Ik word morgen donateur!

Marc de Mol Moncourt (29) onderging als kind een ingrijpende hartoperatie. Niet gek dus dat hij jaren later donateur werd van HPNL. Tenminste, zo lijkt het. Toch ging daar iets heel anders aan vooraf.

Marc werd geboren met een gaatje in zijn hart, in de medische wereld ventrikelseptumdefect (VSD) genoemd. Ook heeft hij vanaf zijn geboorte een bicuspide aortaklep, wat betekent dat hij niet drie, maar twee aortaklepslippen heeft. “Het gaatje in mijn hart had invloed op mijn uithoudingsvermogen,” vertelt Marc. “Dat merkte ik weleens tijdens het voetballen. Maar ach, ik wist niet beter. Het enige wat ik vervelend vond, is dat ik elk jaar naar Maastricht moest voor onderzoeken. Dat is gewoon saai voor een kind.”

Kaartjes en knuffels

Omdat het gaatje niet uit zichzelf dichtgroeide, werd er een openhartoperatie gepland. Marc was pas tien jaar, maar vond het helemaal niet spannend. “Daar ben ik heel makkelijk in. Ik wist ook niet goed wat er ging gebeuren. Ineens lag ik daar.” Marcs ouders maakten zich meer zorgen. “Het moment dat ik de operatiekamer ingereden werd, is me goed bijgebleven. Mijn moeder liep met mijn ziekenhuisbed mee, maar toen ik het laatste stukje alleen werd weggereden, moest ze huilen. Dat maakte wel indruk op me.”

Een succesvolle operatie van zo’n vier uur volgde, waarin het gaatje werd dichtgemaakt met een soort lapje, een patch. “Ik weet nog dat ik na afloop wakker werd en wazig allemaal slangetjes boven me zag hangen. Daarna ben ik weer in slaap gevallen.” De tijd in het ziekenhuis vloog voorbij, vertelt de nu 29-jarige. “Ik had een beetje last van de naweeën van de narcose, maar verder ging het goed. Het is me vooral bijgebleven dat ik veel kaartjes en knuffels kreeg. Na een week was ik alweer thuis en kort daarna kon ik weer naar school.”

Een dronken bui

Zijn ouders zagen dat het na de operatie beter met hem ging, maar Marc kan zich dat niet herinneren. “Ik heb nooit het idee dat ik anders moet leven dan anderen. Alleen wordt eens in de zoveel tijd de bicuspide aortaklep nog gecontroleerd.” Marc sport fanatiek en zit regelmatig met zijn vriendengroep in de kroeg. Opvallend genoeg kwam hij dáár in contact met Hartpatiënten Nederland. “We gaan altijd naar café Aeve Choppe in Roermond, twee deuren naast het kantoor van HPNL. Sommige medewerkers van de stichting komen weleens in dezelfde kroeg wat drinken en zo ben ik met hen aan de praat geraakt. Normaal ben ik niet zo van de stichtingen, maar twee jaar geleden heb ik in een dronken bui beloofd dat ik HPNL ging steunen. ‘Ik word morgen donateur!’ riep ik. Nou, dan moet je dat ook doen hè.”

‘Het komt goed’

Hoewel een paar glazen bier Marc een zetje in de richting van HPNL gaven, staat hij helemaal achter het donateurschap. “HPNL doet goed werk. En áls ik dan iets moet steunen, dan iets wat dichtbij me staat. Mocht er ooit wat aan de hand zijn, dan weet ik dat ik op HPNL terug kan vallen. Dat is een fijn idee. Maar ik hoop en denk dat dat niet nodig gaat zijn hoor.”

De nuchterheid die Marc op zijn tiende had, heeft hij bijna twintig jaar later nog steeds. “Ik ben helemaal niet met mijn hart bezig. Ik maak me gewoon niet zo druk, ook niet over andere zaken in mijn leven. Het gebeurt zoals het gebeurt, ik heb er toch geen invloed op.” Heeft hij nog een tip voor mensen die hun angst wat minder goed los kunnen laten? “Phoe, dat is lastig, want ik heb daar niks specifieks voor gedaan. Het enige wat ik kan zeggen is: het komt uiteindelijk allemaal goed.”

Tekst: Verena Verhoeven
Beeld: Marc de Mol Moncourt

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Aan-knop van ons ‘gezonde’ vet ontdekt door LUMC-onderzoekers

Niet al het vet in ons lichaam is slecht. Zo verbrandt bruin vetweefsel suiker en vet tot warmte, wat onze lichaamstemperatuur op peil houdt. Kou stimuleert bruin vet. Maar hoe dat precies werkt was vooralsnog onbekend. Onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) laten nu zien dat stimulatie van de beta-2-receptor bruin vet activeert. Dit onderzoek, gefinancierd door de Hartstichting, biedt mogelijk aangrijpingspunten voor de behandeling van diabetes en hart- en vaatziekten.

