Wereldberoemde Gorilla Bokito stierf aan hartfalen

Bokito is niet meer. We vernamen het trieste nieuws over het overlijden van de wereldberoemde gorilla in Diergaarde Blijdorp op dinsdag 4 april. Onderzoek naar de doodsoorzaak bracht hartfalen aan het licht.

Wat dat hartfalen veroorzaakt heeft, is vooralsnog niet duidelijk. Ook daarnaar wordt een onderzoek ingesteld. Door hartfalen pompt het hart minder bloed rond dan gebruikelijk. Organen en spieren krijgen daardoor minder zuurstofrijk bloed dan bij gezonde mensen.

Buiten adem

Wie hartfalen heeft, wordt sneller moe, raakt eerder buiten adem en kan het benauwd krijgen. Door vochtophoping worden met name de enkels zichtbaar dikker. Dat komt omdat de bloedvaten vol raken en er vocht uit lekt. Dat gebeurt meestal bij longen, buik, benen en enkels. Mensen die hartfalen hebben krijgen het advies goed op hun gewicht te letten en als nodig af te vallen.

Hartfalen is ongeneeslijk. Het hart gaat langzaam achteruit. In het begin merk je er nauwelijks iets van. Je krijgt het pas door als je steeds eerder en langer buiten adem raakt. Dit laatste zorgt voor een piepende en benauwde ademhaling. Vaak moeten plassen is ook een bekend symptoom. Aan de basis van dit alles ligt een hart dat niet goed kan samenknijpen of niet goed kan ontspannen. Daardoor pompt het hart niet genoeg bloed rond.

Wetenschap

Het stoffelijk overschot van Bokito wordt nog bewaard, liet de dierentuin weten. “Onderdelen worden ter beschikking gesteld aan de wetenschap en mogelijk gebruikt voor educatieve doelstellingen.”

Het overlijden van de aap kwam volledig uit de lucht vallen. Niemand had Bokito’s dood zien aankomen. Bokito werd slechts 27 jaar.

Bokito werd in 2007 wereldnieuws. Om precies te zijn in mei van dat jaar. Hij wist uit zijn verblijf te ontsnappen om vervolgens het restaurant van het dierenpark in te rennen. Hij verwondde vier mensen, onder wie een vrouw ernstig. Het ging daarbij om de vrouw die hem vrijwel dagelijks bezocht. Bokito sleurde deze vrouw met zich mee. Bokito kon met een pijltjesgeweer worden verdoofd en werd opnieuw gevangen genomen.

Niet lekker

Op zondag 2 april merkten dierverzorgers dat de gorilla zich niet lekker voelde. Daarop hielden de verzorgers de mest van Bokito extra in de gaten. Dinsdag 4 april was de situatie niet verbeterd, waarop besloten werd Bokito te onderzoeken en vocht toe te dienen. Om dat te kunnen werd hij onder verdoving gebracht. Maar tijdens de narcose gaf hij de geest.

De dierentuin toonde zich zeer aangeslagen door de dood van de gorilla. Ook Bokito’s familieleden waren in diepe rouw. Bokito had tien nakomelingen. Ook had hij een pleegzoon aangenomen, Nasibu, wat bij gorilla’s hoogst ongebruikelijk is. Bokito zorgde voor rust en een veilig klimaat voor zijn familie. Niet alleen de familie was verdrietig, ook onder de medewerkers van de dierentuin heerste verslagenheid.

Jong gestorven

Bokito werd 14 maart 1996 geboren in de Berlijnse dierentuin (Zoo). Elf jaar later kwam hij naar Diergaarde Blijdorp. De verhuizing had te maken met het Europese fokprogramma.  Normaal worden gorilla’s in gevangenschap rond de 50 jaar oud. Dat wil zeggen dat Bokito erg vroeg gestorven is. Er zijn zelfs gorilla’s bekend die 60 jaar werden. In het wild worden gorilla’s tussen de 35 en 40 jaar oud. In gevangenschap komt het wel eens voor dat gorilla’s niet zo oud worden, maar dat komt dan door gevechten, of doordat ze van een tak vallen.

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Eerste hart-breinkliniek geopend in Amsterdam UMC

Uit onderzoek blijkt dat één op de vier mensen met hartfalen of een vernauwing in de halsslagader moeite heeft met hersentaken. Deze patiënten lopen hierdoor extra risico op verdere fysieke en mentale achteruitgang. In de nieuwe hart-breinkliniek werken cardiologen, internisten en/of geriaters samen om snellere en efficiëntere zorg te bieden. Initiatiefneemster Prof. dr. Majon Muller, hoogleraar interne-ouderengeneeskunde, legt uit waarom dit belangrijk is.

Wat is het doel van de hart-breinkliniek?

