Wat te doen bij…

 

In en rondom het huis is er altijd wel wat te doen. Vooral als het op schoonmaken en opruimen aankomt. Immers, een ongeluk zit in het welbekende kleine hoekje (denk aan een zoekgeraakt sieraad). Besteedt u het liefst zo min mogelijk tijd aan het huishouden en alles daaromheen? Vooral omdat u door uw hartaandoening lichamelijke activiteiten als extra belastend ervaart? HartbrugReizen helpt u op weg door middel van handige tips en trucs.

 

Shiny bakplaat

Is uw bakplaat toe aan een grote schoonmaakbeurt? Plaats deze in een met water en natuurazijn gevulde plastic bak (ter grootte van de bakplaat) en laat een nacht weken. De volgende ochtend wacht u een aangename verrassing. Geen bak? Een waterdichte vuilnisemmer voldoet ook.

 

Kalk

Wist u dat kalk als sneeuw voor de zon verdwijnt wanneer u het te behandelen oppervlak met glansspoelmiddel insmeert? Laat het glanspoelmiddel een kwartier inwerken en afspoelen maar.

 

Plakkerige stickers

Stickers. Tegenwoordig is elk product voorzien van tenminste één exemplaar. Op z’n minst om het land van herkomst aan te duiden. Vindt u het ook een priegelwerkje om een sticker van een glas, pot of what so ever af te halen zonder plakkerige restanten? Niet meer! Föhn de sticker warm et voilà; de sticker glijdt er als het ware vanaf. Een glad ondervlak gegarandeerd.

 

(Spaghetti)aansteker

Brandt u regelmatig uw handen tijdens het aansteken van kaarsen? Vanaf nu niet meer! Steek een sliert ongekookte spaghetti aan en hiermee vervolgens uw kaarsen.

 

Kaarsvet

Kaarsen zorgen voor licht, warmte en gezelligheid. Helaas heeft het kaarsvet nogal een eigen wil en kleeft het binnen de kortste keren aan bijvoorbeeld uw tafelkleed. Maar geen nood, want keukenpapier doet wonderen. Plaats een vel keukenpapier op het gesmolten kaarsvet en föhn hierover. Door de warmte hecht het kaarsvet zich aan het papier. Herhaal dit totdat uw tafelkleed en/of kledingstuk weer kaarsvetvrij is.

 

Over kleden gesproken…

Is uw vloerkleed vies en kan dit wel een schoonmaakbeurt gebruiken, maar zit u hierop niet te wachten? Wacht dan op sneeuw en leg uw kleed ondersteboven vijftien minuten in de sneeuw. Het resultaat? Zwarte sneeuw, maar een schoon vloerkleed! PS Laat het kleed vanzelfsprekend opdrogen.

 

Rode (fruit)vlekken

Rode (fruit)vlekken? Geen probleem! Besmeer uw kledingstuk met karnemelk en laat vervolgens nog enkele uren (minimaal drie) weken in karnemelk. Vervolgens afspoelen met koud kraanwater en laat de wasmachine de rest doen. Het resultaat? Vaarwel vlek en welkom vlekkeloos kledingstuk.

 

Frisse geuren & co.

Houdt u ook van het begrip ‘Twee vliegen in één klap’? Laat uw huis heerlijk ruiken, terwijl u stofzuigt. Hoe? Simpel! Strooi een beetje wasmiddel in poedervorm op de grond en zuig dit op alvorens u gaat stofzuigen. Een heerlijk, geurende bloementuin is na afloop gegarandeerd (althans, afhankelijk van uw wasmiddelgeur).

 

Inspector gadget

Over stofzuigers gesproken… u bent iets kleins kwijt? Span een panty over uw stofzuigerbuis en stofzuigen maar. Het voorwerp (bijvoorbeeld een sieraad) blijft door de zuigkracht aan de panty kleven.

 

Houten meubelwaren

Is uw gewaardeerde houten meubelstuk beschadigd met krassen? Moeder natuur biedt een oplossing! Wrijf een walnoot over de beschadigde plek en zie hoe de krassen onzichtbaar worden.

 

Aardappels op hun best (langst)

U houdt wel van een aardappeltje en u heeft groots ingeslagen? Stop een appel tussen de aardappelen en geniet langer van verse ‘piepers’.

 

Pannenkoekenbeslag

Knoeit u met pannenkoekenbeslag? Vanaf nu niet meer. Schenk het beslag in een lege knijpfles (bijvoorbeeld een ketchupknijpfles) en knijpen maar. Sterker nog; het afbakenen van de juiste hoeveelheid beslag in uw koekenpan is zo tevens stukken makkelijker.

 

Fruitvliegjes?

Plaats een schaaltje gevuld met water en azijn in de kamer en binnen de kortste keren zijn de fruitvliegjes weg.

 

Rokers

Hoe wordt en blijft een asbak schoon? Was uw asbakken en droog ze zeer goed af. Spuit de asbakken vervolgens in met meubelspray (deodorant voldoet ook). Het resultaat? De as glijdt er uit.

 

Armbandje omdoen…

U staat op het punt om te vertrekken en om uw outfit af te maken wilt u nog even snel een armband omdoen, maar niemand die u daarbij kan helpen? Geen probleem! Plaats een paperclip aan het uiteinde van uw armband en houdt deze vervolgens vast met uw duim. De paperclip geldt als verlengstuk en stelt u in staat om het uiteinde met het slotje te verbinden.

 

Plakband, tape etc.

Iedereen kent het tafereel van het zoeken naar het begin van een rol plakband, tape en al het andere wat plakt. Vergemakkelijk uw leven door een paperclip aan het uiteinde, dan wel begin van een rol te plaatsen en probleem opgelost. Alweer die paperclip…

 

Mobiel nat?

Leg uw mobiel in een bak met rijst en laat het geheel een nacht rusten. De rijst zorgt ervoor dat de vloeibare substantie wordt opgezogen.

Vier Carnaval, maar met mate!

 

Met name ten zuiden van de grote rivieren barst eind februari het traditionele carnavalsfeest weer los. Bonte stoeten trekken door de straten, de kroegen lopen vol, pleinen worden gevuld met muziek en entertainment, kortom: het is feest!

 

Veel liefhebbers bereiden zich maanden voor op het carnavalsgebeuren. Raden van elf houden bijeenkomsten, alles moet tot in de puntjes georganiseerd zijn om het feest van de zonnewende tot een mooie beleving te laten worden.

 

Voor noordelingen is het even wennen dat, in veler ogen, rare gedoe van de zuiderling. Die weet echter wel beter en stort zich vol overgave in de kolkende mensenmassa van feestgangers. Even los van de dagelijkse sleur, even weg van alles, even van alles doen wat eigenlijk niet echt gezond is. En daar vatten we de spreekwoordelijke koe gelijk bij de horens. Want als diabeet of hartpatiënt verdient het enige voorkeur op je tellen te passen. Bier jaagt je suikerspiegel omhoog, en maakt hongerig.

 

En honger stil je tijdens de carnaval maar al te gemakkelijk met de vette hap. Frites (of wat daarvoor door moet gaan), mayonaise, frikandellen, kroketten, hamburgers,  shoarma, pizza’s, de half bezwijkende weegschaal kijkt je met de dag bezorgder en norser in het gelaat. Daar begint het gegooi in de glazen.

