Remko Kuipers: Scheid het kaf van het koren

Mensen met een hoog gehalte aan omega-3 in hun bloed hebben de laagste kans op hart- en vaatziekten en een dodelijk hartinfarct. Het meervoudig onverzadigde omega-3 vet biedt in onderzoek maar liefst een risicoverkleining van 90 procent! De aanbeveling om regelmatig vette vis te eten komt dus niet uit de lucht vallen. Maar niet iedereen eet vis en veel mensen krijgen omega-3 vetten vooral binnen door te suppleren. Klinkt goed, maar er zit een behoorlijk addertje onder het gras. Sommige fabrikanten van supplementen maken er een potje van. De soms bizar goedkope prijzen doen bij mensen die er verstand van hebben de wenkbrauwen fronsen. Waar komen die supplementen vandaan? En wat zit erin? De pillen kunnen namelijk vervuild zijn met giftige stoffen, omdat ze slordig geproduceerd en vervolgens niet getest zijn. Daarom zijn ze ook zo goedkoop.

Cardioloog Remko Kuipers waarschuwt voor stuntaanbiedingen en goedkope merken. “Het probleem zit ‘m hierin: anders dan bij medicijnen zijn supplementen niet strikt door de overheid gereguleerd. Als bijvoorbeeld het ene potje 5 euro kost en het andere 1,50 euro, kan de goedkopere wellicht zo goedkoop zijn, omdat er veel minder omega-3 in zit dan het potje suggereert, of omdat het supplement niet op zuiverheid getest is en de capsule dus behalve omega-3 vet ook allerlei vervuiling kan bevatten. Omega-3 komt van visvet, en als vis rot is, dan ruik je het geoxideerde vet. Welnu, het kan zijn dat sommige fabrikanten geoxideerd vet in een capsule stoppen. Dat ruik je dan niet meer omdat er een coating overheen zit, zodat je ook die rotte vis niet meer proeft. Maar in tegenstelling tot de normale omega-3 vetten zijn geoxideerde omega-3 vetten helemaal niet zo gezond.”

Vetten

“Ons eten bestaat wat betreft de calorieën die we consumeren uit drie zogenaamde macronutriënten: koolhydraten, eiwitten en vetten”, legt Kuipers uit. “Bij die vetten heb je verzadigde en onverzadigde vetten, en die onverzadigde vetten vallen weer in twee categorieën uiteen: enkel en meervoudig onverzadigd. De meervoudig onverzadigde vetten kunnen vervolgens weer worden onderverdeeld in twee categorieën: omega-3 en omega-6. Die hebben tegengestelde werkingen en moeten daarom goed in balans zijn. Zo bevordert omega-6 vet ontstekingen, verhoogt het de bloeddruk en maakt het bloed dikker. Omega-3 beschermt en remt juist ontstekingen, verlaagt de bloeddruk en verdunt het bloed.”

“Hoe zijn ze daarachter gekomen”, gaat Kuiper verder. “Studies onder Eskimo’s, Inuit worden ze genoemd tegenwoordig, toonden aan dat zij makkelijk bloedend tandvlees hadden, maar geen hart- en vaatziekten. Hoe kwam dat? Omdat ze geen honden of koeien aten, maar zeehonden en zeekoeien, waarin veel omega-3 zit. In de jaren nadien volgden  meerdere grote onderzoeken waaruit bleek dat mensen met de meeste omega-3 in hun bloed de laagste kans op hart- en vaatziekten hebben.”

Lobby

“Maar in het cardiologische wereldje heeft dit besef nog geen vaste voet aan de grond gekregen. En waarom niet: vette vis is niet te patenteren, je kunt geen vette vis op doktersrecept krijgen. Hoewel dus de preventieve rol van omega-3 veelvuldig bewezen is gaat het hierbij niet om medicijnen, waardoor de lobby voor dit product en het gebruik ervan, lang zo sterk niet zijn.”

“En dat terwijl omega 3-vetten tenminste in de buurt komen van wat cholesterolverlagers feitelijk doen: ze bieden bescherming tegen hart- en vaatziekten. Ook als supplement.”

“Bij een hartinfarct worden statines, aspirientjes en ACE-remmers voorgeschreven. Die drie geneesmiddelen hebben in feite precies dezelfde drie eigenschappen die omega-3-vetten ook hebben! Waarom schrijven cardiologen dan niet dát recept voor? Dat komt omdat het geen medicijn is en omdat patiënten er zelf voor moeten betalen. Dus doen ze dat niet. Bovendien is het onmogelijk om omega-3 vetten in een 1-op-1 studie te vergelijken met statines, aspirientjes en/of ACE-remmers, want zo’n studie zou meteen als onethisch worden weggezet (in ieder geval door de farmaceutische industrie).”

