Terugveren na verlies: ‘Ieder mens heeft een kantelpunt’

Hoe onmogelijk het soms lijkt om op te staan na tegenslag, verlies of verdriet: de mens heeft het in zich. Daar hebben we onze veerkracht voor, beschrijft journalist Lisanne van Sadelhoff in haar boek ‘We zullen doorgaan’. Ze sprak met zowel (veerkracht)deskundigen als veerkrachtigen, oftewel de ‘gehavenden en gebutsten’, zoals zij ze noemt. Haar conclusie: iedereen is na een verlies in staat terug te veren.

De mooiste veerkrachtmetafoor kwam van een 14-jarig meisje dat Van Sadelhoff interviewde voor haar boek ‘We zullen doorgaan’. Ellende, zei het meisje, is als een tennisbal die je continu maar onder water probeert te drukken omdat je niet wilt lijden. Veerkracht is: die tennisbal niet meer onder water willen duwen. Hoe meer je duwt, hoe harder die tennisbal terugzwiept in je gezicht. Bij dit meisje, dat slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire en jarenlang in diepe armoede leefde met haar gezin, ging het beter toen ze die bal gewoon boven water hield. Of, in de woorden van psychiater en filosoof Damiaan Denys in gesprek met Van Sadelhoff: ‘Een mens moet leren lijden’. Wie de pijn er laat zijn, ontdekt vroeg of laat hoe veerkracht werkt.

Omvallen

Leren lijden is voor Van Sadelhoff ook leren functioneren met het verlies onder de arm, welke vorm dat verlies ook heeft. Verdragen dat je nooit meer een bergwandeling kunt maken na een hartinfarct, dat je nooit meer voor honderd procent zal functioneren zonder medicatie, of dat je door moet met het leven na het verlies van een naaste. Zelf verloor de journalist op 27-jarige leeftijd haar moeder aan kanker. Aan den lijve ondervond ze: pas als de grond onder je voeten wordt weggeslagen, ontstaat de noodzaak om je veerkracht aan te boren. “In de eerste periode na het overlijden van mijn moeder wist ik niet eens hoe ik mijn sokken moest aantrekken. Ik wilde niet dat ze dood was. Ze was maar 56, waarom moest zij dood? Toch ging ik toen nog door. Ik viel niet om toen ze ziek werd, ik viel niet om toen ze chemo kreeg, niet toen ze overleed en ook niet toen we haar begroeven. Pas weken later, toen ik niet meer de auto in durfde te stappen en helemaal in paniek raakte toen de radio het niet meer deed, kwam het laatste duwtje. Toen viel ik om.”

Mens en natuur

En toch, hoe hard die val ook is en hoe onmogelijk het kan lijken om nog door te gaan: veruit de meeste mensen krabbelen toch weer op. Het vallen en opstaan van de mens vertoont veel gelijkenissen met de natuur, liet Van Sadelhoff zich vertellen door een ecoloog: “Elk mens, elk oerwoud en elke oceaan heeft een kantelpunt. Omvallen gebeurt niet in één keer, dat gaat na vele kleine duwtjes. Een oerwoud is niet in één klap een steppe, een oceaan doet er jarenlang over om vervuild te raken. Maar het mooie is: na het kantelpunt zijn er altijd weer duwtjes te vinden in de goede richting. Dat is veerkracht. Een savanne kan langzaam weer een oerwoud nodig, met andere vegetatie misschien, maar het kan wel weer, en een persoon in rouw kan met heel veel geduld de weg omhoog weer vinden. Je moet er alleen achter komen wat voor jou die duwtjes zijn. Voor mij was het therapie, met vrienden praten, wandelen met mijn hond, minder werken, sport, heel veel sport, schrijven en bewegen.” Het mooie van veerkracht is tegelijkertijd ook het ellendige: je maakt er pas aanspraak op als je praktisch de bodem hebt bereikt. Het is de kern van het cliché: als je geen diepe dalen hebt gekend, heb je ook nooit omhoog hoeven klauteren.

Moed

“In gesprekken met mensen die ellende meemaakten, hoorde ik iedereen hetzelfde zeggen: de eerste weken, maanden en soms zelfs jaren zaten ze in de overlevingsmodus. Vervolgens kwam de val, en daarna het leren van die val, het opkrabbelen. Daarom denk ik: misschien is de shock, het ongeloof en de overleving wel onderdeel van de veerkracht. Je ageert tegen het feit dat je iets kwijt bent en dat mag ook. Vervolgens vind je vroeg of laat die juiste duwtjes weer terug.” Voor die stapjes in de goede richting is vaak enorm veel moed nodig, ziet Van Sadelhoff. “Ik heb gesproken met een vrouw die in het Herculesvliegtuig zat dat in 1996 neerstortte. Zij was professioneel saxofonist, maar heeft afscheid moeten nemen van haar carrière doordat ze door hersenbeschadiging niet meer kon spelen. Jaren later is ze bij een amateurgezelschap gegaan. Dat vraagt zoveel moed. Het heeft haar heel veel tranen gekost en ze heeft haar saxofoon wel vijftig keer de hoek in gegooid omdat ze met moeite Vader Jacob moest spelen met haar Conservatoriumachtergrond. Maar dankzij haar veerkracht speelt ze weer. Veerkracht is ook het vermogen om weer te kunnen redeneren: dit is klote, en nu? “Dat inzicht komt van een jongen die zijn been verloor door een ongeluk bij defensie. Hij zat in zijn rolstoel in de kroeg en moest plassen, maar voor de wc moest je op een trappetje omhoog. Hij heeft aan de bar een fles gevraagd en heeft voor de rest van de avond daarin geplast. Het was voor hem heel helpend om er een grap van te maken en niemand die er moeilijk over deed!”

Rouw na (gezondheids)verlies zal nooit makkelijk zijn, besluit Van Sadelhoff, hoe veerkrachtig je ook bent. “Veerkracht is niet alleen rechtop blijven staan, maar ook je rug kunnen krommen zonder opnieuw te vallen. De nieuwe werkelijkheid helemaal accepteren hoeft niet, net als dat ik het nooit zal accepteren dat mijn moeder zo jong is doodgegaan. Ik draag en verdraag het verlies. Het is lichter geworden. Mensen kunnen uitdeuken en terugveren, en hoewel dat bij de één langer duurt dan bij de ander, ben ik ervan overtuigd dat iedereen het kan.”

Tekst: Yara Hooglugt

Lisanne van Sadelhoff | © Fotografie Joris Casaer

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Borstkanker, een hartzaak

Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker onder Nederlandse vrouwen. Zo’n 1 op de 7 vrouwen krijgt ermee te maken. Hoewel er ruim 3000 vrouwen per jaar aan overlijden, leeft 80% na tien jaar nog dankzij de verbetering van de opsporingstechnieken en behandelmogelijkheden. Door die verbeterde overleving zijn echter ook nadelige effecten van borstkankerbehandeling op het hart zichtbaarder geworden:

“Chemotherapie valt de kankercellen aan, maar ook gezonde cellen kunnen beschadigd raken. Bij behandeling in het borstgebied kan er ook straling op het hart en kransslagaders komen, en sommige soorten chemotherapie kunnen schade aan het hart en bloedvaten veroorzaken. Soms wordt dit tijdens of kort na de behandeling zichtbaar, maar in andere gevallen pas na jaren”, aldus Yvonne Koop, assistent professor cardiovasculaire epidemiologie bij het UMC Utrecht. Ze deed promotieonderzoek naar hartschade bij borstkanker aan het Radboud UMC bij hoogleraar cardiologie Angela Maas.

Krijgt iedereen die borstkankerbehandeling ondergaat hartschade?