“Van de mensen met een chronische hartziekte heeft 80% drie of meer andere ziektes. 50-60% is fysiek kwetsbaar en 30-40% heeft cognitieve problemen, zoals moeite met het geheugen en andere hersentaken. In de spreekkamer van de cardioloog komt dit vaak niet aan bod. Niet alleen door tijdgebrek, maar ook doordat de cardioloog te weinig expertise heeft op andere gebieden dan het hart. Toch is dit wel belangrijk. Sommige hartpatiënten krijgen wel tien soorten medicijnen die ze op verschillende tijdstippen moeten nemen. Daarnaast is er dan nog een vochtadvies, een voedingsadvies en een beweegadvies. Als mensen ingewikkelde behandelschema’s minder goed opvolgen, lopen ze grotere kans op complicaties waarvoor ze moeten worden opgenomen, en uiteindelijk zal ook hun levensverwachting achteruitgaan. Het doel van de kliniek is dus om niet alleen naar het hart, maar naar de mens in zijn geheel te kijken. Op die manier proberen we mensen zorg op maat te geven, maar ook willen we voorkomen dat mensen onnodig op de eerste hulp belanden of in het ziekenhuis worden opgenomen.”

Hoe gaat het precies in zijn werk?

“Op de poli cardiologie filteren we eerst de fitte hartpatiënten eruit. De mogelijk fysiek en mentaal kwetsbare patiënten worden in de hart-breinkliniek gezien door een verpleegkundige en een internist/geriater. We doen geheugentestjes, maar kijken bijvoorbeeld ook naar de medicatielijst en inventariseren of er problemen binnen de thuissituatie zijn. Aan de hand daarvan schrijven we een advies en dat koppelen we terug naar de patiënt en naar de cardioloog en verpleegkundig specialist. Sommige patiënten vinden het confronterend dat er naar hun hersenen wordt gekeken, maar de meesten vinden het juist fijn dat er ruimte is om te praten over meer problemen dan alleen het hart zelf. Een onderwerp dat we bijvoorbeeld soms ook ter sprake brengen, is de laatste levensfase. Wat sommige mensen niet beseffen, is dat hartfalen een zeer dodelijke ziekte is. Zeker wanneer het eindstadium nadert, is het goed om ook de behandeldoelen te bespreken. Wil iemand zo lang mogelijk leven, of meer focus op behandelingen die de kwaliteit van leven verbeteren? Dat is soms ingewikkeld om over te hebben, maar wel belangrijk, want zo voorkom je mogelijk dat iemand zijn laatste levensfase meer binnen het ziekenhuis doorbrengt dan erbuiten.”

Kan betere samenwerking de levensverwachting van patiënten met hart-breinklachten verhogen?

“Dat is mogelijk, want als je betere zorg inzet, kan de prognose verbeteren. Als je cognitieve problemen vroeg ontdekt, kun je daarop anticiperen en daarmee wellicht verdere schade voorkomen of vertragen. Daarnaast proberen we ook onnodige behandelingen en kosten te voorkomen. We willen dit graag in de nabije toekomst met een groep cardiologen, internisten en geriaters landelijk evalueren: onderzoeken of dit nieuwe zorgpad daadwerkelijk van meerwaarde is. Alleen al qua bewustwording kan de hart-breinkliniek al baat hebben: we onderzoeken bijvoorbeeld ook of cognitieve klachten en kwetsbaarheid nu vaker besproken worden door cardiologen en verpleegkundig specialisten. Zij geven zelf namelijk ook aan dat de hersenen in hun vakgebied belangrijk zijn, maar dat ze er te weinig over weten en te weinig tijd hebben om dit te bespreken.”

Wat weten we nog niet over de relatie tussen hart en brein?

“Heel veel. De hart-breinkliniek is onderdeel van een groot consortium, waarin we ook onderzoek doen naar oorzaken en behandelmogelijkheden. Bijvoorbeeld naar het effect van cardiologische behandelingen op de hersenen. Als het implementeren van een nieuwe hartklep, of een behandeling voor atriumfibrilleren, zorgt voor betere doorbloeding, verbetert dit dan ook de hersenfuncties? En hebben bepaalde medicijnen voor het hart, ook invloed op de hersenen? Ook moet er beter onderzocht worden waaróm mensen met hartproblemen meer kans hebben op hersenaandoeningen en welke patiënten risico lopen cognitieve problemen te ontwikkelen. Mogelijk zijn er veel verschillende factoren van invloed, maar als je weet wat de belangrijkste oorzaak is, kun je ook betere behandelingen inzetten.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Majon Muller

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Hartstilstand zonder ooggetuigen

Burgerhulpverleners zijn een belangrijke schakel in de hulpverlening bij een hartstilstand. Door jouw inzet worden er elk jaar vele levens gered.

De eerste stap voor een succesvolle inzet is het herkennen van een hartstilstand en het alarmeren van de hulpverleners. Helaas vindt een hartstilstand in bijna de helft van de gevallen zonder ooggetuige plaatst, waardoor de hulpverlening te laat of helemaal niet in gang wordt gezet.

HartslagNu werkt mee aan oplossingen om de hulpverlening direct op te starten op het moment van hartstilstand. We werken samen met meerdere onderzoeksinstituten in twee verschillende onderzoeksprojecten (de HEART-SAFE en BECA onderzoeken).