 

Bij twijfel is het altijd beter even met je dokter of specialist te overleggen in hoeverre je los kunt gaan met carnaval. Wees ook bedacht op snelle temperatuurwisselingen. Buiten op straat hossen vereist warme kleding, maar eenmaal binnen in de kroeg zit je vaak opeen geperst als haringen in een ton, en dan is die dikke winterjas net iets te veel van het goede. Ga in elk geval niet zomaar weer de straat op, een verkoudheid heb je zo te pakken.

 

Wie een voorliefde heeft voor een zekere hygiëne, kan carnaval beter aan zich voorbij laten gaan. Glazen worden vaak slecht schoon gemaakt, virussen en bacteriën vieren ook uitbundig carnaval deze dagen. En wanneer je je door de menigte naar het toilet hebt weten te wringen, verwacht dan geen geheel zuiver toilet.

 

Wie desondanks carnaval wil meemaken en niet terugschrikt voor de ‘bijwerkingen’ van drukte, gebrekkige hygiëne en verhoogd risico op ziek worden na de feestdagen, kan in Limburg en Brabant zijn lol op. Toch verschillen beide provincies wat betreft het vieren van het volksfeest veel van elkaar. In Limburg is het de bedoeling dat iedereen zich zo origineel mogelijk verkleedt en opmaakt. In Brabant overheerst juist de uniformiteit (de spreekwoordelijke boerenkiel). Een ander verschil is, dat Limburgers dan uit volle borst meezingen met zelfgemaakte liedjes in de eigen taal en uit de eigen regio, waar Brabanders het toch overwegend doen met Nederlandstalige muziek. Een kloof dus tussen de Brabantse Neerlandstalige skihuthoempapa en de Limburgse dialectchansons, hoewel in kroegen in Eindhoven, Den Bosch, Bergen op Zoom en Tilburg ook geregeld Brabantse liedjes ten gehore gebracht worden, zoals het ‘Groen Oranje Sjaal’, waarmee Guus Meeuwis de kleuren van Tilburg bezingt. In Den Bosch is er een kwekfestijn voor de Oeteldonkse muzikanten met vaak in onbruik geraakte Bossche woorden. Blaaskapellen vind je overigens in beide provincies. Limburg kent bovendien zijn ‘zaatte hermeniekes’, Brabant zijn dweilorkesten.

 

Waar in Limburg de ‘Einzelgänger’ hoog aanzien geniet, word je in Brabant verondersteld volledig in de anonieme massa op te gaan. In Limburg tel je als uniek uitgedoste feestganger, in Brabant moet je juist niet opvallen.

 

Een andere traditie in Limburg is het ‘autoriteite toeke’, het kritiek leveren op de autoriteiten. Dat mag namelijk met carnaval, ook in je uitdossing, in wat je met je meedraagt. Dit belachelijk maken van gezagsdragers, een oeroude Limburgse carnavalstraditie, vormt ook de aftrap van het Maastrichtse carnaval, waar zelfs ministers bij aanwezig zijn, die zich het nodige moeten laten gevallen. Maastricht is ook de plaats van de mooie optochten, evenals onder meer Roermond, en andere Limburgse steden. Maastricht is de plek waar carnaval vooral op straat gevierd wordt. Hoe noordelijker je komt, des te meer verplaatst het carnaval zich naar binnen, in kroegen en zalen, waar de bar en de muziek centraal staan.

 

In enkele steden zijn er tradities rond het afsluiten van het carnavalsfeest. In Roermond wordt dinsdagmiddag de god van de drank, Bacchus, de Roer in gegooid. In Sittard is er het Maske Begrave, in Venlo de Muts Afzette. Goed te merken is, om af te ronden, dat de ‘Hollandse’ invloed in Brabant sterker is dan in Limburg, dat toch iets verder weg ligt van de randstad. In Brabant staat de gelijkheid centraal (ieder mens is gelijk), in Limburg juist de uniekheid van ieder mens. Wat beide provincies gemeen hebben: de gezelligheid staat centraal. En daar doen we het toch voor!

 

Waarheen met carnaval? Plan je eigen uitstapje, kies een stad of dorp, en informeer bij de regionale VVV wanneer daar iets te doen is! Het is namelijk te veel om in dit kader op te sommen. Wanneer je als ‘buitenlander’ kiest voor Brabant of Limburg, dan zou je kunnen beginnen bij een van de grote steden. Daar is immers altijd wel iets ‘los’. Fijne dagen!

 

Partner of mantelzorger?

 

Als partner van een hartpatiënt neem je automatisch meer (zorg)taken op je. Natuurlijk doe je dat uit liefde, maar overbelasting ligt op de loer.

 

Nederland telt 4 miljoen mantelzorgers, waarvan maar liefst 10 procent zich overbelast voelt. Dit geldt met name voor mensen die intensieve zorg verlenen aan een hulpbehoevende naaste. Hartpatiënten leiden doorgaans een redelijk normaal leven en hebben daardoor geen, of slechts voor een korte periode, intensieve zorg nodig. Toch zullen hun partners wél een zorgende rol aannemen: ze gaan bijvoorbeeld mee naar ziekenhuisafspraken of nemen (huishoudelijke) klussen uit handen. Voor veel partners zal dit voelen als vanzelfsprekend, en niet direct als mantelzorg.

 

Dat geldt ook voor Cilla Hooijmans-Schot (36) van de site www.hartstukjes.nl. Haar man Lennart kreeg in 2014 een hartaanval en heeft inmiddels een S-ICD. ‘Bij het woord mantelzorg denk ik aan iemand die voortdurend hulp nodig heeft. Dat is bij ons niet zo, Lennart heeft gelukkig weinig klachten en doet bijna alles zelf. Maar als ik erover nadenk, ben ik best veel aan het zorgen. Hij is niet bang dat zijn hart weer iets geks doet, maar ik ben er onbewust wel mee bezig. Op slechte dagen is hij snel vermoeid en wil ik hem beschermen. We kunnen dan zelfs bekvechten over wie de boodschappentassen draagt. Ons leven is veranderd en dat is wennen, zeker omdat we nog zo jong zijn. Als ik geïrriteerd raak omdat hij een dutje moet doen terwijl we iets leuks gepland hadden, voel ik me schuldig. Voor hem is het toch veel erger dan voor mij? Maar het is een feit dat ons leven nu meer om hem draait. Dat onze toekomst in één klap veranderd is. Hoe ik het volhoud? Veel praten, eerlijk zijn tegen elkaar en grapjes blijven maken. ‘Je kunt best stofzuigen hoor, beweging is goed voor je’, zeg ik dan om hem een beetje te plagen.’

 

Cilla Hooijmans-Schot

 

Mantelzorglijn

Ginette Klein spreekt als coördinator van de Mezzo Mantelzorglijn dagelijks mensen die zorgen voor een zieke partner. ‘Meestal voelen zij zich inderdaad geen mantelzorger. Als je van elkaar houdt, zorg je voor elkaar, vinden ze. In goede én slechte tijden. Soms helpt het om het woord toch te benoemen. Als je jezelf beschouwt als mantelzorger, is de stap om hulp te vragen vaak makkelijker. Veel partners doen dat niet, ze voelen zich schuldig dat ze het soms zwaar vinden.’

 

Ze raadt mantelzorgers aan om gebruik te maken van de vormen van hulp die er zijn. ‘In de huidige participatie-samenleving wordt ervan uitgegaan dat je als partner veel zelf doet, maar de gemeente kan je wel informeren over de opties die er wél zijn. Misschien kom je wel in aanmerking voor thuiszorg, of kun je je aanmelden voor een boodschappenservice. Iedere gemeente heeft ook een Steunpunt Mantelzorgers, waar ze kunnen helpen met bijvoorbeeld het invullen van formulieren.’

