Plan je fit

In 6 maanden gezonder

10 miljoen Nederlanders zijn chronisch ziek. Beter worden zij meestal niet, maar vaak is hun gezondheid wel te verbeteren met een gezonde(re) leefstijl. In samenwerking met een team van experts ontwikkelde huisarts Stefan van Rooijen Plan je fit: een stap-voor-stap methode om in zes maanden toe te werken naar gezonde gewoontes die je wél volhoudt.

 “Het is niet jouw schuld als het je niet lukt om te stoppen met roken”, zegt Stefan van Rooijen bemoedigend. Rokers hebben gemiddeld dertien pogingen nodig voordat niet meer terugvallen en dat is volgens de huisarts voornamelijk de schuld van de tabaksindustrie, die rookwaar zo verslavend heeft gemaakt. “Bij de voedingsindustrie is dat niet anders”, legt hij uit. “De supermarkt – een leefomgeving waar de meeste mensen hun boodschappen doen – is superongezond en wordt alleen maar ongezonder. Als je bijvoorbeeld naar het schap met zuivel kijkt, is aan vrijwel elk product heel veel suiker toegevoegd. Probeer dan maar eens een gezonde keuze te maken. Veel mensen brengen daarnaast een groot deel van de dag zittend door op hun werk en gaan naar feestjes waar alcohol rijkelijk op tafel staat, zoals vroeger de sigaretten. Als iedereen om je heen zo’n leefomgeving heeft, vind je dit waarschijnlijk normaal en voel je misschien niet de urgentie om er iets aan te doen. De ervaring leert dat dat meestal pas verandert als mensen écht levensbedreigend ziek worden, bijvoorbeeld door kanker of hart- en vaatziekten. Dan grijpen ze alles aan om gezonder te worden. Het is alleen jammer dat in de twintig, dertig jaar daarvóór vaak al een gezondheidsprobleem sluimerde, dat misschien voorkomen had kunnen worden. Tien miljoen mensen – bijna twee derde van Nederland! – heeft één of meerdere chronisch ziektes en nog eens één miljoen heeft een vorm van pre-diabetes, die nog omkeerbaar is. Maar dan moet je wel zélf in actie komen.” Zijn belangrijkste boodschap is daarom ook: “Wacht niet op een gezondere leefomgeving. De enige die nu al iets kan veranderen, ben je zelf!”

Kleine stapjes en haalbare doelen

Gezonder leven: vrijwel iedereen is er wel in meer of mindere mate mee bezig, zeker rond de start van het nieuwe jaar. Helaas lukt het velen niet om hun vaak ze enthousiast begonnen leefstijlveranderingen vol te houden. Een avondje voor de televisie met een biertje of colaatje blijft voor het gros van de mensen verleidelijker dan ploeteren in de sportschool en patat en pasta worden meer gewaardeerd dan rauwkost en groene smoothies. “Bijna iedereen valt terug in oude gewoontes”, geeft Stefan toe. “Maar dat komt meestal doordat de aanpak verkeerd is. Veel leefstijlmethodes zijn bijvoorbeeld gericht op verandering binnen vier tot zes weken, want dat spreekt meer aan. Maar dat is echt te kort: het duurt minimaal drie maanden om een nieuwe gewoonte aan te leren. Ook is het niet verstandig om alles tegelijk aan te pakken, dat is veel te veel en werkt demotiverend.”

Wat dan wel werkt? Kleine stapjes en haalbare doelen, is volgens de huisarts het geheim van een blijvend gezondere leefstijl. Met een team van gezondheidsexperts en de steun van grote organisaties als het Voedingscentrum en het Kenniscentrum Sport & Bewegen ontwikkelde hij een laagdrempelige methode, gebaseerd op wetenschappelijke kennis. Geschikt voor iedereen: van jong en oud, fit of minder fit. Plan je fit pakt de zes belangrijkste gezondheidsthema’s aan: algemene gezondheid (zoals een chronische ziekte of ander medisch probleem), voeding, beweging, middelengebruik, gedragsverandering en als laatste mentale gezondheid, stress en slaap. Het boek bevat tips, oefeningen, gezonde recepten, maar ook schema’s en planners om je eigen vorderingen bij te houden.