In deze projecten werken we aan het ontwikkelen van hardware en software oplossingen voor herkenning van een hartstilstand via een smartwatch. Daarnaast ontwerpen we de technische en organisatorische voorwaarden voor inbedding in de huidige hulpverlening. De onderzoeken zijn net begonnen en lopen tot 2025.

We zoeken vrijwilligers die willen helpen bij het ontwerpen en testen van de oplossingen. Er zijn twee manieren waarop burgerhulpverleners kunnen deelnemen.

  1. Deelname via vragenlijsten – vragenlijsten invullen om de eigenschappen, huidige inzet en toekomstige inzet van burgerhulpverleners beter te begrijpen.
  2. Deelname aan veldonderzoek – de gemaakte oplossing voor een bepaalde periode testen in een alledaagse setting.

Ben je geïnteresseerd om mogelijk deel te nemen, dan kun je via onderstaande knop aangeven aan welk type onderzoek jij zou willen meewerken. Je wordt dan vrijblijvend benaderd met meer informatie betreffende het onderzoek op het moment dat dit uitgevoerd wordt binnen de projecten. Wil je niet deelnemen, dan hoef je niks te doen en niet te reageren.

Alvast bedankt voor je hulp. Laten we samen nog meer levens redden!

Vul hier jouw gegevens in. 

Bron: HartslagNu

Structurele bekostiging voor aanpak kinderen met overgewicht en obesitas

Kinderen met overgewicht en obesitas ontvangen zorg van meerdere zorgverleners. De ketenaanpak van zorg en ondersteuning voor deze groep kinderen wordt vanaf 2024 structureel bekostigd. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) stelt prestaties en maximumtarieven vast voor de centrale zorgverlener en voor de gecombineerde leefstijlinterventie voor kinderen. De bekostiging is tot stand gekomen na experimenten in Amsterdam, Arnhem en Maastricht op basis van de Beleidsregel innovatie voor kleinschalige experimenten. Met deze bekostiging dragen we bij aan passende zorg en een gezonde leefstijl voor deze groep kinderen.

Twee nieuwe prestaties

De centrale zorgverlener coördineert en zorgt voor afstemming tussen de zorg in het medisch domein en de hulp in het sociaal domein. In Amsterdam experimenteerden de GGD Amsterdam en zorgverzekeraar Zilveren Kruis met deze functie. Het Maastricht Universitair Medisch Centrum en zorgverzekeraars CZ en VGZ werkten met een centrale zorgverlener en gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) voor kinderen. Onder begeleiding werkten kinderen aan het bereiken en behouden van een gezonde leefstijl. Ook in Arnhem experimenteerden Rijnstate en Menzis met deze ketenaanpak. De experimenten eindigen wanneer de nieuwe bekostiging ingaat op 1 januari 2024.

Afspraken IZA en GALA

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Zorgverzekeraars Nederland hebben afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord (IZA) en Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) over de landelijke invoering van de ketenaanpak voor overgewicht en obesitas bij kinderen. De nieuwe bekostiging van de NZa is een belangrijke randvoorwaarde hiervoor. Aan de andere randvoorwaarden wordt door de eerder genoemde partijen hard gewerkt. Denk dan aan effectieve zorgprogramma’s, voldoende en gekwalificeerde centrale zorgverleners en leefstijlcoaches.

Bron: Nederlandse Zorgautoriteit

De plaatsing van een ICD en autorijden

Een ICD grijpt in bij gevaarlijke hartritmestoornissen en bewaakt het hartritme door een schok af te geven. Echter heeft de plaatsing van een ICD ook invloed op andere zaken, zoals autorijden. Waar moet je rekening mee houden en wat zijn de risico’s? Ruud Bredewoud, Hoofd Medische Zaken van het CBR, geeft antwoord.

In de begintijd van de ICD leidde het risico op een foute schok ertoe dat iedereen met een ICD zijn rijbewijs automatisch moest inleveren, maar door de tijd heen is er gelukkig steeds meer ervaring opgedaan en gelden er nu andere regels. Moderne ICD’s hebben zelfs niet eens meer altijd een schok nodig, maar kunnen het hart ook met een soort pacingfunctie op orde krijgen. “Een ICD is een prachtige uitvinding die voorkomt dat je aan een plotse hartdood overlijdt, maar er zijn ook risico’s aan verbonden”, vertelt Bredewoud. “Zo bestaat er een kans dat het apparaat niet therapeutisch afgaat, maar per ongeluk: een foute schok. Gelukkig is inmiddels gebleken dat het aantal onterechte schokken meevalt, maar we hebben hiervoor wel regelgeving die aan de ene kant rekening houdt met het belang van de hartpatiënt om toch auto te kunnen blijven rijden en aan de andere kant het risico voor de maatschappij als het apparaat inderdaad per ongeluk afgaat.”