 

In de gesprekken die Ginette Klein heeft met mantelzorgers, merkt ze dat de meeste partners liever zo weinig mogelijk uit handen geven. ‘Dat is begrijpelijk, maar we adviseren wel om af en toe tijd voor jezelf te nemen. Respijtzorg biedt mantelzorgers de mogelijkheid om taken tijdelijk even over te dragen, zodat ze zelf bijvoorbeeld een middagje weg kunnen. Op die manier laad je op en dat voorkomt uitval. Ook kun je via www.mezzo.nl meedoen aan het online programma Do Something Different. Je ontvangt dan via sms of email kleine opdrachtjes die je in 30 dagen leren om beter voor jezelf te zorgen. Veerkracht is het toverwoord om het vol te houden.’

 

Tot slot benadrukt Ginette Klein hoe belangrijk het is om te kijken naar de positieve kanten. ‘Vergeet niet wat je altijd voor elkaar was. Misschien kan je partner bepaalde dingen in huis niet meer doen, maar kun je wel nog steeds fijn samen wandelen of urenlange gesprekken voeren. Kijk naar wat je wel hebt in plaats van wat niet, dat houdt je relatie gelijkwaardig.’

 

Positieve houding

Daar kan Maike Andeweg (63) over meepraten. Haar man Frans (64) werd in 2001 hartpatiënt. Er bleek een gat te zitten tussen zijn hartkamers, werken ging niet meer. ‘Van huis uit ben ik verpleegkundige, ik werkte destijds parttime in de thuiszorg’, vertelt Maike. Overdag hielp ik ouderen en thuis verzorgde ik mijn man. Fysiek, maar ook psychisch had hij veel ondersteuning nodig. Frans had het namelijk moeilijk met het verliezen van zijn geliefde baan als onderwijzer. Eerlijk gezegd zag ik best op tegen onze toekomst. Mijn man was iemand die flink kon mopperen als iets niet lukte, ik was bang dat hij in een hoekje zou gaan zitten kniezen. Maar hij herpakte zich juist wonderbaarlijk snel en bloeide helemaal op. Hij is veranderd in een hele lieve man die geniet van het leven. We doen alleen nog maar leuke dingen! Natuurlijk ben ik nog steeds mantelzorger, ik doe veel meer dan vroeger. Maar nee, ik vind dat absoluut niet zwaar. En dat komt vooral door de positieve houding van mijn man.’

 

Over hartpatiënt zijn enzovoort…

 

Het gras is altijd groener aan de overkant; of toch niet? Young & Yearning ging in gesprek met mede-hartpatiënt Johan Witter (36) over hoe hij het hartpatiënt zijn ervaart én hiermee omgaat. Hij vertelt openlijk over zijn angst(en) en het overwinnen daarvan.

 

Voel jij je een hartpatiënt?

‘Ondanks dat bij mij de hartspierziekte dilaterende cardiomyopathie (DCM) is geconstateerd, voel ik mij in het dagelijks leven geen hartpatiënt. Tenminste, afgaande op het lichamelijke aspect met betrekking tot DCM; ik heb geen fysieke verschijnselen die mij aan mijn hartaandoening herinneren. Daarentegen ervaar ik wel psychische klachten naar aanleiding van mijn hartstilstand in 2015. Vanwege de hartstilstand is een S-ICD (implanteerbare defibrillator) geïmplanteerd. De angst voor herhaling is bij mij aanwezig. Hierdoor ben ik meer met mijn lichaam bezig dan voorheen. Om een voorbeeld te noemen: ik ben mij bewust van elke verandering in mijn hartslag.’

 

Wat doe jij zelf tegen jouw angst?

‘Tegen mijn angst doe ik eigenlijk het verkeerde, want ik voed het – de angst – door mijn hartslag continu te controleren.  Het grote probleem hiervan is dat ik een controle van mijn hartslag nodig heb om rustig te worden. Het controleren van mijn hartslag doe ik zelf of ik laat het controleren. Als mijn hartslag in orde is, ga ik ervanuit dat ik niets mankeer. Inmiddels is het controleren van mijn hartslag verminderd en wordt het steeds minder. Ondanks dat ik mij bewust ben van het feit dat ik beschermd ben door mijn S-ICD en de bewering van doktoren dat ik niet bang hoef te zijn voor nog een hartstilstand, is dat makkelijker gezegd dan gedaan; aangezien er toch een geringe kans op herhaling aanwezig is.’

 

Krijg jij bij het onder controle brengen van jouw angsten hulp van buitenaf?

‘Ik heb een jaar lang, tot afgelopen december, bij een medisch psycholoog gelopen. Recent ben ik benaderd omtrent een pilot om nieuwe, jonge, ICD-dragers te helpen om te gaan met een ICD. Deze pilot wordt door meerdere ziekenhuizen georganiseerd en uiteindelijk door een commissie beoordeeld. Het is opgezet door een werkgroep van psychologen, omdat zij vinden dat er te weinig begeleiding is voor ICD-dragende jongeren. Het is nu afwachten of ik hiervoor word geselecteerd.’

 

Hoe ervaar jij de S-ICD?

‘Hoe ik mijn S-ICD ervaar, is dubbel. Zolang hij niet hoeft in te grijpen (gelukkig!), is het tegelijkertijd moeilijk om op mijn S-ICD te vertrouwen, want wie garandeert mij dat de geïmplanteerde defibrillator in mijn lichaam werkt? Dus aan de ene kant wil ik een shock ervaren om mijzelf te overtuigen van het feit dat de S-ICD werkt, terwijl aan de andere kant elke dag zonder een schok een zet in de goede richting is waarmee het vertrouwen toeneemt dat ik niets mankeer.’

 

Hoe ga jij met jouw hartaandoening en jouw angst om?

‘Ik probeer alles hetzelfde te doen als voorheen, oftewel, voordat ik een hartstilstand kreeg. Maar dat is niet altijd even makkelijk. Om een voorbeeld te noemen: ik vind het vrij moeilijk om naar het buitenland te gaan. Waarom? Geen idee. Ik ben mij ervan bewust dat de grens overgaan geen extra risico’s met zich meebrengt. Sterker nog, anderhalve maand nadat mijn S-ICD is geïmplanteerd ben ik naar Berlijn geweest en ik ben mijn vakantie zonder problemen doorgekomen.

Angst is een slechte raadgever en daar ben ik ondertussen wel achter. Maar ik ben ervan overtuigd dat ik mij voor het eind van volgend jaar beter zal voelen, want ik boek vooruitgang.

Mijn hartstilstand vond in 2015 plaats en inmiddels werk ik weer veertig uur per week. Tevens heb ik buiten het werk om al mijn bezigheden van vroeger opgepakt.’

 

Therapie

Ervaar jij klachten en/of andere ongemakken naar aanleiding van jouw hartaandoening(en)? Trek aan de bel en zoek hulp. Onthoud dat het geen zwakte is, integendeel. Professionele hulp zorgt ervoor dat de klachten, dan wel ongemakken, niet jouw leven beheersen. Oftewel: therapie is gericht op het verminderen van geestelijke gezondheidsklachten, maar ook persoonlijke groei en zelfontwikkelingen.