“De cardio-oncologie is een nieuw specialisme dat zich onder andere bezighoudt met hartziekten die kunnen ontstaan door oncologische behandeling. We weten dus nog niet alles, maar er zijn factoren die ons een beeld geven van het risico op hartschade: problemen met bloeddruk, hoog cholesterol en leefstijlfactoren zoals roken kunnen een indicatie zijn. Als vrouwen al hart- en vaatziekten hebben op het moment dat ze gediagnosticeerd worden met borstkanker vergroot dit de kans op hartschade. Ook wegen eerdere cardiotoxische behandelingen mee. Cardiotoxiteit ofwel hartschade treft ongeveer 10-15% van de borstkankerpatiënten, maar dit is sterk afhankelijk van de soort therapie, dosering en de combinatie van therapieën. Andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn medebepalend voor wie tot die groep hoort. Behandelingen met anthracycline-houdende chemotherapie zijn het meest berucht omdat ze een verminderde pompfunctie van het hart kunnen veroorzaken, wat kan leiden tot hartfalen als dit te laat wordt ontdekt. Door hartproblemen tijdig te herkennen, kan worden voorkomen dat de cardiologische behandeling pas in een te laat stadium wordt gestart. Daarom willen we vrouwen met een hoog risico op hartschade vooraf opsporen zodat ze preventief kunnen worden behandeld met hartmedicatie. Voorkomen is beter dan genezen.”

Hoe weet je dat hartschade door de borstkankerbehandeling komt?

“Het één op één stellen dat hartschade honderd procent zeker door de borstkanker-behandeling komt is moeilijk, maar het betreft vaak jonge vrouwen en over het algemeen hebben vrouwen pas na de overgangsleeftijd meer risico op hart- en vaatziekten. Wanneer je dan veertigjarige-vrouwen hebt met hartklachten die ook bestraald zijn, dan zou je kunnen zeggen dat er een link bestaat. Daarmee is niet gezegd dat bij iedere vrouw die een hartinfarct ontwikkelt bestraling de enige oorzaak is, omdat er meerdere risicofactoren zijn. Wel weten we dat het bij deze vrouwen vaker voorkomt en dat er een versneld proces van aderverkalking is.”

Als je al in een ziektetraject zit, hoe weet je dan of klachten door de borstkankerbehandeling komen?

“Dat is lastig, zeker als je het hebt over vermoeidheid of kortademigheid wat ook kan komen door de chemotherapie zelf of het traject waar vrouwen doorheen gaan. Hoewel het twee dingen zijn die met een verminderde pompfunctie te maken kunnen hebben, betekent het niet dat iedere vrouw met borstkanker die kortademig is ook hartschade heeft. Vaak zien we dat de schade die ze tijdens de chemo ontwikkelen subklinisch is: vrouwen merken fysiek nog niets maar gaan het op termijn wel merken als er niets aan gedaan wordt. Daarom is het binnen de cardio-oncologie zo belangrijk dat tijdens de behandeling goed wordt gekeken naar de pompfunctie. Als specialisten er vroeg bij zijn, is het goed te behandelen.”

Wat heb jij in jouw promotieonderzoek onderzocht?

“We hebben onder andere gekeken naar hoeveel cardiovasculaire zorg er aan borstkankerpatiënten werd geboden. Zes jaar geleden zagen we dat er bijna geen cardiovasculaire zorg werd geleverd aan borstkankerpatiënten. Dat is in de afgelopen jaren verbeterd. Sinds twee jaar is er een richtlijn om hartschade op te sporen en te behandelen tijdens en na de oncologische behandeling. Ook hoor ik steeds meer over speciale cardio-oncologie poli’s in ziekenhuizen, al is het nog geen standaard zorg die in alle ziekenhuizen wordt geleverd. Daarom hebben we ook gekeken waar dat aan ligt en hebben we borstkankerpatiënten geïnterviewd om te kijken wat de invloed van cardiotoxiteit op de kwaliteit van hun leven is.”

Wat waren interessante conclusies?

“Wat opviel was dat een deel van de professionals niet scherp had dat hartschade zo belangrijk was bij deze patiëntengroep. Ze dachten dat het om kleine risico’s bij kleine patiëntenaantallen ging. Dat geeft aan dat er nog veel winst te behalen is wat betreft communicatie en scholing om ervoor te zorgen dat deze kennis breder bekend wordt binnen de specialismen. Verder gaven veel patiënten aan dat zij van tevoren niet waren geïnformeerd over de kans op hartschade en pas op het moment dat zij klachten hadden, hoorden: ‘dat komt omdat u borstkanker heeft gehad en u daarvoor behandeld bent’. Vaak werd bij deze vrouwen niet goed erkend dat hun klachten aan hun hart gerelateerd kunnen zijn terwijl juist die erkenning enorme invloed heeft op de kwaliteit van leven. Ze zeiden: ‘ik kan niet accepteren wat ik heb als het door de zorg niet wordt erkend’. ”

Hoe zie jij de cardio-oncologische toekomst?

“De zorg voor vrouwen met borstkanker is volop in ontwikkeling. Sinds twee jaar is er dus een richtlijn en daarnaast wordt veel onderzoek gedaan om de hartgezondheid van borstkankerpatiënten te verbeteren. Inmiddels weten we bijvoorbeeld dat we nog niet altijd alle patiënten met een hoog risico herkennen. Zo zien we dat er nog steeds vrouwen zijn waarvan we denken dat ze weinig risico lopen die toch hartschade ontwikkelen en vice versa. Dat wordt dus verder onderzocht.”

Jij bent ook weer bezig met een nieuw onderzoek om de cardio-oncologische zorg te verbeteren. Vertel!

“Samen met mijn collega’s van het Karolinska Insitutet in Zweden onderzoek ik bij borstkankerpatiënten die chemotherapie krijgen, of het interne lichaamsritme een rol speelt bij het ontstaan van hartproblemen. Als we weten of het hart vatbaarder is voor chemotherapie op bepaalde tijdstippen, kunnen we daar bij de behandeling rekening mee houden en zo uiteindelijk hartschade voorkomen.”

Tekst: Joyce Demarteau

Yvonne Koop | © fotografie Theo Hofmans

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.

Zwangerschap is stresstest voor hart en vaten

Lang werd gedacht dat de placenta soms voor problemen kan zorgen tijdens de zwangerschap. Maar na de bevalling zouden die problemen over zijn. En wel zodra de placenta weg was. Die opvatting blijkt inmiddels op drijfzand gebaseerd. Cardioloog in opleiding Chahinda Ghossein-Doha is daarom begonnen aan een groot onderzoek naar bijna tweeduizend placenta’s. Zij denkt dat de placenta een schat aan informatie oplevert aan mogelijke risico’s die verbonden zijn aan de zwangerschap, met betrekking tot latere hart- en vaatproblemen en een herseninfarct.

Chahinda Ghossein-Doha werkt daartoe samen met de universiteit van Bristol, en met de universiteiten van Maastricht, Rotterdam, Nijmegen, Amsterdam en Groningen. Aanvankelijk kreeg Chahinda de handen niet op elkaar voor zo’n onderzoek. In 2017 kreeg ze als commentaar dat niet te zien was hoe de placenta gerelateerd zou kunnen zijn aan hart- en vaatziekten. Ze kreeg toen dan ook geen geld voor een onderzoek naar zo’n mogelijk verband.

Grootschalig onderzoek

“Via crowdfunding heb ik toen wat geld bij elkaar gekregen om een onderzoek op bescheiden schaal te doen”, vertelt Chahinda. “Die pilot werd in 2018 en 2019 uitgevoerd. Ik kon toen een paar placenta’s aan nader onderzoek onderwerpen.” Het kleine onderzoek bleek toch wel in een bepaalde richting te wijzen. Voldoende althans voor de Hartstichting om alsnog een beurs beschikbaar te stellen voor een grootschalig onderzoek. “Daarmee ben ik dit jaar begonnen. We hebben de beschikking over 1300 placenta’s uit Bristol, en 570 uit Nederland. Het onderzoek moet in 2028 zijn afgerond.”