Beoordeling

Allereerst is er een verschil tussen mensen die een ICD hebben gekregen uit preventie en mensen die het apparaat geplaatst hebben gekregen omdat ze daadwerkelijk een hartstilstand hebben gehad. “Heb je een ICD puur uit preventie, dan mag je na twee weken weer in een personenauto rijden. Heb je echt een hartstilstand gehad, dan moet je twee maanden wachten. Voor de keuring kan je cardioloog het apparaatje in ieder geval volledig uitlezen en op basis daarvan het formulier invullen. Deze gegevens van je eigen cardioloog – dat hoeft dus geen andere arts te zijn – kun je inleveren als keuringsrapport bij het CBR. Op basis daarvan beoordeelt het CBR dan je toestand en wordt er binnen drie tot vier weken een besluit genomen. Heb je veel of weinig klachten? Heb je recent nog een schok gehad? Dat nemen we allemaal in de beoordeling mee.”

Bevoegdheden

Uiteindelijk krijg je dan een beperkt rijbewijs waarop staat welke bevoegdheden je hebt. “Er wordt bijvoorbeeld vermeld of het voor privégebruik of beperkt zakelijk gebruik is en of er eventueel andere beperkingen zijn. Dit rijbewijs is vijf jaar en in heel Europa geldig. Na die vijf jaar moet je opnieuw worden gekeurd. Er zijn overigens wel een paar dingen die überhaupt geen optie meer zijn voor mensen met een ICD, zoals een vrachtwagenrijbewijs. Dat zit er in zowel Nederland als de rest van Europa niet in, omdat dit risico te groot is. Daarnaast mogen mensen met een verhoogd risico geen koeriersdiensten rijden en zich te lang op de weg bevinden. Toch is er een uitzondering. Soms kun je in overleg met je werkgever – hij moet het er natuurlijk wel mee eens zijn – een beperkt rijbewijs voor vier uur per dag zakelijk rijden krijgen, dus beperkt zakelijk gebruik. Dit gaat dan dus niet over het vervoeren van personen. Dan ben je namelijk verantwoordelijk voor anderen en dat risico vinden we bij mensen met een ICD tevens te groot.”

Cardioloog

Heb je al een ICD en moet deze worden vervangen? Dan kun je gewoon overleggen met je cardioloog, zegt Bredewoud. “In dit geval hoef je niet nog een keer langs te komen bij het CBR, maar kun je met je cardioloog bespreken wanneer het voldoende genezen is en wanneer je weer kan en mag autorijden. Je cardioloog is in de voorlichting altijd belangrijk. Hij moet ook met jou bespreken wat voor effecten het plaatsen van een ICD heeft op je rijbewijs en mogelijk je werk, zodat je daar als patiënt ook een afweging in kunt maken. In sommige gevallen kan alleen medicatie ook een goede oplossing zijn en hoeft er helemaal geen ICD aan te pas te komen. Hoe dan ook is het altijd belangrijk om te blijven bedenken hoe je je voelt. Dat geldt niet alleen voor mensen met een ICD, maar voor iedereen. Het is en blijft een stuk eigen verantwoordelijkheid als je de weg opgaat.”

Waarom brengt HPNL dit onder de aandacht?

Wij willen onze lezers zo breed mogelijk van nuttige informatie voorzien en op die manier de samenleving transparanter maken. Dat behoort tot onze doelstelling. Wij helpen daarbij. Onafhankelijk en objectief. Helpt u ons? Wij helpen u.

Tekst: Laura van Horik
Beeld: HPNL

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

‘Complexe operatie kan nu drie keer sneller’

Kak Khee Yeung is vaatchirurg in het Amsterdam UMC en doet daarnaast onder meer onderzoek naar aorta aneurysma. In iedere editie van HPNLmagazine houdt ze ons op de hoogte van haar werk en de nieuwste ontwikkelingen binnen haar vakgebied. Dit keer vertelt ze over goed teamwork, samen met interventieradioloog Rutger Lely.

Wat doet een interventieradioloog precies?

Rutger: “Het is een vakgebied dat bij de goegemeente nog niet zo bekend is. Mensen denken bij een radioloog al snel aan iemand die ‘plaatjes kijkt’, maar ik doe ook ingrepen. In lekentaal: ik maak vaten open en ik maak ze dicht. Met minimaal invasieve technieken, oftewel via kleine gaatjes van slechts een paar millimeter, kunnen we tegenwoordig bijna overal in het lichaam komen. Daarbij gebruik ik beeldvorming: dat kan een echo zijn, een CT-scan, doorlichting met contrastvloeistof en MRI. Er zijn twee belangrijke deelgebieden: oncologie en vasculair. Als vasculair interventieradioloog houd ik me bezig met de bloedvaten. Als een vat verstopt zit, maak ik het open en als er een bloeding is, bijvoorbeeld na een ongeluk of een messteek, probeer ik het te dichten. En als een vat verwijd is, als gevolg van een aneurysma, kunnen we er stents in zetten. Er is dus een groot raakvlak met de vaatchirurgie, waardoor Kak Khee en ik regelmatig samen in de OK staan.”