“Als we het koud hebben, sturen onze hersenen via zenuwen een signaal naar bruin vetweefsel”, vertelt hoogleraar Endocrinologie Patrick Rensen. “Dit signaal activeert bruin vetcellen, die op hun beurt suiker en vetmoleculen uit het bloed verbranden. Hierbij komt niet alleen CO2 vrij dat wordt uitgeademd, maar ook warmte dat ons lichaam verwarmt.” Rensen en collega’s hebben nu ontdekt welke ‘knop’ op de bruin vetcellen wordt aangezet door het signaal vanuit de hersenen.

Bruin vet activeren als behandeling?

Dat is de beta-2-receptor, schrijven de onderzoekers in Cell Reports Medicine. “Met deze kennis kunnen we nieuwe stimulatoren maken die bruin vet activeren. Deze aanpak kan in theorie diabetes type 2 en hart- en vaatziekten tegengaan omdat activatie van bruin vet door kou niet alleen lichaamsvet, maar ook de hoeveelheid glucose en cholesterol in het bloed vermindert”, zegt Rensen.

Onderzoek in mensen

Eerder toonden Rensen en collega’s aan dat stimulatie van de beta-3-receptor in muizen bruin vet activeert waardoor de muizen niet alleen lichaamsvet verloren maar ook minder slagaderverkalking ontwikkelden. Menselijke bruin vetcellen bleken alleen nauwelijks over deze beta-3-receptor te beschikken. Wel leek stimulatie van de beta-2-receptor bruin vetcellen in het laboratorium te activeren. Nu hebben de onderzoekers dit ook daadwerkelijk aangetoond in mensen.

“Wij hebben aan 10 vrijwilligers salbutamol toegediend. Dit is een specifieke simulator van de beta-2-receptor. Het bleek de opname van radioactief gelabeld suiker door bruin vet sterk te verhogen, tenzij de receptor werd geblokkeerd. Dit hebben we aangetoond met PET-CT-scans in samenwerking met de afdeling Radiologie”, aldus Rensen.

Bijwerkingen voorkomen

Uiteindelijk hoopt Rensen mensen met een hoog risico op diabetes type 2 en/of hart- en vaatziekten te behandelen met beta-2-receptorstimulatoren. Maar voor het zover is hebben de onderzoekers nog flink wat werk te verzetten. Rensen: “De eerste stap wordt het zoeken naar een stof die deze receptor alleen op bruin vetcellen ‘aan’ zet.” De beta-2-receptor komt namelijk ook op andere weefsels in ons lichaam voor. “We moeten dus eerst een manier vinden om dergelijke stimulatoren heel specifiek naar bruin vet te sturen. Op die manier kunnen we bijwerkingen van deze stimulatoren elders in het lichaam voorkomen.”

Bron: Leids Universitair Medisch Centrum | LUMC

Patiënten met hart- en vaatziekten zitten veel minder lang door aangepaste revalidatie

Te veel zitten is ongezond, vooral voor patiënten met hart- en vaatziekten. Een aangepast revalidatieprogramma zorgt ervoor dat deze patiënten veel minder lang zitten. Dit blijkt uit onderzoek uitgevoerd onder leiding van Thijs Eijsvogels van het Radboudumc, gesteund door de Hartstichting.  

Je hebt het vast eerder gehoord: Te veel zitten is ongezond. Zo hebben mensen die meer dan 9.5 uur per dag zitten een hogere kans op overlijden, vooral aan hart- en vaatziekten. Dus minder lang zitten is goed voor je, zeker voor patiënten die al lijden aan hart- en vaatziekten. Daar komt nog bij dat deze patiënten gemiddeld een uur langer zitten per dag dan de rest van de bevolking. Bij deze groep is dus veel winst te behalen. Onderzoek van het Radboudumc toont nu aan dat gerichte aanvullingen op het standaard revalidatieprogramma de zittijd van patiënten met hart- en vaatziekten sterk verkort.