Vooralsnog gaat het natuurlijk om een werkhypothese. Wetenschappelijk onderzoek moet uitwijzen of deze hypothese klopt. “Ik denk dat we veel meer vrouwspecifieke risicofactoren mee moeten gaan wegen bij het onderzoek naar hart- en vaatziekten”, legt Chahinda uit. “De huidige voorspelmodellen schieten tekort. Ik koester goede hoop dat dit onderzoek het verschil kan gaan maken.”

Voorspelmodellen

Want wat is er aan de hand? “Een placenta bevat een berg aan informatie die we niet benutten. In die placenta kunnen afwijkingen ontstaan. Bijvoorbeeld die lijken op aderverkalking. Het onderzoek daarnaar kunnen we gebruiken als voorspelmethode. Aan de hand daarvan zouden we kunnen voorspellen hoe groot het risico is dat een vrouw loopt op toekomstige hart- en vaatproblemen, of een herseninfarct.”

“Dat is ook om een andere reden van belang. Nu is het zo dat tijdens de zwangerschap en een korte periode daarna de vrouw onder behandeling is bij gynaecologie. Als ze twintig jaar later hartproblemen krijgt, gaat ze naar de cardioloog. Maar in de tussentijd valt ze tussen de wal en het schip, terwijl er toch van alles aan de hand kan zijn.”

Wat is gezondheid?

“We weten wel wat ziekte is, maar de vraag is: wat vinden we gezond? De vrouwen waar ik het over heb zijn niet ziek, maar ook niet echt gezond. Ze leven in een soort twilight zone. Wat we bijvoorbeeld wel eens zien is dat het hart te dik is, of er sprake is van aderverkalking. Hoe definiëren en identificeren we deze subklinische ziektes? Waaraan relateren we die? Het gaat om allerlei afwijkingen die tussen de bestaande beelden van ziekte en gezond zijn vallen.”

Queen of Hearts

Via een eerder programma, het Queen of Hearts, heeft onder meer Chahinda aangetoond dat deze vrouwen gevolgd zouden moeten worden. “Via het Queen of Hearts programma hebben sinds 2015 zo’n 1700 vrouwen meegedaan. Het budget kon betaald worden uit onderzoekskosten. Maar nu zouden we het volgen van deze vrouwen in een klinische setting moeten doen.”

“Vrouwen lopen een verhoogd risico. Maar niet alle vrouwen ontwikkelen dit soort problemen. We hebben dus dringend voorspelmodellen nodig.”

Het vrouwenhart

Dat hart- en vaatziekten zich bij vrouwen anders kunnen gedragen dan bij mannen, wordt inmiddels algemeen geaccepteerd. Wat wel eens anders geweest is. “Er is wat dat betreft een groot verschil met vorige generaties”, aldus Chahinda. “Natuurlijk heeft elke cardioloog zijn of haar eigen specialisatie. De één bijvoorbeeld op het gebied van kleppen, in mijn geval is dat hartfalen en vasculaire zwangerschapscomplicaties. In de spreekkamer draait alles om vertrouwen. Herkenning is dan belangrijk.”

Chahinda Ghossein-Doha (1985) is cardioloog in opleiding bij het Maastrichts Universitair Medisch Centrum en Erasmus in Rotterdam. Vanaf 16 augustus gaat ze aan de slag als cardioloog bij het Erasmus Medisch Centrum.

Tekst: Henri Haenen
Foto: Chahinda Ghossein-Doha

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Aandacht voor het VrouwenHart is van levensbelang

Hart- en vaatziekten zijn al jarenlang doodsoorzaak nummer één bij vrouwen: maar liefst één op de vijf vrouwen overlijdt aan de gevolgen hiervan en soms was dit te voorkomen geweest als hun klachten eerder serieus waren genomen. Het goede nieuws is dat er steeds meer bewustwording komt voor dit probleem. Dr. Leonard Hofstra is een van de cardiologen die zich inzet om het vrouwenhart de aandacht te geven die het verdient.

Er komt steeds meer aandacht voor het vrouwenhart. Begint dat al zijn vruchten af te werpen?

“Zeker! In mijn kliniek zien we tegenwoordig evenveel vrouwen als mannen en dat was voorheen echt wel anders. Er werd lang gedacht dat hart- en vaatziekten een typische mannenziekte was, maar inmiddels weten we dat zelfs iets meer vrouwen dan mannen een hartinfarct krijgen in Nederland. Mijn collega Angela Maas heeft dat probleem goed op de kaart gezet. Inmiddels zijn er meer cardiologen die zich specialiseren in het vrouwenhart, zoals Janneke Wittekoek, Yolande Appelman, Jeanine Roeters van Lennep en ikzelf. In onze Cardiologie Centra Nederland hebben we nu zelfs een speciaal spreekuur voor vrouwen en hart- en vaatziekten, dat ook steeds meer bezocht wordt. Als ik zie hoeveel verwijzingen we krijgen van huisartsen specifiek voor het vrouwenhart, is dat echt immens. Dat was tien jaar geleden heel anders.”

Wat zijn nu de belangrijkste verschillen tussen het mannen- en vrouwenhart?

“Vrouwen zijn ongeveer tien jaar later in het ontwikkelen van hart- en vaatziekten. Maar omdat proces bij hen sneller verloopt, halen ze de mannen daarna ook weer in. Daar zijn meerdere redenen voor. Wij mensen hebben allemaal ongeveer 100.000 kilometer bloedvaten in ons lichaam en elke dag is er wel wat schade aan die vaten. Daarom hebben we ook speciale stamcellen die deze bloedvaten als het ware kunnen repareren. Vergelijk het met het repareren van gaten in de weg, om de weg weer vlak te maken. Voor de menopauze, oftewel de laatste menstruatie, heeft een vrouw veel meer van die stamcellen dan de man. In de overgang neemt dat, door de verminderde aanmaak van oestrogeen, echter dramatisch af en dan valt dus ook die bescherming weg. Dat gaat hand in hand met het ontwikkelen van aderverkalking, en daardoor het dichtslibben van de (krans)slagaderen. Een vroege menopauze is dus ook een risicofactor voor het hart- en vaatziekten.

Een andere belangrijke factor is spasme. Als het hart van rust naar flinke inspanning gaat, gaat je hart sneller kloppen en moeten de kransslagaderen tot wel vier keer zoveel bloed transporteren. De kransslagader moet zichzelf dus goed kunnen verwijden en weer vernauwen en is steeds op zoek naar de optimale balans: hoe wijd moet ik zijn om het bloed goed door te kunnen laten? In het zoeken naar die balans komt het soms voor dat een deel van de kransslagader zich samentrekt, oftewel spastisch wordt. Door dat samentrekken kan er een tijdje geen bloed naar een deel van het hart en ontstaat angina pectoris, oftewel hartkramp. Zo’n spasme ontstaat meestal in rust: je zit bijvoorbeeld op de bank en opeens voel je een heftige druk op de borst, alsof er een olifantspoot op staat, met uitstraling naar de kaak en/of de arm. Dit verschijnsel komt veel vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.

Een derde verschil zit in de aanleg van ons vaatstelsel. Als we kijken naar mogelijke aderverkalking, zijn we geneigd vooral te letten op de grote kransslagader. Maar die is eigenlijk maar verantwoordelijk voor 10 procent van de bloedvoorziening naar het hart. Vergelijk het met ons wegennet: je hebt de grote snelwegen, zoals de A2 en A12, maar het grootste aantal kilometers van ons wegennet bestaat uit kleine weggetjes. Bij het hart is dat net zo: 90 procent van alle bloedvaten zijn kleine slagadertjes en microvaten, waar de grote kransslagaders omheen lopen. Inmiddels weten we dat bij vrouwen veel vaker dan bij mannen die kleine vaten het probleem zijn. Daar hebben we lange tijd niet naar gekeken, mede omdat je er ook niet zo veel aan kunt doen. Je kunt geen stent plaatsen in die kleine vaatjes en geen omleiding zetten.”

Zijn de symptomen van hartfalen ook anders bij vrouwen?