Screenen

EPA en DHA zijn de belangrijkste en bekendste omega-3 vetten. Amerikaanse onderzoekers hebben van dat EPA onlangs een speciaal molecuul gemaakt, en vervolgens gepatenteerd. Eenmaal gepatenteerd is het na toelating een medicijn, maar het is nog niet op de Europese markt toegelaten. Dat EPA-medicijn biedt 30 procent reductie op hart- en vaatziekten. “Dat lijkt mij genoeg reden om cardio-patiënten te laten denken over hoeveel omega-3 ze eten en hoeveel ze ervan in hun bloed hebben”, zegt Kuipers. “Want niet iedereen neemt dat vet even makkelijk op. Mensen met een omega-3-vetgehalte (een omega-3 index) van 9 tot 11 procent in hun bloed lopen de laagste kans op een hartinfarct, sterfte of hart- en vaatziekten. Maar je moet er niet te veel van in je bloed hebben: dat doet juist weer de kans op boezemfibrilleren toenemen. Om mensen daartegen te beschermen zou je de mogelijkheid moeten bieden om mensen te screenen op hun omega-3-status. Dat doet nog praktisch niemand, terwijl dit een sterkere risicovoorspeller voor hart- en vaatziekten lijkt te zijn dan cholesterol! Het is toch te gek dat we wel bloeddruk en cholesterol meten, maar niet die omega-3 index? Bij je huisarts kun je momenteel geen omega-3-status aanvragen.”

Meten

Samengevat pleit Kuipers ervoor dat de overheid de mogelijkheid creëert dat mensen hun omega-3-status kunnen laten meten en het eten van (vette) vis stimuleert en als alternatief het gebruik van omega-3-supplementen. Daarbij moet er dan wel een garantie zijn dat de omega-3-supplementen getest zijn. “Momenteel is de wetgeving rond omega-3-oxidatie zo matig dat in supplementen de kans op vervuiling sterk aanwezig is”, aldus Kuipers. “Sommige fabrikanten tonen al heel netjes hun TOTOX-waarde, ofwel de mate waarin de omega-3 vetten geoxideerd zijn. Dit zou niet optioneel, maar verplicht moeten zijn.”

Demoniseren van supplementen

Wat Kuipers betreft verdienen micronutriënten (vezels, vitaminen en mineralen) in hun algemeenheid meer aandacht, van arts en overheid. “In Nederland lopen grote groepen mensen dagelijks met tekorten van deze essentiële voedingsstoffen rond, doordat ze onvoldoende (gezond) eten.’ De grote onderzoeksinstituten (zoals CBS en RIVM) hebben dit al herhaaldelijk aangetoond, maar gezonde voeding is een ‘vrije keuze,’ het testen van deficiënties bij ‘gezonde’ mensen is ‘not done’. Supplementen zijn in de artsengemeenschap de afgelopen jaren vakkundig gedemoniseerd waardoor er vrijwel geen bijscholing over te volgen is, want die worden niet geaccrediteerd. En dus durft geen arts ze nog aan te raden. Als de overheid meer wil inzetten op preventie, zou het niet meer dan logisch zijn om juist bij ogenschijnlijk gezonde mensen eens te testen in hoeverre zij werkelijk gezond zijn en daar dan ook actie op te ondernemen. Dat betekent ook dat supplementen aan dezelfde voorwaarde zullen moeten voldoen als medicatie, behalve dan aan die belachelijk hoge prijzen die – zolang er een patent aan hangt natuurlijk – gevraagd kunnen worden.”

Tekst: Henri Haenen
Beeld: Remko Kuipers

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Gecombineerde hart-levertransplantatie in UMCG – eerste in Nederland

Een 35-jarige patiënte van het UMCG had de primeur: zij kreeg als eerste patiënt in Nederland tegelijkertijd een nieuw hart én een nieuwe lever. Een groot team van hartchirurgen, leverchirurgen en andere specialisten voerde de unieke transplantatie, die in totaal bijna 24 uur duurde, uit. De patiënte maakt het inmiddels goed en is gestart met haar revalidatie. Deze transplantatie was mogelijk door de jarenlange expertise op het gebied van aangeboren hartafwijkingen én alle expertise van het UMCG Transplantatiecentrum te combineren. Bij het UMCG staan meerdere patiënten op de wachtlijst voor eenzelfde gecombineerde transplantatie.

Aangeboren hartafwijking

De patiënte heeft een ernstige aangeboren hartafwijking: het rechterdeel van haar hart ontbreekt. Sinds haar geboorte is ze al een aantal keer in het UMCG aan haar hart geopereerd. Door deze aandoening wordt ook de lever overbelast. Bij vrijwel alle patiënten met deze aandoening leidt dat tussen hun 30ste en 40ste jaar tot levercirrose. Daardoor hebben patiënten last van veel vochtophoping en kortademigheid waardoor ze regelmatig moeten worden opgenomen in het ziekenhuis. Uiteindelijk houdt de lever op met functioneren. Voor deze patiënten is geen behandeling meer mogelijk; een groot deel van hen overlijdt op korte termijn. In Nederland zijn enkele honderden mensen met deze zeldzame hartaandoening. Deze gecombineerde transplantatie biedt voor een aantal van hen weer perspectief.