 

Tegenwoordig is het aanbod enorm en dankzij de diverse therapievormen en de daarbij horende behandelmethoden én geneeswijzen, is er voor ieder wat wils. Een onderscheid is te maken tussen psychotherapie, alternatieve geneeswijzen en overige behandelmethoden. Deze zijn (bijna) allemaal van toepassing op (onder andere) hartpatiënten. En dit is nog maar een kleine greep uit het enorme aanbod. Benieuwd waar jij het meeste baat bij hebt? Ga naar de huisarts. Hij/zij kan jou hierin adviseren en doorverwijzen. Het vragen om hulp, is de meest spannende stap; daarna gaat het vanzelf.

 

* Psychotherapie

Psychotherapie is een erkende (gespreks)behandelmethode voor psychische stoornissen en problemen met als doel het verminderen en beter hanteerbaar maken van psychische en lichamelijke klachten. De psychotherapie heeft een grote diversiteit aan behandelmethoden.

 

* Alternatieve geneeswijzen

Alternatieve geneeswijzen zijn niet-erkende behandelmethoden vanwege het ontbreken van algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van de geneeskundige effectiviteit, maar met hetzelfde doel als psychotherapie. Net zoals in de psychotherapie, is er in alternatieve geneeswijzen een grote diversiteit aan behandelmethoden. Voorbeelden hiervan zijn verschillende meditatietherapieën en verscheidende ademhaling- en ontspanningstherapieën.

 

Mijn mooiste reis ‘De camper geeft ons vrijheid’

 

In deze rubriek vertellen hartpatiënten over de mooiste reis van hun leven. Dit keer het verhaal van Miriam Lammertink (47). Zij heeft bijzondere herinneringen aan de camperreis door Amerika die ze samen met haar man Martin maakte in 2010.

‘Een camper staat voor ons gelijk aan vrijheid. In een hotel voel ik me snel opgesloten, maar met een camper kun je gaan en staan waar je wilt. Je hoeft niets te plannen, kunt gewoon je eigen potje koken en hebt je bed altijd bij je. Martin en ik hebben daarom altijd geroepen: als we ooit de loterij winnen en niet meer hoeven te werken, verkopen we ons huis en gaan we met een camper de wereld over trekken.

 

In het voorjaar van 2010 hebben we alvast een voorproefje gehad, toen we een rondreis van vier weken door het westen van de Verenigde Staten hebben gemaakt. Van Denver naar San Francisco, in totaal meer dan 5000 kilometer. De reis zat voor mij precies tussen twee operaties in. Ik heb last van boezemfibrilleren en had op een gegeven moment soms wel drie keer per dag aanvallen. In september 2009 ben ik daar voor het eerst aan geopereerd, maar aangezien het weer terugkwam, moest ik een jaar later opnieuw onder het mes. Gelukkig heb ik daar tijdens de reis nauwelijks last van gehad. Ik was soms wat vermoeider, waardoor lange wandelingen er niet inzaten. Gelukkig hielden we daar toch al niet van, Martin en ik zijn meer van het Bourgondische leven. We vinden het heerlijk om lekker op een stoeltje voor de camper te zitten met een glas wijn, de barbecue aan en een fantastisch uitzicht om ons heen.

 

Indianen en cowboys

De Amerikareis was echt een geweldige ervaring, een aaneenschakeling van hoogtepunten. We bleven nooit langer dan drie dagen op één plek en hebben daardoor maar liefst vier staten gezien: Colorado, Utah, Nevada en California. Vooral de natuurparken waren schitterend. De rode en zalmkleurige rotsen en bergen van Arches National Park hebben echt ons hart gestolen. Maar ook Bryce Canyon met de surrealistische rotspieken en de natuurlijk gevormde bruggen en bogen van kalksteen was prachtig. We hebben daar ook veel dieren gezien, er sprong zelfs een eekhoorntje zomaar op mijn schouder!

 

Voor mij sprong Capitol Reef er het meest uit, vooral door de afwisseling van verschillende landschappen. Al rijdend over slingerende wegen zagen we constant nieuwe kleuren, van witte besneeuwde bergen tot grote grillige rotsformaties omringd door groene bossen. Soms kwam je urenlang geen mens tegen. In Arizona zijn we ook door Indianenterritorium gereden, heel bijzonder. Je ziet op de uitgestrekte heuvels en ranches gewoon denkbeeldig Indianen en cowboys lopen, met hun verentooien en bontgekleurde paarden.

 

Soms waren er wel spannende momenten. Op veel plekken lag sneeuw, zelfs op plaatsen waar ze dat eigenlijk helemaal niet gewend zijn. Op een gegeven moment reden we in Utah op de Scenic Byway richting Cedar City. Het weer was niet al te best en er stonden waarschuwingsborden voor trucks, maar zo groot was onze camper nu ook weer niet. We besloten dus toch de gok te wagen. Als het niet gaat, keren we gewoon weer om, dachten we. Niet dus: de weg was zo smal dat dit helemaal niet mogelijk bleek. We moesten dus wel doorrijden, meer dan zestig kilometer lang. Het weer werd steeds slechter en de wegen waren spekglad van het ijs. Bij afdalingen waren we bang om te gaan glijden, geen prettig vooruitzicht met een afgrond van honderden meters diep naast je. Tot overmaat van ramp reed er een sneeuwschuiver achter ons, maar de weg was niet breed genoeg om die te laten passeren om voor ons de weg vrij te maken. Gelukkig zijn we uiteindelijk heelhuids in de stad aangekomen, maar het was wel doodeng!

 

Zonsondergang in de Grand Canyon

Toch is dat een van de weinige minder leuke ervaringen, eigenlijk was alles geweldig. Zelfs in het hysterische Las Vegas, wat we in het begin helemaal niks vonden, hebben we ons uiteindelijk prima vermaakt. Hele mooie herinneringen heb ik aan de Grand Canyon, waar we op een camping midden in het park stonden. ’s Avonds hebben we een afgelegen plekje opgezocht en samen op een rots, met een meegebrachte fles wijn, op anderhalve meter van de afgrond naar de zonsondergang gekeken. Dat was echt heel romantisch.

 

De operatie na terugkomst is goed gegaan, inmiddels heb ik bijna nergens meer last van. Het is hooguit een beetje onhandig af en toe, maar het houdt me zeker niet tegen om leuke dingen te blijven doen en mooie reizen te maken. Onze droom om ooit in een camper te gaan wonen is door Amerika alleen maar groter geworden. Dat lijkt me echt het ultieme genot.

 

Aangezien die loterij niet opschiet, hebben we twee jaar geleden toch maar alvast onze caravan ingeruild voor een camper. Als we op vrijdagmiddag op tijd klaar zijn met werken, pakken we de spullen en gaan we een paar dagen op pad. Ik heb een eigen kapsalon, dus we kunnen nooit langer dan drie weken weg. Maar zo vaak als we kunnen, trekken we er op uit. We kunnen natuurlijk niet de oceaan over, maar in Europa valt gelukkig genoeg te zien. Komend jaar gaan we naar Marrakech en Engeland, maar ook Schotland, Italië en Scandinavië staan nog op ons lijstje. We blijven dus gewoon Staatsloten kopen en duimen dat we ooit de jackpot winnen.’

Lichtjes tegen winterdepressies

 

Niemand wordt vrolijk van koude en donkere winterdagen, maar sommige mensen raken er echt door in een depressie. Iedereen die aan winterdepressies lijdt, kan die maar beter te lijf gaan. Dat geldt zeker ook voor hartpatiënten. Depressies brengen extra gezondheidsrisico’s met zich mee. HartbrugReizen sprak Dr. Ybe Meesters, klinisch psycholoog en psychotherapeut met een grote kennis van lichttherapie bij winterdepressie.