“Ja. De symptomen die in de tekstboeken van medische opleidingen staan, zoals druk op de borst met uitstraling naar de kaak en arm, zijn nog gebaseerd op de klachten van mannen. Die kwamen vroeger namelijk het vaakst. Bij vrouwen zijn die klachten vaak veel minder expliciet. Veel vrouwen krijgen bijvoorbeeld helemaal geen pijn op de borst. Bij hen zijn kortademigheid en vermoeidheid bijvoorbeeld vaker symptomen. Maar als een vrouw vroeger aan de huisarts vertelde dat ze de laatste tijd erg moe is en het gevoel heeft naar adem te snakken, zónder daarbij pijn op de borst te voelen, dacht de huisarts voorheen niet altijd meteen aan een probleem met het hart. En áls een vrouw bij de cardioloog komt, zien we ook dat de onderzoeken die we doen om hart- en vaatziekten vast te stellen, zoals een fietstest, veel minder duidelijk uitsluitsel geven dan bij mannen. Dat heeft ervoor gezorgd dat hart- en vaatziekten bij vrouwen vaak veel later worden ontdekt. Dat is gelukkig nu aan het veranderen. Nu we ons bewust zijn van de verschillen, weten huisartsen ook beter waar ze op moeten letten. Ik heb een keer een patiënte gehad die steeds heel erg vermoeid was. Men dacht eigenlijk aan het chronisch vermoeidheidssyndroom of een burn-out, maar uiteindelijk werd ze toch doorgestuurd naar de cardioloog. Er bleek sprake te zijn van ernstige dichtslibbing van de kransslagaderen. Binnen een maand had ze verschillende omleidingen en daarna werd ze weer een hele fitte vrouw. Pijn op de borst heeft ze nooit gehad…”

Maar je kunt moeilijk elke vrouw met vermoeidheid of kortademigheid doorsturen naar de cardioloog, toch?

“Nee en daarom is het belangrijk om te kijken naar risicofactoren: is de bloeddruk of het LDL-cholesterol verhoogd, heeft ze gerookt, komen hart- en vaatziekten in de familie voor, heeft ze een vroege menopauze gehad, zijn er migraineklachten? Als een aantal van deze factoren aanwezig zijn, ben je als arts extra alert en ga je verder onderzoek doen. Een belangrijke tool die ons enorm helpt is de CT-scan. Vroeger moest je iemand een hartkatheterisatie geven om in de kransslagaderen te kijken, nu kan je dat doen met een CT-scan van het hart. Dat is een heel goed instrument om ernstige problemen in de kransslagaderen er heel snel uit te vissen.”

Zouden alle vrouwen boven de 50 niet regelmatig hun bloeddruk en cholesterol moeten laten meten?

“Ik denk dat er in de eerstelijnszorg al veel aandacht is voor cardiovasculair risicomanagement: huisartsen hebben hier tegenwoordig duidelijke protocollen voor en risicopatiënten worden regelmatig gezien. Een deel van die verantwoordelijkheid ligt ook bij de mensen zelf. Een krachtig advies van mijn collega Janneke Wittekoek is ‘ken je getallen’. Ik denk dat het goed is om rond je vijftigste tenminste één keer een bloeddruk- en cholesterolmeting te laten doen. En als je andere risicofactoren hebt, misschien nog een stuk eerder. Daarmee kun je al veel winnen voor jezelf.”

Wat kunnen vrouwen nog meer doen om hart- en vaatziekten te voorkomen?

“Een berucht onderzoek is de Interheart Study, die negen risicofactoren voor het krijgen van een hartinfarct onderscheidt. Bij 90 procent van de mannen en zelfs 94 procent bij vrouwen ligt een ongezonde leefstijl aan de basis van het infarct. We weten ook dat hele jonge mensen vaak al een beginnend stadium van aderverkalking hebben en het 30 tot 40 jaar duurt voordat dit problematisch wordt. Dit betekent dat je een enorme window of opportunity hebt om te voorkomen dat je hart- en vaatziekten krijgt. Wat je zelf kunt doen, komt eigenlijk altijd op hetzelfde neer: zorg dat je heel gezond eet, voldoende beweegt, een goed BMI hebt, niet rookt, wegblijft bij stress, voldoende slaapt en weet wat je getallen zijn. Samen met neuroloog Erik Scherder geef ik theaterlezingen, waarin we het hier ook over hebben. Wat ons samenbrengt is dat er veel leefstijlfactoren zijn die zowel de kans op dementie als de kans op een hartinfarct vergroten. Een Schotse onderzoekster maakt MRI-scans van het hart en het brein en ontdekte dat mensen met dementie vaak ook hartfalen op basis van kleine bloedvaten hebben. Het advies voor zowel je hart als je brein is dus: houd je bloedvaten, met name de kleine, gezond. Door gemiddeld 10.0000 stappen per dag te zetten, versus 4000, halveer je bijvoorbeeld de kans op dementie en het vermindert ook de kans op hart- en vaatziekten aanzienlijk. Het helpt ook om de kans op diabetes te verkleinen, want ook die aantallen nemen in schrikbarend tempo toe. Gezond eten is dus misschien nog wel het allerbelangrijkste. Het Mediterraan dieet wordt het meest in verband gebracht met een gezond hart, maar ook het DASH dieet is een goede optie.”

En hoe zit het met alcohol? Dat veelbesproken glaasje rode wijn per dag, dat goed voor het hart zou zijn?

“Ja, dat hebben wij cardiologen natuurlijk zelf lange tijd aangemoedigd, maar daar zijn we ondertussen wel een beetje op teruggekomen. We weten inmiddels dat de inname van alcohol toch een hogere kans geeft op onder meer kanker. Bij vrouwen is er bijvoorbeeld een duidelijk verband tussen borstkanker en het drinken van alcohol. Maar alcohol heeft eigenlijk invloed op alle organen. Erik Scherder laat in zijn presentaties zien dat één eenheid per dag al wordt geassocieerd met een afname van het volume van de witte stof in je hersenen, die verantwoordelijk is voor de communicatie van je zenuwcellen. Het huidige advies van de gezondheidsraad is hooguit één eenheid per dag, maar het beste is nul. We doen daar vaak lacherig over. Zo van: ‘Maakt niet uit, we nemen gewoon nog een glaasje’. Alles moet maar gevierd worden met alcohol. Ik zie tegenwoordig steeds meer mensen die minder of helemaal niet meer drinken en ik denk dat dat een goede trend is in de samenleving.”

Zijn er binnen die leefstijlfactoren ook zaken die bij vrouwen een grotere rol spelen dan bij mannen?

“Roken in combinatie met de anticonceptiepil is een levensgevaarlijke cocktail. Roken zorgt er immers voor dat de bloedvaten kunnen beschadigen en de anticonceptiepil kan het risico op trombose verhogen. En als op zo’n beschadigde plek in het bloedvat een stolsel ontstaat, kun je een hartinfarct ontwikkelen.”

Hoe weet je als vrouw eigenlijk dat je een hartinfarct hebt? Kan dat ongemerkt gebeuren, zonder pijn op de borst?

“Een infarct is eigenlijk de overtreffende trap van de angina pectoris, het gevoel dat een olifant op je borst staat. Zeker in combinatie met uitstraling naar kaak of arm en eventueel misselijk of onwel worden, is dat altijd een alarmklacht. Dat zou eigenlijk iedereen moeten weten, maar daarin kunnen we nog wel veel winnen. Belangrijker nog is dat omstanders en behandelaars bij deze klachten ook niet altijd meteen denken aan het hart. Uit een Amerikaanse studie is gebleken dat vrouwelijke patiënten die met een hartaanval op de Eerste Hulp belanden, mogelijk een hoger risico lopen op sterfte als ze een mannelijke arts zien in plaats van een vrouwelijke arts. Dat is natuurlijk heel erg. Maar ik kan niet genoeg benadrukken dat dit momenteel aan het omslaan is. Het helpt ook dat er steeds meer vrouwelijke (huis)artsen zijn die mogelijk alerter zijn op de symptomen van vrouwen. De bewustwording is er dus zeker, maar ik denk dat het nog wel wat scherper kan.”