Tweede leven

Ook bij de 35-jarige patiënte van het UMCG ging de lever het afgelopen jaar snel achteruit. Dit jaar moest ze daarom al vaak in het UMCG opgenomen worden. “Ik ben mijn hele leven al een vaste ziekenhuisklant”, vertelt ze. “Door mijn hartafwijking weet ik niet beter. Desondanks kon ik in mijn jeugd en tienerjaren een vrij normaal leven leiden. Ik kon uitgaan, ging studeren. Maar nu de laatste jaren ook mijn lever zoveel problemen gaf, was een normaal leven leiden steeds moeilijker geworden. Ik kon steeds minder. Met deze organen heb ik een tweede leven gekregen. Ik ben ontzettend dankbaar. Dankbaar dat de artsen dit kunnen, maar ik ben ook de donor heel dankbaar. Het is een heel dubbel gevoel dat doordat een ander overleden is, ik een nieuwe toekomst krijg.”

UMCG Hartcentrum én transplantatiecentrum

Dat deze bijzondere transplantatie juist in het UMCG plaatsvond is geen toeval. Het centrum voor congenitale hartafwijkingen (CCH) van het UMCG heeft al meer dan 75 jaar ervaring met de zorg voor hartpatiënten die vaak van jongs af aan tot op volwassen leeftijd onder behandeling van het UMCG zijn. Daarnaast is het UMCG hét transplantatiecentrum van Nederland voor volwassenen en kinderen met een zeer succesvol levertransplantatieprogramma. Transplantatiespecialisten van hart- en leverziekten hebben de handen ineengeslagen om patiënten, voor wie een gecombineerde transplantatie het laatste redmiddel is, weer een toekomst te bieden.\

Zeer complexe operatie

Zeventien medisch specialisten en meer dan 30 ondersteuners, verdeeld over drie diensten. Zoveel mensen waren er nodig om de operatie die bijna 24 uur duurde uit te voeren. Eerst werd het hart getransplanteerd en vervolgens de lever. “Eigenlijk was alles aan deze operatie gecompliceerd”, vertelt een van de hartchirurgen. “Het hart van deze patiënte was zeer afwijkend, maar de ‘aansluiting’ ervan, zoals de (slag)aderen, ook. Nu moesten we dus een normaal hart met de afwijkende aansluitingen verbinden. Maar ook het aansluiten van de lever was complex, net als het overnemen van de vitale functies door de hartlong-machine.” Tijdens de harttransplantatie werd de lever aangesloten op een perfusiemachine, zodat de bewaartijd van de lever buiten het lichaam met bijna zeven uur veilig verlengd kon worden tot aan de levertransplantatie.

Voorbereidingen

Aan de gecombineerde transplantatie gingen jaren van voorbereidingen vooraf. De hartchirurgen en leverchirurgen hebben met elkaar protocollen geschreven en de operatie minutieus uitgedacht. Er is veel contact geweest met buitenlandse experts uit onder andere de Verenigde Staten die deze operatie al hebben uitgevoerd. Vooraf werden eventuele risico’s en knelpunten van de operatie en de periode daarna grondig geanalyseerd. Ook de selectie van patiënten -wie komt er voor deze transplantatie in aanmerking? – gebeurde zeer zorgvuldig.

Omdat iedere patiënt vanwege de aangeboren aandoening anatomisch anders is, wordt naast de protocollen en voorbereidingen voor iedere individuele patiënt een persoonlijk operatieplan gemaakt. De chirurgen die dienst hebben op het moment dat de geschikte donororganen zich aandienen, kunnen volgens dat plan de operatie uitvoeren.

Vertrouwen

Ook de patiënte heeft toegeleefd naar de transplantatie. “Mijn lever werd steeds slechter, mijn hart was natuurlijk al slecht. Ik kon bijna niets meer, was constant moe. En dan zeggen je behandelaars: er is misschien nog een uitweg, iets nieuws, wat we nog nooit hebben gedaan. Ik heb er eigenlijk niet over na hoeven denken. Ik had ook niet veel keus. Het was dit, of… ja, of niets. Ik had heel veel vertrouwen in de artsen. En heb ook veel vertrouwen in mijn nieuwe hart. Ik kan weer vooruitkijken. Nu moet ik nog op krachten komen, maar ik kijk er naar uit om straks weer een veel actiever leven te kunnen leiden. Langere wandelingen, maar ook verre, actieve reizen. Mijn droom is het Noorderlicht zien. Dat zal nog wel even duren. Eerst moet ik met iedere dag fysiotherapie en sporten weer fit worden. Ik heb veel te lang op de bank moeten zitten.”

Bron: UMCG

De Nutri-Score: hoe zit dat nu eigenlijk?