Kak Khee: “Soms doet de vaatchirurg een operatie alleen, soms de interventieradioloog alleen. Dit verschilt per ziekenhuis. Het Amsterdam UMC is een academisch ziekenhuis, dus we behandelen veel complexe problemen. In die complexe gevallen is het fijn om samen te werken. Soms komt daar ook nog een technisch geneeskundige bij: Stefan Smorenburg, die ik in de vorige editie van het HPNLmagazine voorstelde.”

Kun je een voorbeeld geven van zo’n complexe operatie?

Kak Khee: “Wat Rutger en ik samen doen in onze hybride operatiekamer, zijn bijvoorbeeld complexe aorta aneurysma’s. Meestal is de lichaamsslagader slechts op één plek verbreed, maar soms loopt dit helemaal van het hart door tot in de benen. Dan heb je veel zijtakken die uit het aneurysma komen, zoals de nierslagaders en de darmslagaders. Soms ook de halsslagaders. In al die verschillende slagaderen moet je stents plaatsen. Bij zo’n complexe operatie maken Rutger en ik van tevoren een plan, aan de hand van beelden. Soms moet er ook alvast een slagader gestent worden alvorens we de grote operatie kunnen doen.”

Rutger: “Het is heel waardevol om expertise vanuit meerdere invalshoeken te bekijken, je leert van elkaar. We bespreken de verschillende opties, maken vooraf keuzes over hoe we de behandeling uitvoeren. Doordat we de taken verdelen, verloopt de operatie uiteindelijk beter en sneller.”

Hoe is dan de rolverdeling?

Kak Khee: “Dat verschilt. Meestal doet de vaatchirurg de aorta en, afwisselend met de interventieradioloog, de kleine zijtakjes. Dankzij de beeldvorming kunnen zij bijvoorbeeld sneller zien dat er een bloedinkje in een kleine slagader is. En soms is er een chirurgische snee nodig om bij het bloedvat te komen en dat doet in principe de vaatchirurg. Maar het mooie is dat je elkaar kunt afwisselen: de rolverdeling kan dus per keer verschillen.”

Rutger: “Een complexe operatie kan soms wel zes uur duren en dan is het best lastig om al die tijd in opperste concentratie te zijn. Het is dus heel handig dat de ene keer zij in charge is en de andere keer ik: dan kan de ander even ‘rusten’. Als de technisch geneeskundige bijvoorbeeld de software voor zijn rekening neemt, kunnen wij ons ondertussen volledig concentreren op de uitvoering.”

Hoe is de interventieradiologie in ontwikkeling?

Rutger: “Er is een explosie aan nieuwe tools en apparaten. De devices worden steeds kleiner, waardoor we steeds kleinere vaatjes kunnen bereiken. De kwaliteit van de beelden wordt steeds beter, de C-boog waarmee we kunnen doorlichten wordt steeds geavanceerder. Zowel de dokter als de patiënt worden steeds minder blootgesteld aan straling. Ook de software is constant in ontwikkeling: de computer kan tegenwoordig uitrekenen naar welk bloedvat de contrastvloeistof gaat. Vooral de steerable sheath, een katheter die je kunt sturen in het bloedvat, is een game changer. Hiermee kun je de katheter sturen. De darmslagader bereikten we vroeger bijvoorbeeld vooral via een snee in de arm, dit kan hiermee nu vrijwel altijd via de lies. Dat scheelt niet alleen tijd, maar ook een wond, en dus kans op infectie.”

Oftewel: de patiënt heeft baat bij deze nieuwe ontwikkelingen?

Kak Khee: “Jazeker! Over zo’n complexe aorta aneurysma operatie deden we zes jaar geleden bijvoorbeeld nog zes tot acht uur. Inmiddels kunnen we het al in tweeënhalf uur. Dat is drie keer sneller! Dat betekent minder kans op infecties, minder straling, minder contrastvloeistof, minder bloedverlies… Vroeger waren het meerdere liters bloedverlies, nu gemiddeld nog maar 200 cc. Dat is dankzij de betere apparatuur, maar ook omdat we zelf zijn gegroeid in handigheid en expertise. Waar we vroeger nog moeite hadden om in een darmslagader te komen, gaat dat nu veel makkelijker. Het slagingspercentage van deze operatie is daardoor ook enorm gestegen naar 95 tot 100 procent.”

Wat kan er in de toekomst nog verbeterd worden?

Kak Khee: “Er zijn complexe behandelingen waar nog winst te behalen valt, zoals dotterbehandelingen in de benen. Het slagingspercentage daarvan zit nu op 70%, maar met betere technieken en betere analyses vooraf moet dat naar 100% kunnen. Rutger en ik doen ook onderzoek samen, bijvoorbeeld naar het gebruik van AI (artificiële intelligence). We leren de computer te herkennen wanneer en waar een lekkage is. Zo zijn er veel dingen die verder geautomatiseerd kunnen worden, met tijdswinst tot gevolg. We gaan ervoor om patiënten beter en sneller te behandelen.”