Stefan: “Je begint met nadenken over je langetermijndoelen: wil je bijvoorbeeld ooit een marathon lopen, of wil je over twintig jaar nog met je kleinkinderen naar de speeltuin kunnen? Vervolgens knip je die op in kortetermijndoelen. Een doel wordt pas haalbaar als je zelf gelooft dat het haalbaar is. Een stapje moet dus eigenlijk zo makkelijk zijn, dat het bijna niet kan misgaan. Dus niet: iedere dag 10.000 stappen zetten, maar: twee keer per week een kwartiertje wandelen tijdens de lunch. We hebben bewust drie fitlevels bedacht in het boek, zodat voor iedereen winst te behalen valt. Dat kan op een leuke manier, bijvoorbeeld met challenges. Zo’n uitdaging kan bijvoorbeeld zijn: ‘Schenk een fles wijn uit in zeven glazen’ – om op die manier inzicht te krijgen in hoe groot (of klein) een eenheid alcohol hoort te zijn. De challenges doe je ook weer op je eigen fitlevel. Iemand die in een rolstoel zit, kan misschien nog wel met gewichtjes trainen en iemand die door ziekte helemaal geen energie heeft, kan wel drie keer per dag een mindfulnessoefening doen. We vergeten namelijk vaak hoe groot de invloed is van stress en andere mentale klachten op onze lichamelijke gezondheid.”

Zelf pasta maken

Ondanks dat Stefan zelf dagelijks bezig is mensen gezonder te laten leven, is hij zelf geen heilige op dit gebied. “Ook ik vind het lastig om, met een drukke baan en een gezin met jonge kinderen, tijd te vinden om voldoende te bewegen. En de sportschool vind ik helemaal niet leuk. In plaats daarvan heb ik gezocht naar wat ik wél makkelijk in mijn leven kan integreren: ik fiets regelmatig naar mijn werk en doe tussen het ontvangen van patiënten door rek- en strekoefeningen. Ook zijn we thuis begonnen om zelf volkorenpasta te maken: toch een stukje gezonder dan witte pasta uit de winkel. Een klein stapje dus, maar wel een stapje waarin ik mijn hele gezin meeneem. Want hoewel je niet moet wachten op anderen om je leefstijl te veranderen, is de slagingskans wel groter als je je omgeving daarin betrekt.”

Of de huisarts denkt dat mensen na de zes maanden-methode niet meer terugvallen in hun oude, ongezonde gewoontes? “Terugval is heel normaal, daarom eindigen we het boek ook met een terugblik op je successen én momenten van terugval. Aan de hand daarvan maak je een plan voor de toekomst. Ik ben tevreden als het iedereen lukt om minimaal één van de doelen die ze zich vooraf hebben gesteld, te behalen. Of dat lukt, ligt aan jezelf. Maar als je een klein stapje zes maanden volhoudt, is het wetenschappelijk gezien al veel makkelijker om te leven volgens de gezonde richtlijnen.”

Plan je fit kost €22,-. Daarnaast geeft Stefan van Rooijen, samen met de andere gezondheidsexperts uit het boek, vanaf 2 januari zes maanden lang gratis coaching via www.planjefit.nl. Deze webinars, waarin iedere maand wordt ingezoomd op één van de zes gezondheidspijlers, zijn voor iedereen toegankelijk, ook als je het boek niet hebt.

Waarom besteden we aandacht aan dit boek?

Gezond leven is voor iedereen belangrijk en voor hartpatiënten nog net iets meer. We informeren onze lezers graag over hoe zij fysiek en mentaal in balans kunnen blijven.

Tekst: Marion van Es
Foto: Monola van Leeuwe

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.

Voeding per patiënt aanpassen biedt betere resultaten bij bestrijden diabetes type 2

Iedereen weet dat een gezond voedingspatroon helpt bij het aanpakken van diabetes type 2. Maar de resultaten van gezonde voeding kunnen nog beter worden, als er per afzonderlijke patiënt een gepersonaliseerde voeding kan worden voorgeschreven. Voeding op maat dus. Dat bleek uit recent onderzoek van hoogleraar Humane Biologie aan de Universiteit Maastricht, Ellen Blaak.