Vanuit zijn opleiding Voeding en Diëtetiek en een passie voor voeding ontstond jaren terug het platform Voedingsweetjes. Inmiddels informeert Leroy van de Ree zijn volgers dagelijks op het gebied van gezonde voedingskeuzes in de supermarkt, waar consumenten tegenwoordig ook een handje bij geholpen worden door middel van de Nutri-Score op verpakkingen. Maar hoe waardevol is die score?

Vertel: wat houdt de Nutri-Score precies in?

“Kort gezegd is dit een voedingskeuzelogo dat ons, consumenten, zou moeten helpen om een bewustere keuze te maken. Op basis van de letters A tot en met E op het product, kun je zien hoe gezond een product is. A, donkergroen, is de beste keuze, en E, donkerrood, is de slechtste keuze. De Nutri-Score kun je eigenlijk zien als een rekensom die pluspunten toekent aan bepaalde factoren. Als je deze dan bij elkaar optelt en de minpunten, zoals een grote hoeveelheid suiker, er vanaf haalt, bepaalt deze som welke letter het product krijgt. De Nutri-Score bestaat al in andere landen, maar zit hier officieel nog in de testfase. Toch zie je het al in veel Nederlandse supermarkten voorbijkomen.”

Je zegt dat de Nutri-Score nog in de testfase zit: waar heeft dit mee te maken?

“Er wordt nog bekeken of de criteria wel kloppen. Dat is op dit moment het grootste pijnpunt. We hebben in Nederland de Schijf van Vijf, die is gebaseerd op de Richtlijnen Goede voeding van de Gezondheidsraad. Maar: de Nutri-Score is dus al uitgerold in andere landen en die productscores sluiten niet altijd aan bij de Nederlandse richtlijnen.”

Op welke manier sluit de Nutri-Score op dit moment niet helemaal aan bij onze richtlijnen?

“Allereerst kunnen sommige producten een A-score hebben gekregen, maar helemaal niet voorkomen in onze Schijf van Vijf. Of andersom. Daarnaast zijn er bepaalde aspecten die te weinig belicht worden, bijvoorbeeld of een product volkoren is en vezels bevat. Er wordt bij de Nutri-Score wel beoordeeld op vezels, maar er wordt niet gekeken naar wat voor soort vezels dit zijn. Als jij als fabrikant met je product van een C naar een A-score wilt gaan, voeg je gewoon een vezel van hele lage kwaliteit toe, zodat je voldoet aan de eisen voor een A-score. Er wordt binnen de Nutri-Score niet gekeken of het product van nature vezels bevat of dat er een goedkope vezelvariant is toegevoegd. Daarnaast wordt geen rekening gehouden met biologisch of niet-biologisch.”

Hoe moet je die score als consument nu precies lezen?

“Je moet die Nutri-Score als het ware per productgroep lezen. Je ziet dus op elk product hetzelfde logo staan, maar moet het als consument eigenlijk opsplitsen. Een simpel voorbeeld: in het pizza schap staat bijvoorbeeld een groene A op een pizza, omdat dit een betere keuze is dan een andere pizza in het schap. Het verwarrende is dat je vervolgens naar het olijfolie schap loopt en daar dan bijvoorbeeld een D-score op olijfolie vindt. Je denkt dan als consument dat je beter pizza kunt eten dan olijfolie gebruiken, maar dit is dus niet waar.”

Waar moet je nog meer op letten?

“Zoals ik net aangaf, krijgt olijfolie een D omdat er veel vet in zit. Logisch, want het is olie. Echter werkt de Nutri-score met honderd milliliter of honderd gram en je gebruikt natuurlijk nooit zo’n grote hoeveelheid olijfolie in één keer. Daar wordt dus geen rekening mee gehouden. Een ander voorbeeld is vis in de diepvries. Zalm krijgt een D-score en vissticks krijgen een B. Dat komt doordat vissticks minder vet bevatten, maar zalm wordt juíst gegeten voor alle gezonde vetten die erin zitten. Dan moet je dus echt zelf opletten en bedenken dat zalm de betere keuze is. Dat geldt ook voor yoghurt: pure, volle yoghurt krijgt een B-score en vanilleyoghurt, waar twee suikerklontjes per honderd gram aan toegevoegd zijn, krijgt dezelfde score. Dan denk je als consument: ik vind vanille veel lekkerder, dus ga ik daarvoor. Deze score zegt tenslotte dat het even goed is. Maar nee, dat is dus niet zo.”

Voegt die Nutri-Score volgens jou dan wel echt iets toe?

