.’

Voor Els is haar wilskracht haar redding geweest, ‘Ga overal zelf achteraan. Vooral wanneer een arts zegt dat je uitbehandeld bent. En wat vrouwen betreft, laat je niet met een kluitje in het riet sturen onder het mom van ‘stress’. Mijn zus had pijn in de maagstreek met uitstralingen naar haar borst. Ondanks dat zij zich beroerd voelde, is zij naar huis gestuurd. Naderhand bleek het een groot hartinfarct te zijn. Het doet mij pijn dat mijn klachten (en de klachten van andere vrouwen) niet serieus zijn genomen, onder andere omdat er aan mij niets te zien was. Inmiddels is gelukkig bekend dat vrouwen en mannen hartklachten anders ervaren. Ik hoop dat vrouwen nu serieuzer worden genomen.’

Leven

Ongeacht alles houdt Els goede hoop en kijkt zij uit naar nieuwe ontwikkelingen, ‘Inmiddels heb ik met mijn gebrekkige hart leren leven, maar ik vind het nog steeds lastig om keuzes te maken bijvoorbeeld met betrekking tot sociale gebeurtenissen. Want ik ben beperkt in mijn doen en laten. Ik mis veel, dat maakt mij verdrietig, maar daardoor heb ik ook een schuldgevoel ten opzichte van mijn kinderen en kleinkinderen. Tegelijkertijd hebben mijn man, waar ik veel steun aan heb, en ik geleerd om met kleine dingen tevreden te zijn.’