 

‘Ik word zó depressief van dit weer!’ Als in de winter om vier uur ’s middags het licht al aan moet, verzuchten we het allemaal wel eens. Meestal is er hooguit sprake van een winterdip of de winterblues. We zitten niet helemaal lekker in ons vel en stappen ’s ochtends minder energiek uit bed. Het leven oogt minder zonnig dan in de lente- en zomermaanden, maar we functioneren nog wel.

 

De klachten van degenen die echt aan een winterdepressie lijden, zijn veel ernstiger. Patiënten zijn niet alleen neerslachtig, maar hebben ook de neiging zichzelf terug te trekken. Ze zijn prikkelbaar, hebben een gebrekkige concentratie en voelen zich moe. Dat terwijl ze vaak juist veel slapen, soms meer dan veertien uur per dag. Activiteiten ondernemen valt loodzwaar. Werk, studie en sociale contacten lijden onder hun gemoed. Anders dan bij een ‘gewone’ depressie verdwijnen de klachten van neerslachtigheid met het lengen van de dagen. Ze keren in de herfst en winter terug. Jaren achtereen.

 

IJslanders hebben geen last

Waar komt zo’n winterdepressie vandaan? Eigenlijk weten wetenschappers dat niet precies. Een tekort aan daglicht is waarschijnlijk de boosdoener. Hoe noordelijker van de evenaar, hoe minder zonuren, hoe minder intens het licht en hoe vaker winterdepressie voorkomt. Ruim een miljoen Nederlanders hebben in de koude seizoenen moeite zich aan de geringere hoeveelheid daglicht aan te passen. Hun biologische klok raakt verstoord. Bijna de helft van hen lijdt echt aan een winterdepressie. Wonderlijk genoeg hebben IJslanders doorgaans nergens last van. De evolutie en erfelijkheid spelen dus vermoedelijk ook een rol. Winterdepressie zit vaak in de familie, of juist niet. Vrouwen tussen de 13 en 55 jaar maken 70-80% van de patiënten uit. Mogelijk triggeren hormonale schommelingen winterdepressies eveneens.

 

Minder zorg voor zichzelf

Wat de precieze oorzaak ook is, het is belangrijk de winterdepressie te onderkennen. Niet alleen vanwege de nare gevoelens. Net als een ‘gewone’ depressie, brengt ook de winterdepressie verdergaande gezondheidsrisico’s met zich mee. De algehele lusteloosheid en passiviteit die depressies kenmerken, maken dat patiënten minder goed voor zichzelf zorgen. Ze leven ongezonder. In het geval van hartpatiënten zijn artsen extra alert op depressies. Dat is niet voor niets. Ze belemmeren het herstel en het risico op hartklachten zou zelfs weer toenemen. Is dat ook bij winterdepressies zo? ‘Waarschijnlijk wel’, beaamt Ybe Meesters. Meesters is gepromoveerd op het onderwerp lichttherapie bij de behandeling van winterdepressie en verbonden aan de polikliniek Winterdepressies van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). ‘Meestal hebben mensen met een winterdepressie een grotere behoefte aan met name calorierijk voedsel. Doordat ze in de winterperiode ook beduidend minder energie hebben, zijn ze minder actief.’ Bij onvoldoende lichaamsbeweging betekent dit gewichtstoename.

 

De natuur manipuleren

Ondanks de wat gebrekkige kennis van winterdepressies zijn ze gelukkig goed te behandelen. Reguliere lichttherapie met wit licht werkt voor de meeste patiënten bewezen effectief. Hun stemming verbetert en ze krijgen weer meer energie. Eén tot twee weken lang zit de patiënt dagelijks ca. drie kwartier voor een speciale lamp. De ogen worden blootgesteld aan 10.000 lux, de maat voor lichtsterkte. Dit is doorgaans genoeg om van de klachten af te komen.  Eigenlijk is het kunstmatig de natuur manipuleren. Het klinkt simpel. Zo simpel zelfs dat consumenten zelf hun speciale zonlichtvervangende lampen voor thuis aanschaffen. De vraag is of dat verantwoord is. Wat adviseert  Meesters? ‘Het is zeker aan te raden de eerste behandelingen onder deskundige begeleiding te laten plaatsvinden, dus (poli)klinisch.’ Patiënten kunnen dan instructies meekrijgen om thuis de behandeling veilig voort te zetten. Een dokter, psychiater of psycholoog moet sowieso eerst de diagnose stellen. Want is er wel sprake van een winterdepressie? Lichttherapie wordt ook alleen vergoed bij een doorverwijzing.

 

Opgepast met zonnebanklampen

Bij winterdepressie zelf gaan dokteren met lichttherapie is om méér redenen onverstandig. Er zijn namelijk ook contra-indicaties voor de lichtbehandeling. Is een hartaandoening een contra-indicatie? ‘Nee’, aldus Meesters, ‘lichttherapie kan ook bij hartpatiënten worden toegepast als deze een winterdepressie hebben. Contra-indicaties zijn evenwel kwetsbare ogen, oogziektes, recente oogoperaties, gebruik van bepaalde medicatie, psychoses en manische episodes bij bipolaire stoornissen. Het alternatief is in die gevallen medicatie, antidepressiva. Het is overigens de vraag of dat veiliger en een beter alternatief is.’ Medicijnen worden ook voorgeschreven in het geringe aantal gevallen dat de lichttherapie niet werkt. Voor een maximaal effect is het raadzaam om bij winterdepressieklachten zo vroeg mogelijk met lichttherapie te beginnen.

 

Een waarschuwing tegen zonnebanklampen is hier ook op zijn plaats. Een zonnebank werkt niet zoals lichttherapie. Bij lichttherapie komt licht van een bepaalde sterkte via het netvlies naar binnen. Alleen zo sorteert het effect. De lampen van de zonnebank werken met ultraviolet licht dat schadelijk is voor de ogen. Daarom kunt u er niet met open ogen gebruik van maken. Het kan blindheid veroorzaken.

 

Tot slot: een dagelijkse wandeling werkt voor iedereen opbeurend. Het beste in de ochtend, want dan is het winterlicht het krachtigst.


 

Hartfalen. Wat nu?

 

In gesprek met cardioloog Peter Paul Delnoy

 

Waarom heeft u voor de cardiologie gekozen? Wat spreekt u op dagelijkse basis, op de werkvloer, het meest aan?

In de cardiologie zien we veel acute maar ook chronische problematiek. In de acute fase telt soms iedere minuut, dat maakt ons werk spannend en uitdagend. Je kunt dan het verschil maken voor de patiënt voor vele jaren. Als cardioloog zijn we ook verantwoordelijk voor een belangrijk deel van het hele patiëntentraject:  anamnese, diagnostiek, behandeling en nazorg/revalidatie. De vereiste combinatie van zeer ingewikkelde topklinische zorg, goede sociale vaardigheden en intensieve patiëntcontacten is een belangrijk en dankbaar aspect.

 

Wat is hartfalen?

Hartfalen is eerder een syndroom met verschillende kenmerken dan één aandoening. Voor de huisarts, en soms ook voor de cardioloog, is de diagnose moeilijk te stellen. Bij hartfalen kan het hart onvoldoende samentrekken of ontspannen (vullen). De bloedsomloop door het lichaam schiet te kort, waardoor inspanning vaak leidt tot moeheid en kortademigheid. Ook kan het klachten van stuwing geven in de longen, benen en de buik.