“Zoals het nu is opgezet, heeft het naar mijn idee weinig meerwaarde. Toch heb ik het nog niet opgegeven. Als de criteria worden verbeterd, zou het misschien wel een toevoeging kunnen zijn. Echter zorgt het nu helaas vooral voor een hoop verwarring en onrust. Ik hoop persoonlijk dat consumenten niet op basis van die Nutri-Score keuzes gaan maken en vooral zelf verpakkingen blijven lezen. Kijk wat voor ingrediënten een product bevat. Als je bijvoorbeeld een hele waslijst aan ingrediënten ziet staan, is het waarschijnlijk een product dat erg bewerkt is. Dan kun je je afvragen hoe gezond het is. En als je allemaal ingrediënten ziet staan waarvan je geen idee hebt wat het is, gaat het vaak ook om een ultra bewerkt product. Houd dat in ieder geval in gedachten.”

Achtergrond

Met zijn platform Voedingsweetjes (@voedingsweetjes op Instagram) wil Leroy mensen bewustere keuzes in de supermarkt laten maken en ze meer inzicht geven in wat ze kopen. Dit doet hij door voedingswaarden van producten met elkaar te vergelijken. Consumenten kopen tachtig procent van wat ze eten in de supermarkt, maar zien daar vaak door de bomen het bos niet meer. Hier draagt Leroy dan ook graag zijn steentje aan bij.   

Tekst: Laura van Horik
Beeld: Leroy van de Ree

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Amsterdam UMC en LUMC omarmen impactanalyse NZa concentratie kinderhartcentra

Op dinsdag 6 december 2022 maakte de NZa (Nederlandse Zorgautoriteit) haar rapport bekend over de impact van concentratie van de zorg voor kinderen met aangeboren hartafwijkingen. Amsterdam UMC ziet de rapportage als een goed uitgangspunt om als UMC’s gezamenlijk te komen tot een duurzaam en toekomstbestendig fundament voor de academische zorg voor kinderen in Nederland.

Eind 2021 besloot demissionair minister Hugo de Jonge (VWS) dat Rotterdam en Utrecht de kinderhartchirurgie zouden behouden. De andere centra, waaronder Amsterdam UMC/LUMC (CAHAL), waren het hier niet mee eens. Onder druk van de Tweede Kamer gaf minister Kuipers daarom eerder dit jaar de NZa opdracht tot het uitvoeren van een analyse. De NZa-rapportage is het eerste objectieve onderzoek in dit dossier. Het geeft een analyse van de gehele zorgketen (van foetus tot volwassenen) van de impact van concentratie op de toegankelijkheid, doorontwikkeling en kwaliteit van de acute (kinder)zorgketen.

Amsterdam UMC ziet de rapportage als een goed uitgangspunt om als UMC’s gezamenlijk te komen tot een duurzaam en toekomstbestendig fundament voor de academische zorg voor kinderen in Nederland.

Lees hier het statement van Amsterdam UMC/LUMC (CAHAL) over de impactanalyse NZa kinderhartcentra.

Uitlezen of weggooien

Wat gebeurt er met een pacemaker of ICD als de drager ervan komt te overlijden? Welke rechten hebben familieleden en kan het apparaat nog worden uitgelezen? We vroegen het cardioloog Alexander Maass van het UMCG.

Goed voor het milieu is het niet: het meebegraven van een pacemaker of ICD na het overlijden van de drager. Zware metalen komen hierdoor namelijk in de grond terecht en vervuilen de bodem. Toegestaan is het wel. Volgens de Wet op de lijkbezorging is het niet verplicht om deze medische hulpmiddelen te verwijderen voorafgaand aan een begrafenis of crematie. Toch wordt verwijdering van de pacemaker of ICD door crematoria vaak verplicht, omdat er door de hoge temperaturen bij verbranding van het device ontploffingsgevaar ontstaat die schade kan aanrichten aan de ovens. De pacemaker of ICD wordt meestal verwijderd door een mortuariummedewerker.

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Plantaardig en onbewerkt

Elf jaar terug kreeg leefstijlarts Valentine Dillisse (52) - ook wel Dokter Valentine - te horen dat ze hartpatiënt is. Sindsdien heeft ze haar kwaliteit van leven door middel van leefstijlaanpassingen aanzienlijk weten te verbeteren. Haar missie is om anderen te laten zien dat je na een diagnose niet lijdzaam hoeft toe te zien, maar het heft in eigen handen kunt nemen. 

Van het ene op het andere moment kreeg Valentine na een drukke periode ineens hartkloppingen. Dit bleef aanhouden. Toen ze er ook benauwd bij werd, wist ze dat ze naar het ziekenhuis moest. Al snel kon ze bijna niet meer praten. Eenmaal in het ziekenhuis bleek ze boezemfibrilleren te hebben, vertelt ze. “Ik had ook pijn op de borst en op het hartfilmpje was te zien dat ik afwijkingen had. Het was geen infarct geweest, maar mijn hart had het zwaar gehad doordat ik drie tot vier uur een hartfrequentie van boven de honderdtachtig had. Vanaf dat moment ging ik de hele medische molen in. Ik bleek uiteindelijk geen afwijkingen aan de grote vaten te hebben, maar het had met de kleine vaatjes te maken. Het ging om Microvasculaire Coronaire Dysfunctie: een aandoening van de kleine vaatjes van mijn hartspier. Dit is vaak een combinatie van spasmen en aderverkalking of vernauwing.”