Rutger: “Tijdswinst is een heel belangrijk voordeel: doordat we minder lang over operaties doen, kunnen we meer complexe ziektebeelden behandelen. En dat is zeker niet alleen te danken aan tools en trucjes, maar vooral aan samenwerking. Ik denk dat we binnen het Amsterdam UMC goed samenwerken, van de voorbespreking tot de operatie zelf. Team effort is wat ons betreft de basis voor goede patiëntenzorg.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Kak Khee Yeung & Rutger Lely

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Esmee verloor haar verloofde Angelo

Ze hadden eindelijk samen hun droombaan gevonden als vrachtwagenchauffeur en waren net verloofd, toen het noodlot toesloeg. De plotselinge druk op zijn borst die Angelo (25) begin oktober voelde, was slechts het begin van een snelle verslechtering van zijn gezondheid. Het werd hem fataal. Voor zijn vriendin Esmee Marsman (27), die erbij was, voelt dit nog altijd heel onwerkelijk.  

Vier jaar waren ze samen en in augustus had Angelo haar ten huwelijk gevraagd. Ze hadden hun leven op orde: leuk werk, een fijne groep vrienden en een mooi huis. Alles was perfect. Sinds een half jaar reden Esmee en Angelo samen op de vrachtwagen. Een langgekoesterde droom, vertelt ze. “Dit was al jaren het plan, maar we hadden onze perfecte baan nog niet gevonden. Uiteindelijk lukte dit: we vonden werk waar we het ook nog eens enorm naar ons zin hadden. Met de vrachtwagen reden we samen voornamelijk door Oostenrijk, Slovenië en Kroatië. Meestal gingen we op maandagavond weg en kwamen we vrijdag of zaterdag weer thuis. Dat was ook begin oktober, toen alles begon, het plan.”

Druk op zijn borst

Ze vertrokken zoals gewoonlijk op maandag. Angelo voelde die dag een lichte druk op zijn borst. Toch besloot hij gewoon te gaan werken, in de veronderstelling dat het wel over zou gaan. Maar op plaats van bestemming, in Oostenrijk, werd het erger en erger. “We belden de ambulance en Angelo kreeg verschillende testen, maar er werd niets gevonden. We mochten van het ambulancepersoneel mee naar het ziekenhuis om verder te kijken, of we konden doorgaan en opnieuw bellen als het niet ging. We besloten mee te gaan.” Eenmaal in het ziekenhuis werd duidelijk dat Angelo de dag ervoor een hartaanval had gehad. Hier had hij zelf niets van gevoeld. “Diezelfde dag nog werd Angelo overgevlogen naar een ander ziekenhuis, waar hij werd gedotterd. De rest van de week ging het matig. De druk op zijn borst bleef en hij was benauwd. Inmiddels hadden de artsen een klein vlekje bij zijn hart gevonden, maar ze wisten niet wat het was. Daar moest Angelo in Nederland maar naar laten kijken. We kregen akkoord voor zijn transport naar Nederland, maar dit liep allemaal niet zo’n vaart. Hij bleef dus in Oostenrijk.”

Ups en downs

Hier begon het eigenlijk pas écht. Tegen het einde van de week ging het ineens heel slecht met Angelo. Hij werd overgeplaatst naar een ander ziekenhuis, waar hij aan de hart-longmachine werd gelegd. “Waarom zijn hart ineens zo slecht werd, wist niemand. De drie weken erna ging het op en af: de ene dag ging het goed en de volgende dag kon het weer slecht gaan en had hij bijvoorbeeld ineens last van nierfalen. Het waren pieken en dalen.” Angelo lag ondertussen in coma. Uiteindelijk leek het iets beter te gaan, maar op het moment dat de hart-longmachine werd weggehaald, kreeg hij twee hartaanvallen. “De dag erna heeft hij ook nog een hartstilstand gekregen en moest hij worden gereanimeerd. Ook heeft hij een externe pacemaker gekregen. Vervolgens werden zijn longen steeds slechter, dus moest hij aan de beademing. Nog steeds wisten de artsen niet wat ze moesten doen. Hij kreeg medicatie, maar reageerde nergens meer op. De machines draaiden ondertussen op volle toeren en het ene na het andere orgaan hield ermee op.”

Het is voorbij

Esmee hield lange tijd hoop. Zelfs toen de artsen op den duur zeiden dat hij het misschien niet zou overleven, hield ze daaraan vast. Ze hoopte simpelweg dat ze het bij het verkeerde eind hadden. Maar toen ook Angelo’s hartspier vervolgens nog eens minder goed ging werken, werd hoop houden steeds moeilijker. “Zijn hele hart begon op te geven. Steeds verder en verder, totdat het helemaal klaar was. Angelo’s leven was voorbij. Op achtentwintig oktober is hij overleden. De oorzaak is nog altijd onbekend. Angelo heeft nooit hartklachten gehad, nooit. En omdat hij nergens op papier had staan dat zijn familie inzage mocht hebben in zijn medisch dossier, krijgen we het vanwege de regels rondom persoonsgegevens in Oostenrijk ook niet te weten, ondanks dat er wel een autopsie is gedaan. We kunnen dit aanvechten, maar dat is een proces van twee jaar. Ergens zou ik het wel willen weten, maar aan de andere kant krijgen we hem er niet mee terug.”