Zijn er ook man-vrouw-verschillen in het voorschrijven van medicijnen?

“Er zijn richtlijnen voor het voorschrijven van medicijnen, die zijn gebaseerd op trials. Veel trials zijn met alleen maar mannen gedaan en die resultaten worden automatisch doorgetrokken naar de vrouw. De laatste jaren zijn we er in de medische wereld achter gekomen dat de doseringen bij vrouwen een heel andere uitwerking kunnen hebben dan bij mannen en daar wordt steeds meer onderzoek naar gedaan. Of de dosis van medicijnen die we voorschrijven aan hartpatiënten anders moet zijn bij vrouwen, staat nog in geen enkele richtlijn. Maar we kijken natuurlijk wel naar lichaamsgewicht en naar het effect wat je wilt bereiken, dus we beginnen altijd voorzichtig. Dan kom je bij vrouwen met een lagere dosis vaak al heel goed uit. Daarnaast zien we dat een bepaalde vaat-verwijderaar specifiek heel goed werkt bij vrouwen. Deze schrijven we bijvoorbeeld vaak voor bij spasme en bij problemen in de kleine vaten. Gelukkig is er in de medische wereld ook steeds meer bewustwording dat onderzoeksresultaten bij mannen en vrouwen anders kunnen uitpakken en wordt dit tegenwoordig vaak anders aangepakt.”

Wat kan er verder nog verbeteren?

“Ik denk dat de beweging die door Angela Maas is ingezet heel goed wordt opgepakt. Dat neemt niet weg dat we een achterstand hebben die nog ingehaald moet worden. Aandacht voor de man-vrouw-verschillen is dus heel belangrijk. Dat hart- en vaatziekten bij vrouwen heel anders is dan de man, moeten we overigens ook weer niet te zwart-wit zien. Bij mannen zijn vaker de grote kransslagaders het probleem en bij vrouwen de kleine vaten, maar in mijn praktijk zie ik ook heel veel vrouwelijke patiënten met dichtgeslibde kransslagaders. En ook mannen kunnen spasme krijgen, of verkalking van de kleine vaten. Het belangrijkste is dat als een behandelaar onderzoek doet bij de vrouw en de kransslagaders zijn schoon, hij of zij niet te snel moet denken dat er dan dus niets aan de hand is. In onze centra worden cardiologen speciaal opgeleid op dit gebeid. Maar iedereen in het zorgtraject, van praktijkondersteuner tot cardioloog, moet bij basale klachten als kortademigheid en vermoeidheid denken: ‘Oei, dit zou ook weleens het hart kunnen zijn’. Zeker rond de menopauze. Dat blijft lastig, want overgangsklachten en symptomen van hart- en vaatziekten kunnen op elkaar lijken. Is het je eerste opvlieger, of een voorbode van hartfalen? Dat verschil is niet altijd duidelijk en je kunt niet alles vangen in protocollen en richtlijnen. Maar dat maakt het ook leuk om dokter te zijn, vind ik: je moet ook altijd zelf blijven nadenken en de risicofactoren afgaan. Komt iemand bij de huisarts met vermoeidheidsklachten, is het cholesterol ook wat hoog en komen hart- en vaatziekten in de familie voor, dan is dat een reden om iemand door te verwijzen naar de cardioloog.”

Worden er dan straks niet te veel mensen voor niets doorverwezen? De wachtlijsten zijn al zo lang…

“Als elk hartinfarct zou beginnen met typische angina pectoris symptomen, had ik een heel makkelijk beroep. De helft van de infarcten komt echter onaangekondigd, zonder dat iemand vooraf ernstige klachten had. Hetzelfde geldt voor een beroerte. Iedereen kent wel een verhaal van iemand die ‘zomaar ineens’ iets ernstigs bleek te hebben. Als jijzelf of een behandelaar dus denkt dat er mogelijk een probleem met het hart kan zijn, heb je dus eigenlijk weinig keuze en moet je verder onderzoek doen, want het hart is een onmisbaar orgaan en als je daar risico mee neemt, kan het zomaar over zijn. Van de mensen die op de eerste harthulp belanden met pijn op de borst, blijkt 30 tot 40 procent uiteindelijk geen cardiovasculair probleem te hebben. Dat betekent niet dat een doorverwijzing voor niets is. Aan het punt waarop iemand doorgestuurd wordt is vaak al een heel traject voorafgegaan van zorgen en angst bij de patiënt. Als iemand dan bij ons komt en je kunt die persoon geruststellen dat er niets aan de hand is met het hart, heeft dat ook veel waarde.”

Tekst: Marion van Es
Foto: Leonard Hofstra

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Zorgprogramma Beter Gezond traint tienduizenden zorgprofessionals in leefstijlgesprekken

Het zorgprogramma ‘Beter Gezond’ officieel gelanceerd in Nederland. Met steun van de AFAS Foundation en in samenwerking met de Academische Alliantie van het Radboudumc en Maastricht UMC+, en Vereniging Arts en Leefstijl wordt grootschalig ingezet om de Nederlandse zorg te transformeren. Het Beter Gezond-programma helpt 42 ziekenhuizen om de focus te verschuiven van uitsluitend diagnose en behandeling naar ook meer aandacht voor preventie en begeleiding, wat bijdraagt aan een duurzamere en toekomstbestendige gezondheidszorg. Ruim 30.000 zorgverleners worden met het programma getraind in het voeren van leefstijlgesprekken en doorverwijzen van patiënten naar passende regionale en lokale leefstijlspecialisten via het ‘Beter Verwijs’-platform. De eerste 11 ziekenhuizen zijn gestart met de voorbereidingen van de implementatie in hun ziekenhuis.

Druk op de zorg en noodzaak voor preventie

De zorgsector in Nederland staat onder grote druk door vergrijzing, leefstijlgerelateerde ziekten, hoge werkdruk en personeelstekorten. Bertine Lahuis, voorzitter van de Raad van Bestuur van het Radboudumc benadrukt de urgentie: “Met jaarlijks 14 miljoen consulten en 8,5 miljoen behandelde patiënten neemt de druk op zorgverleners toe. De toename van chronische ziekten als gevolg van ongezonde leefgewoonten onderstreept de noodzaak om te investeren in programma’s die de nadruk leggen op preventie en een gezonde leefstijl.”

Innovatieve trainingen en tools

Het Beter Gezond-programma biedt zorgverleners geaccrediteerde scholingen en tools waarmee ze leren om binnen één minuut leefstijl te agenderen in hun dagelijkse praktijk. Zorgverleners kunnen patiënten daarnaast snel en eenvoudig doorverwijzen via Beter Verwijs naar passende leefstijlinterventies in hun directe omgeving, zoals diëtisten, fysiotherapeuten, slaapoefentherapeuten en ook budgetcoaches of buurtsportcoaches. Dit platform biedt laagdrempelige, vergoede leefstijlinterventies en verbindt patiënten ook met hulpverleners in het sociaal domein, zoals welzijnscoaches en schuldhulpverleners. De scholingen omvatten onder andere e-learningmodules in leefstijlgeneeskunde en VR-gesprekstechnieken met AI-gestuurde simulatiepatiënten, wat zorgt voor een effectieve en efficiënte integratie van leefstijlzorg in de spreekkamer.

Iris de Vries, voorzitter van Vereniging Arts en Leefstijl, benadrukt het belang van deze aanpak: “De training stelt zorgverleners in staat om leefstijlinterventies te integreren in hun dagelijkse praktijk. Dit kan leiden tot minder medicatiegebruik, minder complicaties en een hogere levenskwaliteit voor patiënten. Door zorgverleners de tools te geven om deze gesprekken effectief en efficiënt te voeren, dragen we bij aan een gezonder Nederland.”