Opstaan bij elk doelpunt

Arts-onderzoeker Bram van Bakel van de afdeling Fysiologie en eerste auteur van de studie onderzocht meer dan tweehonderd patiënten die deelnamen aan hartrevalidatie. Ruim driekwart had net een hartinfarct gehad. De patiënten werden verdeeld over twee groepen. Beide groepen namen gedurende 3 maanden deel aan het reguliere revalidatieprogramma, maar bij de interventiegroep werd daarnaast specifieke aandacht besteed aan minder zitten. Van Bakel legt uit hoe dat in zijn werk ging: ‘Deze patiënten werden voorgelicht over de risico’s van te veel zitten en stelden samen met de revalidatieverpleegkundige concrete doelen om minder te zitten. Ook kregen ze een slimme bewegingsmeter mee naar huis die gekoppeld was aan hun smartphone. Zo kregen de patiënten en de verpleegkundigen inzicht in het zitgedrag. Bovendien ging de bewegingsmeter trillen als de patiënt een half uur onafgebroken zat.’ De deelnemers waren erg gemotiveerd en toonden zich creatief. Van Bakel: ‘Een patiënt, tevens fervent voetballiefhebber, vertelde dat hij tijdens het WK bij elk doelpunt opstond. Hij kreeg zijn vrienden en familie zelfs zover om dit ook te doen!’

Kortere zittijd

De interventie wierp zijn vruchten af. Na drie maanden zat meer dan de helft van deze groep minder dan 9.5 uur per dag, terwijl dat bij slechts een kwart van de controlegroep die alleen het reguliere revalidatieprogramma onderging het geval was. Ook nam de gemiddelde zittijd in de interventiegroep met 1.6 uur af, tegenover een afname 1.2 uur in de controlegroep. Onderzoeksleider Thijs Eijsvogels: ‘De afname in zittijd was dus ook in de controlegroep erg groot. Dat hadden we niet verwacht. Mogelijk waren de revalidatieverpleegkundigen zo enthousiast over de interventie dat er toch wat doorgesijpelde naar het reguliere revalidatieprogramma. Verder zagen patiënten van beide groepen elkaar geregeld. Wellicht is de controlegroep hierdoor beïnvloed, waardoor zij ook minder zijn gaan zitten. Hoe dan ook is het goed nieuws dat deze patiënten minder lang zijn gaan zitten.’

Gedragsverandering

De onderzoekers zijn al druk bezig met de toekomst. Eijsvogels: ‘Vrijwel iedereen die we hebben benaderd voor de studie wilde meedoen. Deze patiënten zijn dus echt bereid om hun gedrag te veranderen. Ons onderzoek laat ook zien dat je zitgedrag best makkelijk kunt veranderen, maar niet als je mensen aan hun lot overlaat. Nu we hebben aangetoond dat we de zittijd drastisch kunnen verkorten gaan we een nieuwe studie opzetten waarin we de gezondheidswinst van onze interventie kunnen aantonen. Daarvoor hebben we grotere groepen patiënten nodig dan we nu hebben onderzocht. Ik ben er van overtuigd dat deze aanpak de ernst van hart- en vaatziekten vermindert en sterfte kan voorkomen.’

Over de publicatie

Dit onderzoek is gepubliceerd in the International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity: Effectiveness of an intervention to reduce sedentary behaviour as a personalised secondary prevention strategy for patients with coronary artery disease: main outcomes of the SIT LESS randomised clinical trial. B.M.A. van Bakel, S.H. Kroesen, E.A. Bakker, R.V. van Miltenburg, A. Günal, A. Scheepmaker, W.R.M. Aengevaeren, F.F. Willems, R. Wondergem, M.F. Pisters, M. de Bruin, M.T.E. Hopman, D.H.J. Thijssen, T.M.H. Eijsvogels. DOI: 10.1186/s12966-023-01419-z.

Bron: www.radboudumc.nl

500ste patiënt behandeld met levensreddende hart-longmachine

Een machine die tijdelijk de functie van zowel het hart en de longen overneemt. Het klinkt misschien als toekomstmuziek. Toch is dit al standaardzorg in het Leids Universitair Medisch Centrum. De machine is in de 15 jaar dat het in Leiden wordt gebruikt al 500 keer ingezet. Het gespecialiseerde LUMC-team heeft als enige in Nederland het hoogste level van erkenning voor het werken met deze machine behaald.

Al 15 jaar staat een team van experts dag en nacht klaar met deze hart-longmachine, ofwel Extra Corporale Membraan Oxygenatie (ECMO). De machine pompt bloed van de patiënt door een kunstlong. Zo kunnen het hart en/of de longen tot rust komen, wat de kans op genezing zonder blijvende schade vergroot.