 

Waarom is het vaststellen van hartfalen moeilijk?

De klachten zoals vermoeidheid, kortademigheid en oedemen zijn vaak a-specifiek. Hierdoor worden artsen en patiënten soms op het verkeerde been gezet. Zeker het vaststellen van het zogenaamd diastolisch hartfalen, waarbij de pompkracht intact is maar de vulling van het hart juist problematisch is, is vaak lastig.

 

Speelt het geslacht van een patiënt hierin een rol en welke?

Nee. Alleen zijn vrouwen vaak wat ouder wanneer ze hun eerste hartinfarct of eerste klachten krijgen. Dus hartfalen komt bij vrouwen net zo vaak voor. Bij vrouwen geldt dat klachten van kortademigheid en vermoeidheid vaker ten onrechte alleen aan ouderdom, overgang of een slechte conditie worden toegeschreven.

 

Wat zijn de meest voorkomende klachten?

Vermoeidheid, kortademigheid, verminderd inspanningsvermogen en oedemen (stuwing van vocht in longen, benen of buik).

 

Is iedereen vatbaar voor hartfalen?

In principe wel. Hartfalen is niet de oorzaak maar het  gevolg van een aandoening van het hart die leidt tot een verminderde pompkracht of vulling. Veel voorkomende oorzaken hiervoor zijn: een of meerdere doorgemaakte hartinfarcten, langdurige hoge bloeddruk of suikerziekte, hartklepafwijkingen of een specifieke hartspieraandoening. Al deze aandoeningen kunnen zowel bij mannen als vrouwen optreden.

 

Waaruit bestaan de huidige behandelmethodes van hartfalen? Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er omtrent de behandeling van hartfalen; zowel qua medicatie als therapeutisch?

De afgelopen 20 jaar is er op medicamenteus gebied veel vooruitgang geboekt. De kwaliteit van leven en de levensverwachting zijn sterk verbeterd bij patiënten met hartfalen.

 

Er zijn ook op niet-medicamenteus gebied zeker belangrijke stappen gemaakt:

  • Bij ongeveer 30% van de patiënten met hartfalen knijpt het hart niet gelijkmatig (a-synchroon). Deze groep patiënten reageert heel gunstig op cardiale resynchronisatie therapie. Deze therapie wordt via een pacemaker of implanteerbare defibrillator (ICD) toegepast. Deze therapie heeft zich de laatste jaren steeds verder doorontwikkeld.
  • Ook heeft de bescherming tegen een hartstilstand met een implanteerbare defibrillator (ICD) bij patiënten met hartfalen de prognose verbeterd. Dit geldt zeker bij patiënten met hartfalen t.g.v. een groot hartinfarct of met belangrijke vernauwingen in de kransslagaders.
  • In voorkomende gevallen kan openhartchirurgie (bypass/omleidingsoperatie en klepoperatie) de prognose en symptomen van de patiënt met hartfalen sterk verbeteren. Nieuwe ontwikkelingen zijn het plaatsen van een hartklep bij een aortaklepvernauwing (TAVI) of het plaatsen van hechtingen door een lekkende mitralisklep (Mitra-clip) via katheters die via bloedvaten worden opgevoerd. Dit wordt met name toegepast bij patiënten met een te hoog operatierisico voor een openhartoperatie.
  • Harttransplantaties worden slechts zeer weinig uitgevoerd (ongeveer 30-40 per jaar in heel Nederland), en dit aantal is stabiel. Er wordt momenteel wel onderzoek gedaan naar het toepassen van het steunhart (kunsthart) als definitieve ondersteuning van een hart dat ernstig faalt. Dit zal naar verwachting ook alleen een oplossing zijn voor een zeer kleine groep patiënten.

 

Goede begeleiding is belangrijk bij patiënten met hartfalen. Op deze manier kunnen ziekenhuisopnames voorkomen worden. Leefstijl, gezonde voeding, rookgedrag, overgewicht, hoge bloeddruk en voldoende lichaamsbeweging zijn factoren die een zeer belangrijke rol spelen bij de behandeling en levenskwaliteit. Hartrevalidatie en hartfalen poliklinieken kunnen een belangrijke rol spelen in de begeleiding van de hartfalen patiënt, ook met aangeboden zorg door middel van eHealth en goede zorgprofessionals aan huis.

 

  Dr. Peter Paul Delnoy

Een interview over het leven voor en na een hartinfarct

Van ‘jonge God’ naar ‘wijze volwassene’         

Stefan Middelkoop is 47 en in gedachten zoals hij zelf beaamt (nog) een jonge God. Een drankje meer of minder; hij draaide zijn hand er niet voor om. Evenals een sigaretje hier en daar. Tot zijn hartinfarct. Sindsdien heeft hij het roer omgegooid: ‘In 2015 heb ik, net voor mijn hartinfarct, mijn laatste sigaret gerookt. Vanaf toen heb ik er nooit meer één aangeraakt.’

Een maand voor zijn hartinfarct kampt de geboren Larenaar met extreme vermoeidheidsklachten. Zijn oplettende huisarts besluit geen risico’s te nemen en belt een ambulance. Eenmaal in het ziekenhuis volgen onderzoeken. Uiteindelijk wordt hij naar huis gestuurd met de boodschap: ‘U bent kerngezond, maar stop met roken.’ Stoppen met roken doet Stefan niet. Een maand later, tijdens zijn eerste vakantiedag, ervaart hij dezelfde klachten. Hij belt zijn vriendin, maar wanneer de klachten heviger worden besluit hij niet op haar te wachten. Stefan licht zijn buurman in, die direct 112 belt. En voordat Stefan het weet, ligt hij in de ambulance, toevallig bij dezelfde (verbaasde) ambulancebroeder.

De klap

Stefan blijkt een hartinfarct te hebben: ‘Uiteindelijk ben ik met spoed geopereerd wat resulteerde in een dotter- en stentbehandeling. Tijdens het hartinfarct ben ik even ‘weggeweest’. Het is een raar gegeven dat ik ‘dood’ was, maar ik ben hierdoor niet angstig geworden om te sterven; klaarblijkelijk ben ik hier nog niet klaar. En zolang ik leef, wil ik genieten.’

Zijn hartinfarct komt niet als een donderslag bij heldere hemel, want Stefan is zich bewust van zijn ongezonde leefstijl, maar wijt het aan stress vanwege het onverwachte overlijden van zijn vrouw. Daarnaast is hij erfelijk belast: ‘Mijn vader was hartpatiënt. Hij kreeg, net zoals ik, op zijn 46ste een hartinfarct. Uiteindelijk is hij 81 jaar oud geworden, maar die stamt nog uit de tijd dat de schepen van hout waren en de mannen van staal.’

Drie jaar eerder, in 2013, overlijdt Stefans vrouw onverwacht. Haar overlijden zet zijn leven op z’n kop: ‘Het is letterlijk een grote klap voor mijn hart geweest. Hartpijn is mij dus niet vreemd. De daarbij komende stress resulteert in veel roken én de nodige drank onder het mom van ‘Even de zorgen aan de kant’. Het zorgt voor een ongezonde levensstijl. Maar het was een uitvlucht; ik wilde geen pijn voelen.’