Trauma

Als ze nu op alles terugkijkt, voelt het nog steeds heel bizar. “Wat wij in Oostenrijk hebben meegemaakt, is gerust een trauma te noemen. Ik werd op dat moment echt geleefd. Elke minuut van de dag kon ik worden gebeld, slapen deed ik nauwelijks. De ene dag hoor je dat het beter gaat en heb je weer hoop, de volgende dag gaat het slecht en moet je de realiteit onder ogen zien. Het is alles bij elkaar. Niet alleen het overlijden van Angelo zelf, maar ook alles wat daarnaast geregeld moet worden. En daarbij de toekomst. Ik weet niet of ik nog wel op de vrachtwagen wil rijden, en als ik thuiskom, is hij er niet meer. We deden alles samen. Dat valt dan ineens helemaal weg. Ik ben ongelofelijk blij dat we samen nog herinneringen hebben kunnen maken op de vrachtwagen, maar het was hoe dan ook veel te kort.”

Het afscheid

Esmee vindt het belangrijk om haar verhaal te vertellen. Mede om andere mensen te laten zien dat het leven plotseling voorbij kan zijn. “Ik zeg nu tegen iedereen om me heen: praat met elkaar. Wij wisten bijvoorbeeld niet eens of Angelo gecremeerd of begraven wilde worden, en zo waren er wel meer dingen die nooit zijn besproken. Wat ik misschien nog wel het ergst vind, is dat het ziekenhuis niet gezegd heeft dat ze Angelo in een coma zouden brengen. Ik heb hem de dag ervoor een goede nacht geweest en zei dat ik hem de dag erna zou zien, maar toen lag hij ineens in coma. Dat neem ik het ziekenhuis wel kwalijk: dat ik nooit echt afscheid heb kunnen nemen.” Samen met zijn familie en vrienden heeft ze hem uiteindelijk dan ook het best mogelijke afscheid geprobeerd te geven. “We hebben zijn kist achterop de vrachtwagen gezet en zo samen nog een laatste rit gereden, terwijl onderweg zijn familie en vrienden stonden opgesteld. Het was een rit die we niet hoorden te rijden, absoluut niet, maar het was wel een mooi eerbetoon. Ik zal hem altijd blijven herinneren als de vrolijke, sociale man die hij was. Een clown, lekker gek. Ondertussen probeer ik door te gaan. Hij zou niet hebben gewild dat ik alleen maar in een hoekje zit te huilen. Daarom probeer ik te genieten van het leven. Ook voor hem.”

Waarom interviewden wij Esmee?

We hebben allemaal onze verhalen. Over wat we hebben meegemaakt en hoe we de dingen die ons overkwamen, beleefden. Hoe we ons door deze situatie heen worstelden. Juist deze verhalen kunnen ook anderen helpen.

Tekst: Laura van Horik
Beeld: Esmee Marsman

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

“Mijn arts liet me de urgentie inzien van stoppen met roken”

Julio Vaarnold (51) rookt al sinds zijn elfde. Op de dag dat we hem spreken voor dit interview, heeft hij een introductieavond bij Sinefuma om te stoppen met roken. Zijn arts in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) gaf hem het laatste zetje om die stap te zetten. “Hij gaf mij een goede reden om te stoppen”, zegt Julio.

Gezelligheidsmens

Julio is een gezelligheidsmens. Hij houdt van een biertje in de kroeg en daar hoort ook een peuk bij. Hij rookt er zo’n twintig per dag. Stoppen wilde hij al eerder, maar dat is moeilijk omdat de meeste mensen in zijn omgeving ook roken. Verleiding ligt continu op de loer. Diverse artsen adviseerden hem al te stoppen met roken. “Mijn huisarts zei het als eerste. Toen ik diabetes kreeg, wees mijn arts in het LUMC me ook op de gevaren van mijn rookgedrag. Eerlijk gezegd zag ik de urgentie niet zo. Nu is dat anders.”

Nieuwe nier

Sinds vier jaar is Julio niet alleen diabetespatiënt, maar ook nierpatiënt. Hij merkt het aan zijn dagelijks functioneren; hij is snel moe en houdt veel vocht vast. Sinds twee jaar werkt hij niet meer. “Ik wacht op een donornier, maar die zijn er weinig en dan moet er ook nog een match zijn. Mijn arts was heel eerlijk en zei: ‘Zolang jij niet stopt met roken, is de kans dat je een donornier krijgt klein.’ De kans dat een donororgaan overleeft in een lijf van iemand die rookt, is kleiner dan in het lijf van iemand die niet rookt. Ik wil nog minimaal twintig jaar leven en daar heb ik een transplantatie voor nodig.”