Levensreddend

De hart-longmachine wordt onder anderen ingezet voor kinderen en volwassenen met een aangeboren hartafwijking. Recentelijk heeft de ECMO het leven gered van baby Hadassah, die na de geboorte een hartstilstand kreeg door een aangeboren hartafwijking. Maar ook patiënten met een corona-infectie, een hartstilstand of longembolie hebben baat bij behandeling met deze machine. Daarnaast dient het ook als acute behandeling voor traumapatiënten of na verdrinking. Op deze manier heeft het al heel wat levens gered.

Maar de ECMO biedt ook ondersteuning bij andere behandelingen. Bijvoorbeeld bij de behandeling van hartritmestoornissen met katheterablatie. Deze behandeling is in veel gevallen niet mogelijk zonder ECMO.

Hoe werkt het?

Tijdens de ECMO-behandeling neemt de machine een deel van het werk van het hart en de longen over. Het bloed wordt via een buisje uit het lichaam gehaald, waarna het door de kunstlong wordt gepompt. In de kunstlong wordt zuurstof toegevoegd aan het bloed en koolstofdioxide eruit gehaald. Koolstofdioxide is een afvalproduct van de stofwisseling. Normaal wordt dit bij het uitademen door de longen uit het lichaam verwijderd. Hierna komt het bloed via een ander buisje het lichaam weer in. Op deze manier krijgen het hart en de longen de gelegenheid om te rusten en te genezen.

Een (h)echt team

Het team dat de hart-longmachine bedient bestaat uit toegewijde en speciaal opgeleide zorgprofessionals. Ze zijn goed op elkaar ingespeeld, wat cruciaal is bij deze complexe behandeling. Het LUMC biedt als enige ziekenhuis in de regio deze behandeling aan en zet hier vol op in. Op naar de volgende 500 dus!

Bron: www.lumc.nl

Kun je ook teveel sporten?

Kun je ook teveel sporten? Hoe meer mensen van middelbare leeftijd sporten, des te groter is de kans dat hun bloedvaten verkalken. En dan met name hun kransslagaders.

Al in 2008 ontdekten Duitse onderzoekers dat marathonlopers meer dan gemiddeld risico lopen op verkalking van de kransslagader. Cardioloog-in-opleiding Vincent Aengevaeren besloot het onderzoek hiernaar weer op te pakken, schrijft NRC.

De kransslagader voorziet het hart van bloed, het is gevaarlijk als juist deze slagader vernauwd of verstopt raakt. Dat kan leiden tot hartfalen of een hartinfarct.

Bij mannen komt kransslagaderverkalking vaker voor dan bij vrouwen. „Bij plotselinge hartdood tijdens het sporten gaat het zelfs in 92 procent van de gevallen om een man. Waarom dat zo is, is nog niet helemaal duidelijk”, aldus Aengevaeren in NRC. In januari publiceerde het wetenschappelijk tijdschrift Circulation de resultaten van een zes jaar durend onderzoek bij zo’n 300 sportende mannen tussen 54 en 60 jaar. „We zagen twee opvallende dingen”, vertelt Aengevaeren. „Hoe intensiever de mannen sportten, hoe meer hun kransslagaderverkalking in die zes jaar toenam – en ook hoe vaker we zagen dat hun plaques verkalkt waren.” Waarom dit gebeurde weet hij niet. Verder onderzoek blijft dus nodig.

Hartpatiënten Nederland is netwerkpartner van lifestyle4health

 

Hartpatiënten Nederland vraagt Onderzoeksraad voor Veiligheid om onderzoek Isala

ROERMOND – Hartpatiënten Nederland heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid vandaag gevraagd om een onderzoek naar de gang van zaken bij de afdeling Cardiologie van het Isala ziekenhuis in Zwolle. Hartpatiënten Nederland, de grootste en enige onafhankelijke[1] belangenorganisatie voor hartpatiënten in ons land, maakt zich ernstige zorgen over de patiëntveiligheid in het ziekenhuis.
 
Cardiologie in Zwolle haalde eerder al het nieuws door de verdenking van Justitie dat cardiologen er miljoenen euro’s hebben opgestreken in ruil voor een voorkeursbehandeling van een Duitse ICD-fabrikant. Inmiddels blijkt dat in het ziekenhuis bovengemiddeld vaak en snel ICD’s werden geïmplanteerd. Ze werden patiënten opgedrongen, zoals ook Isala zelf erkent na een publicatie in NRC maandag. Het Zorginstituut liet begin februari weten dat cardiologen in het algemeen te vaak en onnodig ICD’s implanteren.
 
Het gaat maar door, daar. Hartpatiënten kregen in Isala een draadloze pacemaker. Toen voor deze pacemaker batterijproblemen bekend werden, besloot Isala volgens NRC ondanks adviezen van de fabrikant geen extra controles uit te voeren.
 