Bijwerkingen

Toen Valentine zich verder ging inlezen, kwam ze erachter dat er nog maar weinig kennis bestond over deze aandoening, die voornamelijk bij vrouwen voorkomt. Een operatie was hoe dan ook geen optie, alleen medicatie. “Ik bleef pijn op de borst en last van kortademigheid en vermoeidheid houden. Ik kon nog geen tien meter lopen. Van een actieve vrouw die volop in het leven stond, was ik ineens een patiënt en kon ik niks meer. Op scans was te zien dat de kleine vaatjes zich samenknepen en dat dat het probleem was. Samen met mijn arts ben ik dan ook gaan zoeken naar de juiste medicatie om die vaatjes zoveel mogelijk open te houden. Echter reageerde ik op veel medicijnen heel heftig en ik kreeg overal bijwerkingen van. Na lang zoeken hebben we gelukkig een redelijk evenwicht gevonden.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Catharina Ziekenhuis werkt aan sneller opsporen hartfalen

Het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven werkt aan een systeem waarmee hartfalen sneller kan worden opgespoord. Dit met als doel de patiënt eerder met de juiste diagnose in beeld te krijgen en tijdig passende behandeling te kunnen starten.

Vage klachten

“Mensen komen bij de huisarts met allerlei klachten waarbij het niet direct duidelijk is waar deze vandaan komen. Denk aan bijvoorbeeld aan verminderde eetlust of depressie”, aldus cardioloog Frederik Zimmermann en cardioloog in opleiding Thomas Mast, beiden verbonden aan het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. “Hartfalen is niet de meest voorkomende oorzaak hiervan, maar het is zeker mogelijk.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Alle organen in spiegelbeeld

Al zijn hele leven leeft Frank Dam (70) met een zeldzame afwijking. Zijn hart bevindt zich namelijk aan de rechterkant van zijn lichaam, in plaats van links. En dat niet alleen: ál zijn organen zijn gespiegeld. Graag vertelt hij zijn bijzondere verhaal.

Toen Frank geboren werd, ontdekten de artsen dat zijn hart niet klopte. Althans, niet op de plek waar het zou moeten kloppen. Halsoverkop werd hij naar een academisch ziekenhuis gebracht en volledig onder de loep genomen. Wat bleek? Zijn organen waren in spiegelbeeld gepositioneerd, vertelt hij. “Ik bleek het zeldzame Kartagener-syndroom te hebben. Buiten de gespiegelde ligging van mijn organen, betekende dit dat ook de trilharen die ervoor moeten zorgen dat slijm en vuil op een natuurlijke manier worden verwijderd, bij mij andersom stonden of ontbraken. Mijn hart was in orde, maar die trilharen veroorzaakten problemen aan mijn luchtwegen.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Een chirurg moet op dezelfde manier worden opgeleid als een piloot

Dr. Peyman Sardari Nia is cardiothoracaal chirurg in het Maastricht UMC+ en in HPNLmagazine houdt hij de lezers op de hoogte van de interessante onderwerpen binnen de hartchirurgie. Dit keer vertelt hij over de opleiding die een chirurg doorloopt.

“Mensen denken soms dat, wanneer ze geopereerd worden door een arts-assistent in plaats van een chirurg, ze geen goede zorg hebben gekregen. Dat is absoluut niet zo”, vertelt dr. Sardari Nia. “Er zijn zelfs verschillende wetenschappelijke studies gepubliceerd waarin de resultaten werden vergeleken van operaties gedaan door chirurgen en artsen in opleiding. Er bleek geen enkel verschil! Dat is geruststellend, want dat betekent dat de procedures die het ziekenhuis hanteert om de kwaliteit te waarborgen, goed werken.”

De studie geneeskunde duurt in Nederland zes jaar. Na succesvolle afronding daarvan is iemand arts, maar nog lang geen chirurg. “Iemand die bijvoorbeeld cardio thoracaalchirurg wil worden, heeft meestal tijdens de studie geneeskunde al interesse getoond in dat vakgebied en gerichte stages gelopen”, legt Sardari Nia uit. “Na succesvolle afronding van de studie geneeskunde, ga je vaak eerst enkele jaren ervaring opdoen als assistent-niet-in-opleiding. Je bent dan bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de opvang van de patiënt voor en na de operatie en assisteert tijdens ingrepen. Vaak doe je ondertussen ook nog onderzoek en/of volg je een promotietraject. Wanneer je geselecteerd wordt voor de vervolgopleiding – en die selectie is streng: artsen die geen aanleg hebben om chirurg te worden, halen het niet – word je in zes jaar tijd opgeleid tot chirurg.”