Het keerpunt

Wanneer de rust terugkeert in Stefans leven en hij de ernst inziet van zijn levensstijl, slaat het noodlot toe: ‘In 2015 kreeg ik een relatie. Zij, mijn lieve vriendin, gaf mij de zin in het leven terug. Daardoor ging ik gezonder leven en plots kreeg ik toch  een hartinfarct. De stress die uit mijn lichaam vloeide, maakte plaats voor het hartinfarct.’

Zijn hartinfarct schudt hem wakker: ‘Het stoppen met roken is makkelijk, maar ik faalde in het volhouden. Nu niet. Ik rook niet meer en sport. Bovendien eet ik gezond. Doordat ik meer rust, geniet ik intenser van het leven en van hetgeen wat het mij te bieden heeft. Vanzelfsprekend heb ik aandachtspunten. Ik ben een gevoelsmens en als iets eenmaal in mijn hoofd en hart zit, dan nestelt het zich daar. Loslaten blijft een aandachtspunt. Maar ik ben een makkelijke prater. Dat helpt.’

Stefan gelooft dat hij met zijn nieuwe levensstijl en het opkrikken van zijn conditie, ‘volledig’ kan herstellen: ‘Het herstel vergt tijd. Maar het is mijn ongeduld dat mijn herstel soms in de weg zit, want ik wil vaak te veel. Echter, ik word ook een jaartje ouder. Het maakt niet uit om er langer over te doen. De kunst van het vallen is om weer op te staan. Hoe langzaam het ook gaat.’

Stefan 2.0

Tijdens Stefans herstel ontvangt hij dankbaar hulp, zowel privé als professioneel, maar een vertrouwensband met zijn (nieuwe) cardioloog blijkt van grote waarde in het herstel: ‘Na een hartinfarct ben je overgeleverd aan de kennis van anderen. In dit geval de cardioloog en zijn team. Maar de hedendaagse beerput van (online en offline) informatie bestaande uit tegenstrijdige berichten, maakte mij onzeker, want ik wist niet meer wat ik moest geloven. Uiteindelijk ben ik van een groot ziekenhuis naar een kleine kliniek overgestapt. Hier ben ik niet meer een nummer. De korte lijn tussen cardioloog en patiënt doet mij goed.’

Hij vervolgt: ‘Sinds mijn hartinfarct leek ik, ondanks alle veranderingen, niet vooruit te komen. Onderzoeken wezen niets uit, maar mijn cardioloog luisterde goed naar mij en plande een katheterisatie in. En wat bleek? Er was nog sprake van een vernauwing. Hierdoor heb ik geleerd dat het belangrijk is om ons niet zomaar neer te leggen bij onderzoeksresultaten en te blijven luisteren naar het lichaam.’

Inmiddels luistert Stefan naar zijn lichaam en dat blijft hij ook doen: ‘Mijn hartinfarct was een klap, maar het heeft mijn ogen geopend. Ik heb alles gereset: mijn geest, lichaam en leven. De nasleep is heftig en wordt onder andere gekenmerkt door angst, maar met de tijd wordt het minder. Stap voor stap overwin ik steeds meer en ik geniet daarvan, want uiteindelijk vormen de kleinste stappen de grootste overwinningen.’

De helden van de ambulance

 

Ieder jaar maken ambulances in Nederland meer dan een miljoen ritten. Een aanzienlijk deel daarvan is gerelateerd aan hartklachten. Twee ambulanceverpleegkundigen van Regionale Ambulance Voorziening Utrecht vertellen hoe zij in zo’n geval handelen.

 

Wanneer iemand het alarmnummer belt met klachten die zouden kunnen wijzen op problemen met het hart, beslist de meldkamer hoe urgent de melding is en welke actie wordt ondernomen. Voor vrijwel iedere situatie zijn protocollen die door het ambulancepersoneel worden opgevolgd. Zo wordt er in het geval van pijn op de borst bijvoorbeeld altijd een hartfilmpje gemaakt, de bloeddruk en de ademhaling gecontroleerd.

 

‘In de praktijk valt echter bijna elke patiënt buiten het protocol’, vertelt Kim Smeele. Ze werkt sinds zes jaar op de ambulance. ‘Ook na het uitvoeren van de gebruikelijke handelingen is het vaak lastig te bepalen wat er aan de hand is. Maagklachten of hyperventilatie kunnen bijvoorbeeld ook pijn of drukkend gevoel op de borst geven. En iemand met een goed hartfilmpje kan soms tóch iets aan het hart hebben. Je moet dus altijd ook zelf goed nadenken.’

 

‘Als er twijfel is, nemen we iemand altijd mee’, zegt Pieter Dekkers, die bijna acht jaar ambulanceverpleegkundige is. ‘Dan is het aan de artsen om uit te pluizen wat er precies aan de hand is. Maar negen van de tien keer kan ik bij binnenkomst meteen al een goede inschatting maken. Als iemand grauw, zweterig en onrustig is, voorspelt dat meestal weinig goeds. Bij mensen die daarentegen aan de keukentafel zitten te wachten en de medicijnlijst en een tas voor het ziekenhuis al klaar hebben staan, valt het doorgaans wel mee. Als ons onderzoek vervolgens ook geen reden geeft om iemand te vervoeren, is het een zaak om de mensen gerust te stellen. Vaak is er wel veel angst en paniek, iedereen weet immers hoe gevaarlijk hartklachten kunnen zijn. Ik zie het creëren van rust als de helft van mijn werk.’

 

Dat houdt ook wel eens in dat we mensen meenemen naar het ziekenhuis terwijl dat niet per se noodzakelijk is, vertelt hij. ‘Soms sturen de familieleden heel erg aan op opname, bijvoorbeeld omdat ze zelf al gegoogeld hebben wat het is en zich zorgen blijven maken. Om escalatie te voorkomen, kies ik er dan wel eens voor om iemand verder te laten onderzoeken. Maar vaak helpt het al om de huisarts op te roepen. Die kent de patiënt en kan ook meekijken.’

 

Loos alarm

Kim: ‘In veel gevallen is het loos alarm, maar we zullen iemand er nooit op afrekenen dat diegene toch 112 heeft gebeld. Soms heeft iemand bijvoorbeeld alleen een angstaanval, maar dat gevoel kan voor iemand ook heel heftig zijn. Daar rij ik liever voor uit dan voor een reanimatie, want die lopen meestal minder rooskleurig af. Besluiten om te stoppen met beademen omdat je weet dat het niet meer zinvol is, is een hele ingrijpende beslissing om te nemen. Af en toe is dit echt wel een rotbaan hoor.’

 

Pieter kan daarover meepraten. ‘Reanimaties zijn altijd heftig, wij zijn tenslotte ook maar gewoon mensen. Als hulpverlener kom je in de eerste plaats om iemand te redden, als dat niet lukt is dat heel moeilijk. We proberen dan de familie zo goed mogelijk achter te laten voor we gaan. Zelf helpt het mij om achteraf met collega’s te praten. Als je het verhaal een paar keer verteld hebt en telkens tot de conclusie bent gekomen dat je alles hebt gedaan wat in je macht lag, kun je het beter loslaten.’

 

‘Sommige dingen raken je’, vult Kim aan. ‘En doordat wij als ambulancemedewerkers patiënten meestal niet meer zien nadat we ze naar het ziekenhuis brengen, blijft dat gevoel soms nog lang hangen. Om het te verwerken, helpt het mij om het ziekenhuis te bellen om te horen hoe het is afgelopen. Dat is tegelijkertijd ook leerzaam, heb ik de situatie goed ingeschat? Als je vervolgens hoort dat iemand die je hebt gereanimeerd weer helemaal hersteld is, geeft dat een euforisch gevoel.’