Deelnemende ziekenhuizen

Vanaf januari 2025 beginnen de eerste 11 ziekenhuizen met de implementatie van het Beter Gezond-programma. De voorbereidingen zijn al in volle gang. Deze voorlopers: Bravis Ziekenhuis, Elkerliek Ziekenhuis, Flevoziekenhuis, Laurentius Ziekenhuis, LUMC, Maastricht UMC+, Ommelander Ziekenhuis, Radboudumc, Sint Maartenskliniek, VieCuri en Zuyderland Ziekenhuis, zetten belangrijke stappen richting een meer preventieve gezondheidszorg. Daarnaast hebben 15 ziekenhuizen aangegeven interesse te hebben om in de volgende groep deel te nemen. Alle andere ziekenhuizen kunnen zich ook aanmelden via deze aanmeldpagina.

Uitbreiding van leefstijlaanbieders

Om het leefstijlaanbod zo uitgebreid mogelijk te maken, wordt het aanbod afgestemd op de behoeften van de deelnemende ziekenhuizen. Daarnaast krijgen leefstijlaanbieders zoals fysiotherapeuten, diëtisten, GLI-coaches, (slaap)oefentherapeuten de kans om zich aan te melden op het Beter Verwijs-platform. Door deze samenwerking wordt gezorgd dat elke patiënt in Nederland toegang krijgt tot passend leefstijlaanbod in hun directe omgeving. Leefstijlaanbieders kunnen zich eenvoudig aanmelden via deze aanmeldpagina.

Benieuwd hoe we samen de zorg in Nederland toekomstbestendig maken en bijdragen aan een gezonder Nederland? Lees meer over het Beter Gezond-programma en ontdek hoe we samen het verschil maken: www.betergezond.nl/programmaziekenhuizen

Ook de media heeft ruime aandacht besteed aan de lancering van het Beter Gezond-programma. Bekijk hier de berichtgeving:

Beter Gezond-programma in de media:

Bron: Betergezond.nl

Sylvia reanimeerde haar echtgenoot Frans

Nee, ze liet haar man op die hete zomerdag in 2019 niet alleen nordic walken rond hun woonplaats Eys. “Misschien was het een voorgevoel”, zegt Sylvia Bloemsma nu. “Zij is mijn engelbewaarder”, zegt Frans sindsdien. Toen hij een hartstilstand kreeg op een holle weg, reanimeerde zij haar man tot de ambulance ter plaatse was. Zodoende kunnen ze het nu samen navertellen.

Het grootste deel van zijn werkzame leven was de 70-jarige Frans beroepsmilitair. Toen hij op zijn 53e vervroegd uit dienst kon, begon hij nog een tweede carrière, als vertegenwoordiger van een bepaalde Beierse kaassoort. Pas onlangs, in december, hing hij ook die pet aan de wilgen. Sylvia was jarenlang trainer bij een atletiekvereniging, waar ze twee keer per jaar een reanimatiecursus volgde. Het sportieve stel organiseert dansavonden, geeft dansles en staat actief middenin het leven. “We voelen ons eerder vijftig dan zeventig”, zegt Sylvia. Ook al werd bij Frans een aantal jaren geleden boezemfibrilleren geconstateerd; bij het nordic walken ging hij meestal sneller dan tien kilometer per uur. Tot die dag in augustus 2019.

De reanimatie

Sylvia: “Hij maakte een klein extra lusje en toen ik hem weer zag, in de holle weg, voelde hij zich niet goed.” Niet veel later zakte hij in elkaar. “Ik kreeg hem niet meer bij met tikken in zijn gezicht en ik zag op zijn hartslagmeter die hij altijd droeg, dat het hart stilstond.” Ze begon met reanimeren, terwijl ze om hulp riep, die na een poosje ook kwam. Iemand hielp met reanimeren, een ander belde de ambulance. Hij herinnert zich even bij te zijn gekomen onderweg naar het ziekenhuis, maar echt aanspreekbaar was hij pas weer op de Spoedeisende Hulp. “Ik zag zwart voor mijn ogen, letterlijk. Uiteindelijk duurde het een dag of zes voor ik mijn zicht weer grotendeels terug had, maar het moment dat een oogarts in die dagen tegen me zei dat ik blind zou blijven, was afschuwelijk.”

Alles opnieuw leren

Het bleek om een ‘cortale blindheid’ te gaan. Door de hartstilstand is een deel van Frans’ hersenen tijdelijk niet van bloed voorzien, wat tot een kleine beschadiging heeft geleid. Nu, 3,5 jaar later, kan hij praktisch alles weer, maar hij moest opnieuw leren lezen en schrijven, veters strikken, omgaan met apparatuur enzovoort. “Eigenlijk alles heb ik zo’n beetje opnieuw moeten leren.” Daarnaast had hij aan de reanimatie en daarop volgende elektroshock zes gebroken en twee gekneusde ribben overgehouden. Hij verbleef vijf weken in Adelante om te revalideren en mocht toen naar huis, óók van Sylvia. “Hij wilde aanvankelijk geen ICD-kastje laten plaatsen, net als vóórdat dit allemaal gebeurde. De cardioloog adviseerde het toen al, vanwege het boezemfibrilleren, maar omdat de kans zo klein was dat er echt iets zou gebeuren, wilde Frans er toen niet aan. Ik heb gezegd: ‘Je mag pas naar huis als je een ICD laat plaatsen.” En zo geschiede.

Kleine stapjes

Zo vindt Sylvia het tot nu toe ook geen goed idee dat hij weer gaat fietsen en nordic walken in de heuvelachtige omgeving van Eys. Frans: “Dat begrijp ik wel, dus ik doe het niet. Ik moet een beetje afgeremd worden, anders ga ik maar door.” Het stel is soms nog wat zoekend naar een nieuw evenwicht in het leven, maar wordt gedreven door een sterke wil om vooruit te komen. “Dat, in combinatie met een goede conditie maakt dat ik nog steeds kleine stapjes maak.”

Ze zijn heel blij met alle hulp die ze hebben gekregen en hopen dat hun verhaal anderen kan inspireren om na het overleven van een hartstilstand de schouders eronder te blijven zetten. Ook op een ander vlak heeft het geïnspireerd: Rotary Gulpen-Heuvelland, waar Frans al jaren lid van is, besloot langdurig reanimatielessen op middelbare scholen door Maastrichtse studenten te sponsoren, waarvoor ook het Hart en Vaat Onderzoeksfonds Limburg fondsen werft.

Dit interview is eerder gepubliceerd in het magazine Hartsvrienden van Hart en vaat onderzoekfonds Limburg. Voor meer informatie: www.hartenvaatonderzoekfondslimburg.nl

Foto: Frans & Sylvia Bloemsma

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

100-jarige Zoef voerde tot zijn 78e hartoperaties uit

Klinkt misschien wat oneerbiedig dat “Zoef”, maar zo noemde iedereen Zulfikar Aytug, die op 1 maart 100 jaar werd, en talloze hartoperaties uitvoerde. Hij opereerde tot zijn 78e, in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis, blijkt uit een publicatie in het blad Arts en Auto van juni 2024[1]. Talloze mensen nam hij onder het mes, en hij stond ook bij ons bekend als een uitstekend hartchirurg.

Geboren en getogen in Turkije kwam Aytug in 1954 naar Nederland en leerde van de bekende hartchirurg en hoogleraar Gerard Brom in Leiden de kneepjes van het vak, zoals bypassoperaties. Na zijn opleiding bij het LUMC ging hij naar Turkije waar hij in Istanbul en later Ankara aan de slag ging als hartchirurg. Na enkele jaren keerde hij echter terug naar Nederland om er in Leiden hartoperaties uit te voeren. Hij bleef daar tot 1988, om daarna nog tien jaar in het OLVG hartoperaties te verrichten.

Aytug dankt de bijnaam Zoef aan zijn hoge werktempo. Een bijnaam die hem werd gegeven tijdens zijn werk in Leiden. Een bijnaam die verwijst naar de Fabeltjeskrant, de naam van de snelle haas in die kinderserie.