Een corruptieaffaire en gebleken vastgoedbelangen van cardiologen in Zwolle; is dit het topje van de ijsberg? Hoeveel gevaar lopen patiënten in dit ziekenhuis, en dan met name op de afdeling Cardiologie? Dat vereist diepgaand en betrouwbaar, onafhankelijk onderzoek met stevige conclusies. Om die reden heeft de Stichting Hartpatiënten Nederland de Onderzoeksraad voor Veiligheid gevraagd hier eens goed naar te kijken.

[1] Onafhankelijk wil zeggen dat Hartpatiënten Nederland op geen enkele wijze sponsorgeld van de industrie of subsidies van de overheid aanneemt, maar uitsluitend giften van donateurs en schenkingen door particulieren.

Benieuwd? Lees de brief hier.

Concentratie kinderhartchirurgie beoogd in Rotterdam en Groningen

Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) is voornemens de operaties van kinderen met een aangeboren hartafwijking te concentreren in het UMC Groningen en het Erasmus MC. Met deze combinatie wordt voor patiënten de meest optimale kwaliteit en toegankelijkheid van deze zorg verwacht.|

Belang concentratie

Verschillende onderzoeken, rapporten en adviezen hebben door de jaren heen aangetoond dat concentratie van kinderhartchirurgie noodzakelijk is om het risico op vermijdbare complicaties en sterfte te verminderen. Wanneer de operaties in meer dan twee centra uitgevoerd blijven worden, voeren zorgprofessionals te weinig operaties uit om hun vaardigheden op peil te houden en is de bezetting van het zeer beperkt aantal professionals per centrum te laag. Dit zet de kwaliteit en continuïteit van deze zorg onder druk.

Op 16 januari heeft minister Kuipers aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gevraagd om voor 15 februari aan te geven of zij zelf een keuze konden maken op welke 2 locaties deze zorg het beste geconcentreerd kan worden. Vorige week liet de NFU weten zelf niet tot een besluit te kunnen komen. Minister Kuipers heeft daarop vandaag zelf een voorgenomen besluit genomen voor de concentratie van deze interventies. Een definitief besluit wordt genomen nadat betrokkenen hun zienswijze op dit voorgenomen besluit hebben kunnen toelichten.

Minister Kuipers: “De discussie over concentratie van operaties bij patiënten met een aangeboren hartafwijking speelt al dertig jaar, terwijl breed wordt gedeeld dat dit van belang is voor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Omdat het veld zelf helaas niet tot een beslissing kon komen, heb ik zelf een voorgenomen besluit genomen. Dit biedt duidelijkheid voor alle betrokken partijen: voor de zorgprofessionals, de bestuurders, maar veel belangrijker nog: voor de patiënt.

UMC Groningen en Erasmus MC

Uit verschillende eerdere rapporten, de impactanalyse van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), gesprekken en informatie van de centra, blijkt dat het Erasmus MC het grootste centrum voor kinderhartchirurgie is. Daar worden nu al de meeste operaties uitgevoerd en ook is daar de personele bezetting het meest ruim. Bovendien komt dit centrum goed tegemoet aan de andere aspecten die zijn beoordeeld om tot dit voorgenomen besluit te komen.

Ook de andere drie centra zouden goed in staat zijn de zorg te organiseren. Maar regionale spreiding en toegankelijkheid van de zorg is een belangrijke factor bij dit besluit, zo blijkt uit de impactanalyse die de NZa presenteerde in december van het afgelopen jaar. Daarom is het van belang dat in het UMC Groningen complexe operaties uitgevoerd kunnen blijven worden. Minister Kuipers heeft daarom gekozen voor het Erasmus MC en het UMCG. Dat betekent niet dat alle zorg voor hartpatiënten in Utrecht en Leiden verdwijnt. In tegendeel: controles, poliklinische afspraken, voor- en nazorg en gesprekken over medicatie kunnen ook na concentratie van operaties voor patiënten plaatsvinden in het vertrouwde ziekenhuis, door de eigen specialist. Dat geldt uiteraard ook voor de acute zorg.

Definitief besluit

Nadat de betrokken UMC’s uiterlijk 27 februari hun zienswijze op dit voorgenomen besluit hebben kunnen geven, wordt een definitief besluit genomen. Vanzelfsprekend is er  tijd nodig om de concentratie van deze zorg goed te regelen. Naar verwachting zal de transitieperiode 2,5 jaar duren. Minister Kuipers stelt in overleg met de NFU een commissie van onafhankelijke, gezaghebbende deskundigen in om de transitie te begeleiden. De impactanalyse van de NZa helpt daarbij om de transitie vorm te geven. De eerste stap is om op korte termijn een duidelijk perspectief voor alle betrokken patiënten en zorgprofessionals te schetsen.