‘Leg het ‘waarom’ uit’

Julio liet de opmerking bezinken en besloot toen dat het genoeg was. Helemaal overtuigd van een succes is hij nog niet. “Ik ga het in elk geval proberen”, zegt hij. Gelukkig krijgt hij hulp van Sinefuma. “Vanavond heb ik een introductieavond van Sinefuma, die ook andere stoppende rokers volgen”, zegt hij. “Ik denk dat dat fijn is; dat je mensen leert kennen die ook willen stoppen.” De eerste stap is in elk geval gezet. Maar wat maakte nou dat hij nu wél gaat stoppen, terwijl eerder al twee andere artsen hem hetzelfde adviseerden? “Deze laatste arts legde goed uit waarom het zo belangrijk is om te stoppen: anders krijg ik geen nier. Die opmerking kwam binnen; de urgentie is nu heel helder. Mijn tip voor andere zorgprofessionals die een stoppen-met-roken-advies willen geven aan hun patiënt: leg duidelijk uit waarom het voor deze specifieke patiënt zo belangrijk is om te stoppen.”

Wil je ook stoppen met roken? Jouw arts kan je doorverwijzen naar een stoppen-met-roken-programma van Sinefuma.

Bron: Leids Universitair Medisch Centrum | LUMC

Baat het niet, dan schaadt het niet?

Consumenten gebruiken vaak kruidenpreparaten en vitamine- en/of mineralen supplementen om hun gezondheid te bevorderen. Van deze producten wordt vaak ten onrechte gedacht dat ze geen bijwerkingen geven.  

Afgelopen jaar ontving Bijwerkingencentrum Lareb bijvoorbeeld een melding van een pancreatitis bij gebruik van rode gist rijst. Dit is een ernstige aandoening waarbij de alvleesklier ontstoken is. De patiënt is overleden.
Het voorbeeld staat in het jaaroverzicht van de meldingen van bijwerkingen na gebruik van warenwetmiddelen die Lareb in 2022 heeft ontvangen.

Warenwetmiddelen

Warenwetmiddelen zijn niet geregistreerd als geneesmiddelen en vallen onder het Warenwetbesluit. Dit zijn kruidenpreparaten, vitaminen, en andere gezondheidsproducten. Ook deze producten, vaak gekocht bij drogist, supermarkt, via internet of de apotheek, kunnen bijwerkingen geven.

Meldingen

Bijna de helft van mensen gebruikt supplementen blijkt uit een onderzoek. Waarschijnlijk zijn de meldingen het topje van de ijsberg van het echte aantal bijwerkingen en wisselwerkingen met geneesmiddelen dat in de praktijk optreedt. Het blijft belangrijk dat consumenten en zorgverleners de mogelijke bijwerkingen van gezondheidsproducten herkennen en dat ze deze ook melden.

Lees hier meer informatie in het jaarrapport “Overzicht meldingen Warenwetproducten 2022”.

Bron: Lareb

Hartpatiënt fietst mee met zijn dokter

Maastrichtse cardiologen fietsen op 8 juni samen met hartpatiënten voor de eerste keer  ‘Fiets met je dokter’ rond het dorpje Geulle. De deelnemers halen geld op voor meer onderzoek naar hart- en vaatziekten. Een van hen is de 78-jarige Maastrichtse hartpatiënt Piet Claasen, schreef De Limburger op 30 mei.

Claasen fietst met zijn zwager door het Limburgse heuvelland. Hij is blij dat hij dat weer kan. Vijf jaar geleden kreeg Claasen last van hartritmestoornissen en werd naar het academisch ziekenhuis (MUMC+) in Maastricht doorverwezen. Hij kreeg er medicijnen die de hartslag in evenwicht moesten brengen. Maar dat lukte niet helemaal. Vorig jaar werd hij geopereerd. Nu zijn de problemen voorbij. Hij is minder moe en kan naar eigen zeggen weer alles.

Cardioloog Martijn Smulders van het ziekenhuis in Maastricht is een van de initiatiefnemers van Fiets met je dokter. Cardiologen fietsen dan met patiënten en andere geïnteresseerden om geld in te zamelen. Het fietsen gaat op het gemak, een rondje van 20 kilometer. Wie wil kan nog een rondje extra fietsen. “Belangrijk is: in beweging blijven. Van vitaal belang om het risico op hart- en vaatziekten te verminderen”, zegt Smulders in de krant.

Claasen fietst mee uit dankbaarheid voor de geslaagde operatie en om geld in te zamelen. „Ik fiets weer één tot twee keer per week zo’n 50 kilometer”, vertelt Claasen in De Limburger. “Voorheen was 70 kilometer een peulenschil, maar ik word ook een dagje ouder.”

Wil je nog meedoen? Schrijf je dan hier in: www.fietsmetjedokter.nl.