Aytug doorbrak de taalgrens met zijn patiënten eenvoudig door uit te tekenen hoe hij ging opereren. Hij was bepaald niet de eerste de beste. Gedurende zijn hele leven hield hij zich aan een strakke discipline, vroeg opstaan, hard werken. Hij voerde in de VS onder meer harttransplantaties en bypassoperaties uit met de Amerikaanse hartchirurg Denton Cooley.

Wij zijn heel benieuwd of er nog mensen zijn die door hem zijn geopereerd. Meld je dan bij ons! We zijn heel benieuwd naar je verhaal!

[1] https://www.artsenauto.nl/ze-noemden-me-zoef/

We leren om lekkages na stentplaatsing te voorkomen

Kak Khee Yeung is vaatchirurg in het Amsterdam UMC en doet daarnaast onder meer onderzoek naar aorta aneurysma. In iedere editie van Hartbrug Magazine houdt ze ons op de hoogte van haar werk en de nieuwste ontwikkelingen binnen haar vakgebied. Dit keer vertelt ze, samen met vaatchirurg Arjan Hoksbergen, over het verhelpen en voorkomen van lekkages bij stents.

Wat is het grootste probleem rondom stentlekkages?

Kak Khee: “Vroeger werd een aorta aneurysma verholpen door middel van een operatie waarbij we de buik openmaakten. Sinds begin jaren negentig gebeurt dit meestal door het plaatsen van een stent, waarbij we het bloedvat van binnenuit repareren. Dit is een veel minder intensieve ingreep, waarbij de patiënt niet onder narcose hoeft en een korter herstel heeft. Het nadeel van stents is dat we in 30% van de gevallen – wat vrij veel is – zien dat er op termijn lekkages ontstaan. Dat is vaak onschuldig, maar soms kan het aneurysma daardoor ook blijven doorgroeien. Wereldwijd wordt er gezocht naar oplossingen voor deze complicatie en daar dragen wij in het AmsterdamUMC ook aan bij. Mijn collega Arjan Hoksbergen leidt twee onderzoeken op dit gebied.”

Arjan: “De oorspronkelijke aneurysma-operatie via een snee in de buik was vele malen intensiever, maar daarna hoefden patiënten niet of nauwelijks meer op controle te komen. Doordat we bij stentplaatsing voor aorta aneurysmata in veel gevallen lekkages tegenkomen, worden sommige patiënten hun hele leven onder controle gehouden. Ze moeten jaarlijks, of soms wel twee keer per jaar, terug naar het ziekenhuis komen. Voor de patiënt geeft dat natuurlijk extra spanning en voor ons als behandelaars is het ook moeilijk, omdat we niet iedereen gerust kunnen stellen: kleine lekkages zijn vaak onschuldig en dan kiezen we meestal om niet in te grijpen. Maar er kunnen op termijn mogelijk wel grotere lekkages ontstaan die wél gevaarlijk zijn, met ook groei of zelfs het scheuren van het aneurysma aan toe. Dat willen we natuurlijk voorkomen, maar het verhelpen en voorkomen van lekkages blijkt in de praktijk heel ingewikkeld.”

Hoe wordt zo’n lekkage momenteel verholpen?

Arjan: “Er zijn allerlei manieren, bijvoorbeeld door met een katheter via de lies de kleine zijtakjes van de aorta dicht te maken met een soort propjes. Het is echter moeilijk om alle vaatjes die bijdragen aan de lekkage dicht te maken en de slagingskans van deze ingreep is dan ook laag. Een andere gebruikte techniek is om door middel van een soort ruggenprik rechtstreeks in het lek in het aneurysma te prikken en daar een vulmiddel of propjes in te spuiten. Ook hiervan zijn de resultaten op de lange termijn vaak matig.”

Kun je iets vertellen over de studies waar jullie nu mee bezig zijn?

Arjan: “Twee oud-vaatchirurgen hebben een materiaal ontwikkeld, speciaal voor dergelijke lekkages. Dit is een polymeer, een soort kit die na het uitharden elastisch blijft, die ook via een dergelijke ‘ruggenprik’ in het lek in het aneurysma wordt ingebracht. We werken hierbij samen met de firma die het materiaal ontwikkeld heeft aan een onderzoek, waarin verschillende Nederlandse en Belgische ziekenhuizen deelnemen. Inmiddels hebben we al bij zo’n veertig patiënten via een ruggenprik polymeer in de lekkage rondom de stent gespoten. Dit doe ik samen met interventie-radioloog Rutger Lelij en technisch- geneeskundige Stefan Smorenburg. We gebruiken geavanceerde software om de juiste plek voor het aanbrengen van de polymeer te bepalen. De daadwerkelijke procedure duurt slechts een paar minuten en is daardoor weinig belastend voor de patiënt, waarbij wel gezegd moet worden dat de ingreep onder narcose plaatsvindt. De resultaten zijn tot nu toe goed: bij een meerderheid van de patiënten zien we dat de lekkage langdurig is verholpen en in sommige gevallen is het aneurysma zelfs gekrompen. Ik verwacht dat, als de studie helemaal afgerond is, het slagingspercentage nog hoger wordt. We zijn namelijk nog aan het experimenteren met de hoeveelheid materiaal die we inspuiten. In het begin waren we daarmee mogelijk wat te voorzichtig. We zijn dus nog steeds in de leerfase en moeten nog uitvinden wat de juiste hoeveelheid is die het lek dicht, zonder de kans op complicaties te vergroten. Daarnaast gaan we binnenkort ook werken met een Amerikaanse firma aan een tweede studie met een vergelijkbare techniek. Hierbij wordt het lek gevuld met specifiek voor deze lekkages ontwikkelde plugjes.”

Denk je dat één van deze technieken dé oplossing voor de toekomst is?

Arjan: “Ik hoop in ieder geval dat we aan het eind van deze studie kunnen laten zien dat dit een betere procedure is dan de behandelingen die voorheen werden gedaan, maar ik sluit niet uit dat er uiteindelijk nog betere methodes of materialen worden gevonden. Ik verwacht overigens dat de toekomst meer ligt in het voorkómen van lekkages. Nu moet de patiënt immers alsnog een extra ingreep ondergaan, die niet nodig zou zijn als we bij de plaatsing van de stent al iets kunnen doen waardoor er geen lek kan ontstaan. Internationaal zijn er studies geweest waarbij er naast de stent plugjes worden achtergelaten. De eerste resultaten hiervan zijn veelbelovend. Dit bracht ons op het idee om hier ook ons polymeer voor te gebruiken. Recent hebben we een kleine experimentele studie gedaan met vijf patiënten waarin tijdens de stentplaatsing direct ook polymeer hebben aangebracht om lekkages te voorkómen. In deze kleine studie lukte dat uitstekend. Ons doel is uiteindelijk dat dit materiaal in een grotere, internationale studie wordt getest. Wereldwijd wordt er dus veel onderzoek gedaan naar zowel het voorkomen als ook het behandelen van lekkages.”

Moeten mensen met een stent zich nu zorgen maken?

Arjan: “Nee, want de meeste lekkages zijn relatief onschuldig en als we vermoeden dat het wél gevaarlijk kan zijn, houden we de patiënt goed onder controle, waardoor we ernstige complicaties meestal vóór zijn door het doen van een nieuwe ingreep. Het is alleen wel belastend om zo vaak naar het ziekenhuis te moeten komen, dus idealiter willen we de procedure zodanig verbeteren dat we na de stentplaatsing kunnen zeggen: ‘U hoeft pas over vijf jaar terug te komen voor controle’.

