Lieve lezers, in de vorige column hebben we het gehad over de mens als gelukzoeker. Deze keer wil ik graag wat dieper ingaan op het ultieme geluk.
De wereld, zoals wij die zien, is een dualistische wereld, die bestaat uit tegenstellingen, zoals goed/kwaad, lekker/vies, mooi/lelijk, aardig/vervelend, et cetera. In werkelijkheid is niet de wereld dualistisch, maar is het ons denken, ons oordeel, over de wereld, waardoor deze dualistisch lijkt. Dualiteit bestaat eigenlijk niet echt, het bestaat in ons denken en veroorzaakt ons geloof in afgescheidenheid.
Daardoor kennen we ook niet het ware geluk. In het dualistische denken heeft geluk een tegenpool, namelijk pech. Het één bestaat niet zonder het ander. Het is dan zelfs zo, dat gezegd wordt, dat als je geen pech of ellende kent, je ook geen geluk kunt ervaren. In de, door ons eigen denken gecreëerde, dualistische wereld verloopt alles in golfbewegingen. De vorige keer gaf ik al aan dat dit geluk dus niet onveranderlijk is.
Er wordt wel gezegd dat geluk ons geboorterecht is. Als we dualistisch blijven denken, zou de tegenpool hiervan dus ook ons geboorterecht zijn, want volgens dit denken zijn ze onafscheidelijk met elkaar verbonden. Toch klopt de bewering wel, het ‘ware geluk’ is niet alleen ons geboorterecht, volgens Advaita (Sanskriet voor non-dualiteit) zíjn we dit geluk. Dit gaat voorbij geboorte en dood, aangezien deze ook horen bij het dualistisch denken. Volgens het non-dualisme is alleen dat wat onveranderlijk is, waar. Volgens deze visie is het ware geluk dus ook onveranderlijk.
Wat is dan onveranderlijk geluk? Iets wat we niet kunnen bedenken. We denken in taal, in woorden en de beperking hiervan is dat we gevoelens en ervaringen niet goed kunnen ‘vertalen’. Als we overweldigd worden door een gebeurtenis, zeggen we vaak ‘woorden schieten tekort’. Dat geldt dus ook voor dit ware geluk. Zelfs het omschrijven van dit geluk als een gevoel, gaat niet diep genoeg, omdat gevoel gekoppeld is aan het lichaam en dus niet onveranderlijk is. Het enige onveranderlijke is Bewustzijn, ook wel het Absolute, de Bron of het Goddelijke genoemd. Dit is ons ware Zelf en het Ware Geluk hoort daarbij, is daarmee versmolten.
In het Sanskriet, de oude heilige taal van India, wordt dit Bewustzijn omschreven als Sat-Chit- Ananda, vertaald als “Zijn-Bewustzijn-Gelukzaligheid”, drie begrippen die voor hetzelfde staan. De Engelse Advaita-leraar Rupert Spira leert ons dat alleen Bewustzijn zichzelf kent. Met andere woorden: zolang wij denken te zijn wie we niet zijn, namelijk afgescheiden individuen, kunnen wij het ware geluk, oftewel gelukzaligheid, niet echt kennen en gaan wij op zoek naar het geluk dat buiten ons staat. We gaan op zoek naar objecten die ons gelukkig zullen maken. Het geluk dat we daarbij kunnen ervaren, is echter niet aan die objecten verbonden. Het is een kortdurende glimp van herkenning van het ware geluk dat diep in ons altijd aanwezig is.
We hebben geluk eerder ervaren, anders zouden we het niet kunnen herkennen. Wat je niet kent, herken je niet. Het is een kort moment waarin wij ons bewust zijn van Bewustzijn. Dit geluk is geen emotie, het is ook niet iets wat ons is aangeleerd, want het is niet in woorden te beschrijven. Het is een diepe ervaring horend bij Bewustzijn en omdat wij in werkelijkheid Bewustzijn zijn, hoort het dus bij ons.
Als we dan toch woorden aan deze ervaring proberen te geven, dan komen woorden als innerlijke rust, acceptatie van al wat is, en een diep vredig gevoel waarschijnlijk aardig in de buurt. Velen van ons hebben dit weleens ervaren, maar er mogelijk een andere verklaring aan gegeven.
HARTegroet,
Jan Chin
Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.