Deze opleiding vindt grotendeels in het ziekenhuis plaats, onder supervisie van ervaren chirurgen. Er is een heel programma aan competenties die een chirurg moet bezitten, niet alleen medisch, maar ook sociaal. “Het is natuurlijk niet zo dat iemand aan het begin van de opleiding meteen een mes in handen krijgt”, legt Sardari Nia uit. “Je leert een operatie in kleine stappen. Pas als je alle afzonderlijke stappen perfect uitvoert, kun je zelfstandig operaties uitvoeren. Uiteraard beginnen we met routine-ingrepen: een complexe operatie wordt meestel zelfs door twee chirurgen gedaan. Doordat een chirurg in opleiding leert onder supervisie van een ervaren team, is er altijd iemand die kan bijsturen als iets nog niet goed gaat. De één leert bepaalde dingen sneller dan de ander, maar aan het eind van de opleiding zijn de onderlinge verschillen nihil. De opleiding is dusdanig georganiseerd dat iedereen uiteindelijk dezelfde competenties bezit, en de kwaliteit consistent is. Je kunt als chirurg immers niet morgen minder goed resultaat leveren, dan vandaag. De patiënt kan er dus van uitgaan dat hij altijd door een kundig team wordt geopereerd.”

Zelf deed Sardari Nia in totaal zeventien jaar over zijn gehele studietraject: geneeskunde, promotietraject, specialisatie tot algemeen chirurg en cardiothoracaal chirurg. Dat betekent echter niet dat hij nu ‘klaar’ is. “Binnen de geneeskunde zijn constant nieuwe ontwikkelingen en dus blijf je continu studeren: door artikelen te lezen, congressen en symposia te bezoeken en jezelf nieuwe technieken eigen te maken. Hiervoor moet je theorie bestuderen, oefenen op een simulator, meekijken met chirurgen die het al onder de knie hebben. Op die manier heb ik al verschillende nieuwe technieken in ons ziekenhuis geïntroduceerd. Zelf organiseer ik al jarenlang cursussen om via een simulator een mitraalklep te repareren: hiervoor komen chirurgen van over de hele wereld naar Maastricht.”

De kennis en kunde van een chirurg is dus een proces dat continu in ontwikkeling is. Een arts die de kwaliteitsnormen niet (meer) haalt, valt snel door de mand. De registratie van een cardiothoracaal chirurg wordt in Nederland om de vijf jaar hernieuwd. Sardari Nia: Hiervoor moet je jaarlijks een bepaald aantal studiepunten behalen. Tegenwoordig tellen niet alleen je behaalde competenties mee, maar ook evaluaties van de collega’s waar je mee samenwerkt. Dit gehele dossier wordt beoordeeld voordat je je kunt her-registreren. Oftewel: je kunt in dit vak absoluut niet blijven als je brokken maakt.”

Hij maakt zich wel zorgen over de toekomst. “Toen ik zelf in opleiding was, was er nog geen beperking op werkuren. Ik leefde letterlijk in het ziekenhuis, wilde zoveel mogelijk leren. Tegenwoordig wordt geregistreerd hoeveel uur iemand maakt en kan het ziekenhuis zelfs boetes krijgen als er te lang wordt doorgewerkt. Dat is enerzijds een goede ontwikkeling, maar anderzijds betekent het dat artsen in opleiding er langer over doen om een operatietechniek te leren. Met de vergrijzende samenleving en de toename van chronische ziektes, gaat dit eigenlijk te langzaam.”

De oplossing ligt volgens Sardari Nia bij simulatoren. “Ik ben van mening dat een chirurg net zo opgeleid moet worden als een piloot: het grootste deel van het leerproces kan plaatsvinden op een simulator, dus buiten het ziekenhuis. Als je al honderd keer op een simulator hebt geoefend, wordt het leerproces in de OK immers vanzelf minder lang. Er is ook genoeg bewijs dat deze nieuwe manier van opleiden zinvol en noodzakelijk is, alleen het budget ontbreekt. Het ontwikkelen of aankopen van een simulator zit nu nog niet standaard in het ziekenhuisbudget. Dat moet veranderen. Er is niet alleen een grote investering, maar ook een cultuurverandering nodig om sneller kundige chirurgen op te leiden. Ik heb nog tot mijn pensioen om me hiervoor in te zetten.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Léon Geraedts

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Internationale samenwerking leidt tot betere behandelstrategieën bij kinderen met hartafwijkingen

Hoogleraren Mark Hazekamp en Nico Blom proberen dagelijks de grenzen binnen de kindercardiologie te verleggen. Dankzij het continu aanscherpen van kwaliteitsrichtlijnen binnen onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg, dragen ze bij aan het wereldwijd verbeteren van de diagnose en behandeling van (aangeboren) hartafwijkingen en hartritmestoornissen. Dat doen ze niet alleen. De specialisten van het Centrum Aangeboren Hartafwijkingen Amsterdam-Leiden (CAHAL) staan in contact met collega’s over de hele wereld.