Kak Khee: “Daarnaast zijn we ook bezig om met behulp van AI-voorspellingen te kunnen doen welke patiënt veel kans heeft op een lekkage en welke niet. Dan kun je patiënten die weinig risico lopen mogelijk voor lange tijd geruststellen. Onze technisch geneeskundige Stefan Smorenburg houdt momenteel een poli waarbij hij metingen verricht bij patiënten met een stent, zodat we kunnen kijken of we aan de hand daarvan voorspellingen kunnen doen. Je moet bedenken dat de stent nog relatief nieuw is en dus nog volop in ontwikkeling. Met z’n allen hebben we al grote sprongen gemaakt om de techniek te optimaliseren en dat zal in de toekomst alleen nog maar sneller gaan.”

Tekst: Marion van Es

Foto: Arjan Hoksbergen & Rutger Lelij | © Fotografie Mark Horn

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.

Leven met een lekkende aortaklep zonder dat te weten

Als hij iets geleerd heeft is het wel dit: als huisarts kun je niet zelf naar je eigen hart luisteren. Daarvoor heb je een andere huisarts nodig. Henk de Vries (65) werd op 22 augustus 2023 aan zijn aortaklep geopereerd. Begin dat jaar had hij zijn huisartsenpraktijk in Roermond beëindigd. Maar een eigen huisarts had hij tot op dat moment niet. Hij was zelf toch huisarts? Inmiddels weet hij beter.

“Toen ik ermee stopte heb ik toch een huisarts genomen. Direct na mijn pensionering ging ik geregeld met mijn vrouw Helma een stuk lopen of fietsen, en daar was ik erg blij mee. Als dokter zit je de hele dag op een stoel, nu had ik eindelijk beweging. Maar ik kon haar niet bijhouden, was snel buiten adem. Dat was het moment waarop ik besloot om me bij mijn huisarts te laten controleren. Die ontdekte een enorm lek in mijn aorta. En zo kwam ik, na in Roermond gekatheteriseerd te zijn, op een wachtlijst te staan bij het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. Ik liep misschien wel al tien, twintig jaar met een lekkende klep rond, maar dat was nooit gecontroleerd.”

Collectief wantrouwen

Dertig jaar lang voerde De Vries een praktijk in Roermond, eerst bescheiden, maar door de jaren heen groeide de praktijk als kool. “Aanvankelijk deden Helma en ik alles, maar toen we stopten had ik vier assistentes, drie praktijkondersteuners, drie waarnemend huisartsen, een huisarts in opleiding, en een stagiair doktersassistente in opleiding. In die dertig jaar is er veel veranderd. We kregen van hogerhand veel meer administratie opgedrongen en dat maakte het werk zwaar. Ik vind dat er sprake is van een collectief wantrouwen in de samenleving. Het lijkt wel of de ene helft van Nederland de andere helft controleert.” Tot in de kleinste details moet elk consult beschreven worden, van elke patiënt. “Daardoor knappen veel mensen in de zorg af”, aldus De Vries.

Kaartje

Dat er goed moet worden opgeschreven wat er aan de hand is, snapt hij op zich wel. “Ik heb meegemaakt dat bij iemand een verkeerde nier eruit werd gehaald en de zieke nier achterbleef. Zo iemand moest de rest van zijn leven onnodig aan de dialyse”, aldus De Vries. “Maar ik voelde me gedwongen te gaan werken op een manier waarop ik niet wilde werken.” Zijn schoonvader, ook huisarts, van wie hij de praktijk indertijd overnam, schreef op een klein groengekleurd kaartje bij elke patiënt in één woord de diagnose op, en dan het voorgeschreven medicijn, herinnert hij zich. Dan had je tijd zat voor je patiënten.

Triage

“Nu is er een verhoogde druk op de doktersassistente, die triage moet doen. Die stelt een hele hoop vragen aan degene die belt en beoordeelt dan of iemand met voorrang naar de dokter moet, of dat dit enkele weken kan wachten.” Geen goed systeem, vindt De Vries. “Als je zoals vroeger direct door kon naar de dokter, was die in tien minuten klaar met de patiënt, en had de assistente de handen vrij. Nu bellen mensen vaak drie keer terug, waardoor de wachttijden aan de telefoon steeds langer worden. En niemand belt voor de lol, mensen hebben toch een dringende noodzaak om te bellen.”

Wachten op de operatie

Terug naar de operatie van zijn aorta. Hij koos mede op advies van zijn Roermondse cardioloog Lisette van den Broek voor het Catharina Ziekenhuis. De wachttijden zouden daar minder lang zijn dan in Maastricht, en hij hoorde er positieve geluiden van. Maar de wachttijden waren toch langer, bleek al gauw. “Hart en coronaire bloedsomloop waren goed, dan ben je niet als eerste aan de beurt.” De Vries moest vier maanden wachten. “Ik maakte me zorgen, want al die tijd gaat je hartfunctie achteruit. Ik kon nog geen honderd meter lopen, zat vooral op de bank. Het was in de zomer warm en benauwd. Zodoende kon ik geen conditie opbouwen voor de operatie, ging er verzwakt in. Mijn spieren zijn sindsdien nog steeds verzwakt, ik moet alles langzaam opbouwen.”

Roken

Gelukkig rookte hij al jaren niet meer. “Ik ben in december 2004 gestopt toen André Hazes is gestorven”, vertelt De Vries. “Ik trad toen met carnaval vaker muzikaal op, samen met Helma. Een goede vriend van mij viel bij die gelegenheid op dat ik niet meer rookte. Gestopt?, vroeg hij, wat ik beaamde. Je had beter met zingen kunnen stoppen, grapte de ander.”

Klep

Uiteindelijk koos hij voor een biologische hartklep. “Dan heb je geen bloedverdunners nodig en ook geen geregelde controle bij de trombosedienst, wat wel het geval is bij een mechanische klep”, legt De Vries uit. “Zo’n runderklep gaat weliswaar maar vijftien of twintig jaar mee, maar tegen die tijd ben ik 85. Dan kunnen ze wellicht veel meer op het gebied van klepchirurgie dan nu.”

De Vries zou naar eigen zeggen nooit iets anders dan huisarts willen worden, een mooi vak, vindt hij. Maar nu geniet hij van de rust in zijn prachtige tuin en van zijn kleinkinderen.

Tekst: Henri Haenen
Beeld: Henk de Vries

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Motorcrosser tijdens wedstrijd door hartstilstand onwel en in ziekenhuis overleden

Een 29-jarige motorcrosser is op 14 augustus tijdens een cross op een circuit in Groesbeek onwel geworden. Jurmey Brugman overleed de ochtend daarna. Hij bleek tijdens de cross een hartstilstand gehad te hebben, maakte het Eindhovens Dagblad bekend.

De jonge vader uit Overasselt overleed volledig onverwacht. Hij werkte volgens de krant in de betonrenovatie en runde samen met zijn vrouw Jony een poffertjeskraam. Die woensdagavond melde hij zich met zijn Honda-motor voor een regiocross, een motorcrosscompetitie uit verschillende plaatsen in zijn regio. Volgens toeschouwers reed hij die avond zijn beste rit ooit. Maar tijdens het crossen voelde hij zich onwel worden, en kreeg een hartstilstand. Toeschouwers zagen het gebeuren en belden bezorgd 112.

Medewerkers van de gealarmeerde ambulancedienst wisten de man te reanimeren en brachten hem met kloppend hart naar het ziekenhuis. Maar de volgende ochtend overleed hij, tot ontsteltenis van zijn vrouw en zijn 4-jarige zoontje Jaxx. Volgens vrienden mankeerde hij eerder niks, had hij geen klachten.

Elk weekend ging hij samen met zijn zoontje en zijn vrienden naar de crossbaan. Motorcross was volgens zijn vrienden zijn lust en zijn leven. Vrienden en familieleden staken de donderdag waarop hij overleed kaarsjes aan op de crossbaan, en ze legden er bloemen en fotolijstjes neer. Ook staken ze er vuurwerk af, want ze wisten dat Jurmey van vuurwerk hield. Tijdens de volgende wedstrijd van de competitie in Stevensbeek, de zaterdag na zijn dood, werd Jurmey herdacht met een minuut stilte.