Bron: www.rijksoverheid.nl

Ziekenhuisbezoek bij pijn op de borst niet altijd nodig

Niet iedereen met pijn op de borst hoeft hiervoor naar het ziekenhuis. Patiënten met een laag risico op een hartinfarct kunnen door ambulancemedewerkers thuis onderzocht worden, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor hun gezondheid. Bovendien verlaagt deze analyse de zorgkosten. Dit laat onderzoek onder leiding van het Radboudumc zien.

Ambulances vervoeren jaarlijks zo’n 200.000 mensen met pijn op de borst naar de Eerste Hart Hulp (EHH). In het ziekenhuis blijkt vervolgens dat 80 tot 90 procent van deze mensen geen hartprobleem heeft. Zij mogen weer naar huis. Cardiologen van het Radboudumc onderzochten de mogelijkheid om deze patiënten in eerste instantie thuis te onderzoeken, en alleen door te sturen bij een hoog risico op bijvoorbeeld een hartinfarct. Uit de resultaten blijkt dat ziekenhuisbezoek vaak niet nodig is, omdat er geen sprake is van een hartprobleem.

Laag risico op een hartinfarct

Aan het onderzoek deden bijna 900 mensen met pijn op de borst mee. Ambulancemedewerkers beoordeelden hun risico op een hartprobleem aan de hand van de symptomen, leeftijd, risicofactoren en een ECG (hartfilmpje). Bij een hoog risico op een hartinfarct ging een patiënt direct naar het ziekenhuis. Bij een laag risico analyseerden de ambulancemedewerkers de hoeveelheid troponine in het bloed. Dit eiwit komt vrij bij schade aan het hart, en is een indicatie voor een dreigend hartinfarct.

Was het troponinegehalte hoog? Dan ging een patiënt direct naar het ziekenhuis. Maar was het gehalte troponine laag, dan bleef de patiënt thuis, voorzien van nadere instructies zoals contact met de huisarts. Alle patiënten werden tot dertig dagen na de gebeurtenis gevolgd. De onderzoekers wilden weten of er in die periode alsnog een groot hartprobleem, zoals een hartinfarct, optrad.

De kans hierop was heel klein. In de patiëntengroep die thuisbleef met een laag troponinegehalte, trad er in 0.5% van de gevallen een groot hartprobleem op, in de groep die met een laag troponinegehalte alsnog naar het ziekenhuisging was dit 1.0%. Arts-onderzoeker Joris Aarts: ‘Patiënten met een laag risico op een hartinfarct kunnen over het algemeen veilig thuisblijven. Dit is goed nieuws, want een spoedrit met de ambulance en ziekenhuisopname zijn ingrijpende gebeurtenissen. Nu weten we dat het vaak niet nodig is.’

Verminderen van zorgkosten

Daarnaast verlaagt deze nieuwe analyse bij de patiënt thuis de zorgkosten. De onderzoekers berekenden dat het meer dan 600 euro per patiënt scheelt als ze niet naar het ziekenhuis hoeven. Cardioloog en hoofdonderzoeker Cyril Camaro: ‘Als we dit in heel Nederland invoeren, scheelt dit op jaarbasis tot wel 48 miljoen euro. In het Integraal Zorgakkoord wordt gehamerd op meer doelmatige zorg. Hier spelen we allemaal een rol in.’

Daarnaast benadrukt hij ook een betere inzet van ambulances: ‘We zetten ambulancemedewerkers slimmer in. Bovendien zijn zij, ondanks de thuismeting, sneller beschikbaar voor een nieuwe patiënt omdat ze niet met elke patiënt naar de EHH hoeven.’ Ten slotte kan deze aanpak ook helpen om het probleem van Eerste Hulp-sluitingen bij drukte aan te pakken.

Samenwerking

Camaro richt zich de komende jaren op de implementatie van dit project. Recent kwam een landelijk consortium bij elkaar, met hierin alle Nederlandse onderzoeksgroepen die zich bezighouden met de beoordeling van een patiënt voordat deze in het ziekenhuis komt, de zogeheten pre-hospitale triage. Voor de landelijke uitrol van deze nieuwe strategie zijn strikte monitoring en goede scholing en training cruciaal. Bij een deel van de patiënten met pijn op de borst, de hoogrisicopatiënten, is nog niet duidelijk of deze strategie goed werkt. Een landelijk vervolgonderzoek is hierbij wenselijk.