Beide specialisten voelen de roeping om iets te betekenen voor hun vakgebied. “We willen niet alleen kennis consumeren, maar ook ons steentje bijdragen”, vertelt Blom. Hazekamp knikt. “We werken binnen een relatief jong en zeer specialistisch veld. Het verbeteren van ons vakgebied is een belangrijk deel van ons werk. Om de kennis over aangeboren hartafwijkingen daadwerkelijk verder te helpen, is internationale samenwerking noodzakelijk”, voegt hij toe.

Internationale kennisnetwerken

Mark Hazekamp is hoogleraar Kinderhartchirurgie en al jaren actief, ook als voorzitter, binnen de European Association for Cardio-Thoric Surgery (EACTS), het grootste kennisnetwerk binnen dit specialisme ter wereld. Nico Blom (hoogleraar Kindercardiologie, in het bijzonder hartritmestoornissen bij kinderen) is eerder dit jaar benoemd als voorzitter van de Association for European Paediatric and Congenital Cardiology (AEPC). Dit is een uniek netwerk dat zich inzet om kennis over het normale en zieke hart bij kinderen wereldwijd te verspreiden.

Dankzij het internationale netwerk van CAHAL* worden nieuwe wetenschappelijke inzichten snel geïmplementeerd bij het LUMC en Amsterdam UMC. “We bieden state-of-the-art behandelingen aan. Dat houdt in dat we de nieuwste wetenschappelijke inzichten toepassen in de praktijk”, vertelt Hazekamp. Hij geeft hierbij graag een voorbeeld. “Binnen het CAHAL voeren we een ingewikkelde double switch operatie uit bij patiënten met een congenitaal gecorrigeerde transpositie van de grote vaten. Dit is een zeldzame aangeboren hartafwijking, waarbij de hartkamer op de verkeerde plek zit”, legt hij uit. “De behandeling hebben wij geleerd van specialisten uit New York, maar nu komen artsen van over de hele wereld naar ons toe om te leren hoe ze deze operatie kunnen uitvoeren.”

Wereldwijde kennisuitwisseling

Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden verwerkt in internationale kwaliteitseisen en richtlijnen. Omdat er in de beide academische centra veel expertise aanwezig is over specialistische behandelingen van aangeboren hartafwijkingen en hartritmestoornissen, worden experts van het CAHAL veel gevraagd om een bijdrage te leveren aan deze kwaliteitsdocumenten. Binnen de AEPC heeft Blom bijvoorbeeld meegeschreven aan nieuwe internationale onderwijskwaliteitsrichtlijnen voor kindercardiologen. “Afgelopen jaar hebben we de opleidingseisen verder gestandaardiseerd”, vertelt hij. “Zo moeten kindercardiologen in opleiding tegenwoordig een Europees examen afleggen. Daardoor worden ze allemaal eenduidig en volgens hoge standaardeisen opgeleid.”

Goede reputatie

Sinds de oprichting van het CAHAL in 1995 is er veel onderzoek uitgevoerd in het LUMC en Amsterdam UMC, met meer dan 1500 publicaties in wetenschappelijke tijdschriften. Daarnaast zijn er meer dan 100 mensen gepromoveerd binnen het CAHAL. “Daardoor hebben we internationaal een goede naam opgebouwd”, weet Blom. “Specialisten uit andere landen binnen en buiten Europa komen hier naartoe om kennis op te doen en te delen. Zo is bijvoorbeeld een deel van de kindercardiologen in België en Portugal bij ons opgeleid.”

Andersom doen medewerkers van het CAHAL ook kennis op in het buitenland. “Recent is één van onze kindercardiologen in opleiding tot interventiecardioloog naar München geweest om een tijdje mee te lopen met de specialisten daar”, vertelt Blom. “Hij nam vervolgens weer nieuwe kennis mee terug over hoe ze daar dingen net iets anders doen. Op basis van die informatie kijken wij ook weer kritisch naar hoe wij werken en waar we ons verder kunnen verbeteren.”

Blijven verbeteren

Voor veel specialisten is er nog een goede reden om naar het CAHAL te komen. Er is hier namelijk veel te onderzoeken. LUMC heeft bijvoorbeeld een grote anatomische verzameling van aangeboren hartafwijkingen. Daarnaast heeft het CAHAL een langlevende patiëntpopulatie die een behandeling zijn ondergaan voor een transpositie van de grote vaten. Dat wil zeggen dat de twee grote slagaders omgewisseld uit het hart komen. Ook heeft CAHAL een succesvol programma voor de behandeling van het klein linkerhartcomplex.  Blom en Hazekamp benadrukken het belang om hartafwijkingen en hartritmestoornissen te blijven onderzoeken en ook op lange termijn te kijken naar hoe het met behandelde patiënten gaat. “Op die manier krijgen we nieuwe inzichten en dit verbetert het vakgebied”, aldus beiden.

*Het CAHAL is onderdeel van Amsterdam UMC en het Leids Universitair Medisch Centrum.

Bron: www.lumc.nl