 

Bedankbrief

Ook Pieter belt regelmatig het ziekenhuis om na te vragen naar de afloop. ‘Van de patiënt zelf hoor je eigenlijk nooit meer iets en dat is wel eens jammer’, vertelt hij. ‘Maar des te leuker als dat wél gebeurt! Ik kwam bijvoorbeeld een keer tijdens een nachtdienst bij een vrouw thuis die een zwaar infarct had. Omdat ik inschatte dat het verkeerd zou aflopen als ik haar liet opstaan, hebben we de brandweer gevraagd haar uit het slaapkamerraam te takelen. Al wachtend heb ik de vrouw en haar echtgenoot gerustgesteld. Achteraf kregen we een brief vol complimenten van hem. Hij bleek arts te zijn, maar had zich niet als zodanig voorgesteld. Dat hij de moeite nam om ons te bedanken, heeft grote indruk op me gemaakt.

 

Dat het grootste deel van de meldingen van hartklachten een goede afloop heeft, is geruststellend. Maar betekent dit ook dat deze ritjes voor de ambulanceverpleegkundigen routine zijn geworden? ‘Het klinkt crue, maar het went’, bekent Kim. ‘Maar zelfs al vermoed ik bij voorbaat al dat het loos alarm is, ik zet me er niet minder voor in. Juist omdat hartproblemen een van de meest complexe aandoeningen zijn om vast te stellen, maakt dat ons werk tot een grote verantwoordelijkheid.’

Sleutelrol voor huisartsen en specialisten

 

‘Het vrouwenhart moet op de agenda’

 

Dankzij wetenschappelijk onderzoek wordt de laatste jaren steeds duidelijker dat het vrouwenhart een andere aanpak beoogt dan het mannenhart. Volgens cardioloog dr. Harriëtte Verwey, gespecialiseerd in hartfalen en hartziekten bij vrouwen, moet deze nieuw verworven kennis in de praktijk nog beter worden toegepast.

 

dr. Harriëtte Verwey

 

Hart- en vaatziekten worden nog steeds vaak gezien als een typische mannenkwaal, ook al weten we inmiddels beter: hart- en vaatziekten zijn doodsoorzaak nummer 1 onder vrouwen. Van de 100 mensen die overlijden zijn er 27 vrouwen tegenover 26 mannen, die sterven ten gevolge van hart- en vaatziekten.

 

Toch is wetenschappelijk onderzoek tot nog toe vrijwel alleen gedaan op mannen, waardoor de uitkomsten hiervan automatisch ook toegepast worden op vrouwen. Dat dit onterecht is, wordt dankzij internationaal onderzoek de laatste jaren steeds meer duidelijk.

 

In grote lijnen verschilt het vrouwenhart niet eens zo heel erg van het mannelijk exemplaar, al zijn de vrouwelijke kransslagaders net iets fijner gebouwd. Ook de risicofactoren voor hart- en vaatziekten, zoals hoge bloeddruk, overgewicht, hoog cholesterol, roken en diabetes, zijn voor beide seksen gelijk. De grootste verschillen zitten in uiting van symptomen en de herkenning van signalen. Doordat die lange tijd niet goed in kaart zijn gebracht, blijven hartklachten bij vrouwen vaak langer onopgemerkt.

 

Overgang

Op latere leeftijd manifesteren hart- en vaatziekten zich bij vrouwen grotendeels op dezelfde manier als bij mannen, waardoor de diagnose dan vaak wel snel wordt gesteld. Vóór de overgang zijn er echter veel duidelijkere verschillen in het lichaam. Zo weten we inmiddels dat het proces van aderverkalking bij vrouwen anders verloopt dan bij mannen: bij die laatste groep gaat het vaak om een plaatselijke vernauwing, bij vrouwen is de verkalking meer verspreid. Ook stijgt het cholesterolniveau en de bloeddruk van vrouwen vaak pas na de overgang, bij mannen gebeurt dit al eerder. Aangezien de symptomen van hart- en vaatziekten bij vrouwen sterk overeenkomen met overgangsklachten, worden die twee vaak met elkaar verward. En ook bij jongere vrouwen, bij wie de overgang nog niet speelt, worden de eerste signalen van hartfalen niet altijd op tijd herkend. Dat pijn op de borst en uitstraling naar de arm onmiddellijke actie vereist, is algemeen bekend. Vrouwen hebben bij een infarct echter vaker dan mannen andere klachten, zoals rug- en schouderpijn, vermoeidheid, hartkloppingen en duizeligheid. Klachten die niet altijd direct alarmbellen doen rinkelen, maar die door menig huisarts – en door vrouwen zelf – vaak worden weggezet als stress.

 

Huisarts is sleutelpersoon

Volgens dr. Harriëtte Verwey, die gespecialiseerd is in hartziekten en hartfalen bij vrouwen, zijn huisartsen zich hier steeds meer van bewust. De nieuw verworven kennis heeft geleid tot een aanpassing van de richtlijnen en er wordt veel gedaan aan bijscholing. Toch is dat nog niet genoeg, meent ze. ‘Huisartsen zijn sleutelpersonen, aangezien zij hun patiënten vaak het beste kennen. Niet alleen moeten zij extra alert zijn, ik ben er ook voorstander van dat zij patiënten die in een risicogroep vallen vaker preventief controleren, bijvoorbeeld om de paar jaar.’

 

Met risicogroepen doelt ze op vrouwen die tijdens de zwangerschap een gecompliceerde zwangerschap hebben gehad, diabetespatiënten of vrouwen die vervroegd in de overgang zijn gekomen.

 

Verwey vindt echter dat de huisartsen niet de enige beroepsgroep is waar winst valt te behalen, ook voor medisch specialisten is een belangrijke taak weggelegd. ‘En dan bedoel ik niet de cardiologen, maar juist andere specialisten waar veel vrouwen komen, zoals de gynaecoloog. Het is bekend dat vrouwen die een gecompliceerde zwangerschap hebben gehad meer risico lopen, dus het zou logisch zijn als de gynaecoloog bij een patiënt die tot die groep behoort ook de hoogte van het cholesterol, de bloeddruk en de suikerspiegel controleert. Hetzelfde geldt voor dermatologen die mensen met hirsutisme, oftewel overbeharing, behandelen. Vaak is die aandoening het gevolg van een hormonale disbalans, wat ook weer een teken van hart- en vaatziekten kan zijn. En neurologen die te maken krijgen met migrainepatiënten zouden ook extra alert kunnen zijn, aangezien migraine een vaataandoening is.’

 

Uitdaging

Dat deze extra handelingen voor specialisten gepaard gaan met hogere medische kosten, hoeft volgens Verwey geen obstakel te zijn. ‘De specialist kan ook de huisarts opdracht geven om vervolgonderzoek te doen. Dit gebeurt nu nog te weinig. Als geen ander weet ik wat een uitdaging het is om te ontdekken of symptomen wijzen op een hartaandoening of toch op iets heel anders. Daarom is er ook nog veel wetenschappelijk onderzoek nodig naar de dwarsverbanden tussen veel voorkomende klachten en hart- en vaatziekten bij vrouwen. Ik denk dat we over tien jaar al een heel eind zijn, maar hoe sneller het gaat, hoe meer mensen we op tijd kunnen helpen. Daarvoor is het nodig dat de beroepsgroepen van huisartsen en specialisten dit onderwerp permanent op de agenda zetten.’