“Voeding speelt een belangrijke rol bij diabetes type 2 en hart- en vaatziekten”, legt Ellen Blaak uit. “Er is steeds meer bewijs dat de optimale voeding niet voor iedereen hetzelfde is. Ik deed veel onderzoek naar obesitas en overgewicht, en daarin onderscheiden we verschillende stofwisselingstypes. De basis onder ons onderzoek was dat elk type anders op voeding reageert. Het onderzoek was vooral gericht op insuline-resistentie, de verminderde werking van insuline. Als je eet, gaat het insulinegehalte omhoog. Maar als die werking verstoord is, is dat van invloed op hoe je op voeding reageert. Belangrijk hierbij is een onderscheid in de werking van insuline in de lever, of in de spieren.”

Om erachter te komen hoe dit precies werkt, onderzocht Blaak samen met collega’s van de Wageningen Universiteit 242 proefpersonen met overgewicht, die 12 weken begeleid werden bij het volgen van een van twee varianten van een gezond dieet. “Je had een variant met relatief veel eiwitten en vezels en weinig vetten; en een variant met juist meer enkelvoudige onverzadigde vetten, die was lager in vezels. Die laatste variant bevatte bijvoorbeeld olijventapenade en olijfolie, zoals bij een mediterraan dieet. Bij de eerste variant moet je denken aan (rauwe) groente, volkorenrijst en pompoenpitten.”

Gezondheidswinst

In beide gevallen leverde het dieet gezondheidswinst op, aldus Blaak. Deelnemers bij wie de lever niet goed reageerde op insuline, waardoor die teveel glucose (suikers) afgeeft aan het bloed, gingen erop vooruit door een dieet met de nadruk op enkelvoudig onverzadigde vetten. De andere groep mensen bij wie spiercellen minder goed glucose opnemen uit het bloed, profiteerden juist van een dieet met meer eiwitten en vezels, en minder vetten. “Voor de spieren zijn vooral vezels en eiwitten van belang, voor de lever enkelvoudige vetzuren”, vat Ellen Blaak samen. De scheidslijn is niet altijd duidelijk te trekken. Er zijn ook mensen bij wie zowel de lever als de spieren steken laten vallen waar het gaat om glucose en insuline. Een derde van de mensen met overgewicht valt in deze categorieën van juist meer verstoringen op lever of meer verstoringen op spierniveau.

Darmbacteriën

Waarom een dieet per persoon anders werkt, wordt nog nader onderzocht. Volgens Blaak zouden darmbacteriën daarbij een belangrijke rol kunnen spelen. “We kijken nu in hoeverre dit zo is”, aldus Blaak. “Er zijn wel aanwijzingen in die richting, maar we hebben nog geen duidelijk antwoord.”. Mogelijk leidt een verbeterde samenstelling van het microbioom in de darmen tot betere fermentatie van voedingsstoffen die niet verteerd worden. Vezels bijvoorbeeld. Bij fermentatie komen korteketenvetzuren vrij die waarschijnlijk een positief effect hebben op stofwisseling en insulinehuishouding. Maar dat moet nog goed uitgezocht worden, aldus Blaak.

Ook wordt het onderzoek herhaald, om zeker te weten dat de diëten effectief zijn. Daarnaast komt er onderzoek naar andere stofwisselingsprofielen. Zo wordt gezocht naar het beste dieet voor een grotere groep mensen met overgewicht.

Wat kan ik doen?

Welk dieet voor jou als patiënt het beste is, kan eenvoudig worden achterhaald via een suikertest bij de dokter. “Je krijgt een suikerdrankje, gevolgd door een bloedtest. De eerste dertig minuten na het drinken van de suikerdrank zie je resultaten die specifiek zijn voor de werking van de lever, en in pakweg de tijd van 30 minuten tot 2 uur na het drinken van de suikerdrank kun je aflezen wat glucose op spierniveau doet. Eigenlijk gaat het om een redelijk simpele test, die we hier bij de universiteit deden tijdens het onderzoek.”