Tot slot benadrukt Camaro de samenwerking in de keten: ‘In dit onderzoek werkten we met veel collega’s samen. Dat moest ook, want een mogelijke verandering in beleid heeft gevolgen voor iedereen: de patiënt, het ambulancepersoneel, huisartsen, spoedartsen en cardiologen. Daarom moeten we het samen doen.’

Over de publicatie

Deze publicatie verscheen 10 februari 2023 online bij European Heart Journal: Rule-out of non-ST-segment elevation acute coronary syndrome by a single, pre-hospital troponin measurement: a randomised trial – Cyril Camaro, Goaris W.A. Aarts, Eddy M.M. Adang, Roger van Hout, Gijs Brok, Anouk Hoare, Laura Rodwell, Frank de Pooter, Walter de Wit, Gilbert E. Cramer, Roland R.J. van Kimmenade, Peter Damman, Eva Ouwendijk, Martijn Rutten, Erwin Zegers, Robert-Jan M. van Geuns, Marc E.R. Gomes, Niels van Royen on behalf of the ARTICA Investigators.

De ARTICA-studie werd mede mogelijk gemaakt door ZonMw en Betaalbaar BeterAmbulancezorg Gelderland-Midden en Gelderland-ZuidWitte Kruis Zeeland en Noord- en Oost-GelderlandZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen en RAV Brabant-Midden-West-Noord deden mee aan het onderzoek.

Bron: www.radboudumc.nl

LUMC-onderzoekers: 30% minder bijwerkingen als medicatie op DNA wordt afgestemd

Patiënten van wie de dosering van medicatie wordt afgestemd op hun DNA, hebben 30% minder last van ernstige bijwerkingen. Dat schrijft een team van internationale onderzoekers, onder leiding van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), in The Lancet. Dit is de eerste studie wereldwijd die laat zien dat het voorschrijven van medicijnen op basis van het DNA-profiel van een patiënt in de praktijk werkt.

De one-size-fits-all-strategie voor het voorschrijven van medicatie is achterhaald. Patiënten reageren namelijk allemaal anders op eenzelfde medicijn. De variatie in onze genetische informatie speelt hierin een belangrijke rol. De ene patiënt verwerkt bijvoorbeeld een medicijn sneller dan de ander, en heeft dus een hogere dosis nodig om hetzelfde effect te bereiken. Een persoonlijke aanpak is dus gewenst. Onderzoekers hebben daarom een DNA-medicatiepas ontwikkeld die het DNA-profiel van een patiënt koppelt aan medicijnen waarvan de verwerking wordt beïnvloed door het DNA. Door het scannen van deze pas weten artsen en apothekers precies wat de optimale dosis is voor de patiënt in kwestie.

Standaarddosis versus aangepaste dosis

De studie in The Lancet laat zien dat patiënten die deze medicatiepas actief gebruiken, en waarvan de dosering dus wordt afgesteld op hun DNA, 30% minder ernstige bijwerkingen melden dan patiënten die de standaarddosis krijgen voorgeschreven. In totaal deden er bijna 7000 patiënten uit 7 Europese landen mee aan het onderzoek. De patiënten waren verspreid over meerdere specialismen, waaronder de oncologie, cardiologie en psychiatrie, maar bijvoorbeeld ook de huisartsgeneeskunde. Ze hadden allemaal gemeen dat ze startten met een medicijn waarvan de verwerking wordt beïnvloed door onze genen.

Eerst werd van elke patiënt het DNA in kaart gebracht. De onderzoekers keken specifiek naar 12 genen. Samen hebben de 50 verschillende varianten in deze genen invloed op de werking van 39 medicijnen. Tot twaalf weken na de start zocht een verpleegkundig specialist contact met de patiënten om te vragen naar hun bijwerkingen. Denk hierbij aan diarree, bloedarmoede, zenuwpijn of verlies van smaak.

Patiënten met de DNA-medicatiepas hadden niet alleen minder last van bijwerkingen, ze waren ook erg blij met de pas zelf. Het geeft hen volgens de onderzoekers meer regie, zij zijn namelijk zelf actief betrokken bij hun eigen behandeling.

Standaardzorg?

Henk-Jan Guchelaar, hoogleraar Klinische Farmacie bij het LUMC, was de coördinator van deze studie. Hij doet al ruim 20 jaar onderzoek naar de zogeheten farmacogenetica. “We hebben nu voor het eerst bewezen dat deze strategie werkt op grote schaal in de klinische praktijk. Er is nu genoeg bewijs om tot implementatie over te gaan”, zegt Guchelaar. “De volgende stap is om de DNA-medicatiepas in de praktijk toe te passen”, voegt Jesse Swen, hoogleraar Klinische Farmacie en hoofdonderzoeker, toe.

Het uitdenken van deze vervolgstappen roept ook vragen op bij de onderzoekers. Zou deze pas vergoed moeten worden? En onderdeel uit moeten maken van de standaardzorg? Guchelaar en Swen denken van wel. Volgens hen is daar met deze studie een goede basis voor gelegd. “We willen er naartoe dat het DNA van elke patiënt die bij de apotheek komt in kaart wordt gebracht”, zegt Guchelaar. “Alleen op die manier maken we de behandeling effectiever en veiliger voor elke patiënt.”

Deze studie werd gefinancierd door een subsidie uit het Horizon 2020 programma van de Europese Commissie (nr. 668353).

Het U-PGx consortium werd geleid door het LUMC en bestaat verder uit: Uppsala Universitet, University of Liverpool, Karolinska Institutet, Biologis, KNMP, UMC Utrecht, Golden Helix Foundation, Institut für Klinische Pharmakologie in Stuttgart, Centro di Riferimento Oncologico Aviano, Medizinische Universität Wien, University of Patras, Junta de Andalucía, Université de Toulouse, Universitätsklinikum Aachen, Univerza v Ljubljani, Universität des Saarlandes.

Bron: Leids Universitair Medisch Centrum | LUMC

Onderzoek naar radio-ablatie bij ernstige hartritmestoornissen van start

Voor een deel van de patiënten met ernstige hartritmestoornissen (ventriculaire tachycardie, VT) bieden huidige behandelingen, zoals medicatie of ablatie, geen oplossing. Onderzoekers van het Maastricht UMC+ en Maastro, in samenwerking met 30 partnerorganisaties in 8 Europese landen, gaan daarom onderzoek doen naar een nieuwe behandelmethode: niet-invasieve radio-ablatie.

Bij  VT krijgt de patiënt een abnormaal snel hartritme dat ontstaat in één van de kamers van het hart. Het komt meestal voor bij personen met een reeds bestaande hartziekte, maar kan ook erfelijk zijn en gezien worden bij personen met een aangeboren hartafwijking. VT kan enkele hartslagen duren maar kan ook voor een langere periode aanwezig zijn, wat levensbedreigend is voor de patiënt.

Ablatie werkt niet

Patiënten met VT, bij wie medicijnen niet voldoende werken, komen normaal gezien eerst in aanmerking voor zogenaamde katheterablatie. Met een speciale katheter verhitten de artsen het stukje hartweefsel dat hartritmestoornissen veroorzaakt. Hierdoor wordt de ritmestoornis als het ware uitgeschakeld. Bij een deel van de patiënten helpt de katheterablatie echter niet, bijvoorbeeld omdat de katheter het stukje hartweefsel niet kan bereiken.

STAR-behandeling

Het onderzoeksconsortium doet sinds 2021 onderzoek naar de behandeling van VT door middel van niet-invasieve radiotherapie (STereotactische Aritmie Radioablatie of STAR). Een soortgelijke radiotherapie wordt al meer dan 10 jaar gebruikt voor de behandeling van longkanker. De komende jaren gaan de onderzoekers in kaart brengen of deze bestraling bij VT veilig en uitvoerbaar is. Cardiologen in het Maastricht UMC+ doen daarbij nauwkeurig onderzoek naar de precieze plaats van ontstaan van de ritmestoornissen. Clinici en onderzoekers van Maastro zijn onder andere verantwoordelijk voor de juiste toepassing van radiotherapie en kijken naar de invloed van beweging op de dosisverdeling, zoals bijvoorbeeld door ademhaling en de hartslag.

Start

Afgelopen maand werd het eerste EU-brede STAR-behandelingsregister opengesteld. Dit betekent dat de onderzoekers de STAR-behandeling kunnen gaan toepassen voor zorgvuldig geselecteerde patiënten, met als doel om in 2025 gegevens van ruim 300 patiënten in het STAR-behandelingsregister te hebben opgenomen. Zo kan er een goed beeld worden gevormd van de effecten en bijwerkingen van de behandeling. In de daaropvolgende twee jaar worden de patiënten nauwgezet gevolgd.

STOPSTORM

Het onderzoek vindt plaats binnen het Europese STOPSTORM consortium (Horizon 2020 project). Voor meer informatie over STOPSTORM, bekijk de video of ga naar www.stopstorm.eu.

Bron: www.mumc.nl