Ellen Blaak verwacht dat binnen zo’n 5 jaar iedereen gebruik kan maken van een gepersonaliseerde voeding. “Maar nu zou het ook al toegepast kunnen worden door een suikerdranktest doen mits deze op een specifieke manier berekend wordt. Dan kun je zien of het probleem in de spieren of in de lever zit. Het doet geen kwaad om de daaruit af te leiden gepersonaliseerde voeding nu al toe te passen.”

Of zo’n dieet is vol te houden? Blaak denkt van wel. “Zo’n dieet levert snel resultaat op. Je voelt je dan energieker en raakt de nodige kilo’s kwijt. Dat motiveert om je eetpatroon blijvend aan te passen. En ook een dieet kan smakelijk zijn. Het gaat immers niet om extreme diëten, maar om een dieet dat voldoet aan de voedingsrichtlijnen van de Gezondheidsraad. Daarnaast kan de diëtiste je helpen bij een gezond en smakelijk voedingspatroon.” En vooral ook bij het volhouden van dit patroon!

Tekst: Henri Haenen
Beeld: Ellen Blaak, Maastricht University

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Sporten als therapie

Bewegen is soms het beste medicijn. We vroegen hoogleraar psychiatrie Wiepke Cahn wat de relatie is tussen de lichamelijke en de mentale gezondheid, en waarom mensen zich beter kunnen gaan voelen door in beweging te komen.

Wie getroffen wordt door een beroerte, hartritmestoornis of een chronische hartziekte, wordt niet alleen getroffen in het lichaam. Hartpatiënt zijn is net zozeer een zaak van het hoofd als van het lijf. Het vertrouwen in het lichaam terugkrijgen, de (nieuwe) fysieke grenzen verkennen, over drempels heen: om fysiek op te krabbelen en sterk te blijven, is mentale kracht geen onverdienstelijke. Die communicatie tussen lichaam en geest werkt twee kanten op, stelt hoogleraar psychiatrie Wiepke Cahn. Niet alleen wordt bewegen gemakkelijker wanneer het in het hoofd goed zit; dat geldt ook andersom: wie regelmatig beweegt, gaat zich mentaal ook beter voelen. “Hoewel het lastig is om in het brein te kijken, kunnen we verschillende mogelijke redenen noemen dat mensen gelukkiger worden van bewegen”, vertelt ze. “Er worden neurotransmitters aangemaakt, zoals de stofjes endorfine en serotonine. Maar ook sociale factoren spelen waarschijnlijk een grote rol: samen bewegen, sociale interactie, praten en misschien even het hart luchten. Allemaal zaken waardoor je je beter gaat voelen.”

Aandacht mentale gezondheid

Vijftien jaar geleden deed Cahn onderzoek naar de invloed van sporten op mensen met psychotische klachten. Ze liet een groep patiënten twee keer per week fitnessen om te kijken of hun mentale gezondheid er daardoor op vooruit ging. Dat bleek het geval: de twee sportmomenten per week zorgden er in korte tijd voor dat hun psychotische klachten aanzienlijk verminderden. Destijds was het onderzoek van Cahn nog een redelijk vreemde eend in de bijt. “Leefstijlfactoren in relatie tot mentale gezondheid was toen nog geen hip thema. Sterker nog, men dacht dat we mensen met psychische klachten maar beter konden laten doen wat ze wilden. ‘We gaan ze niet ook nog eens hun sigaret afnemen’. Inmiddels gebeurt er veel meer en is er veel meer aandacht voor het verband tussen de lichamelijke en mentale gezondheid.”

Kijken naar het totaalplaatje

Cahn pleit voor multidisciplinair beleid in de gezondheidszorg. “Ik vind dat er nog te weinig aandacht is voor de psychische aspecten wanneer iemand een diagnose krijgt. Dat geldt ook voor de cardiologie-afdeling: ik heb het gevoel dat artsen vaak niet weten wat er in patiënten omgaat, waar ze bang voor zijn en wat ze nog wél kunnen.” Hartpatiënten zouden bijvoorbeeld veel baat kunnen hebben bij behandeling door een fysiotherapeut in combinatie met een psychotherapeut, maar een doorverwijzing krijgen ze nog maar zelden. “Vaak zijn hartpatiënten het vertrouwen in hun lichaam kwijt, terwijl dat juist ongelooflijk belangrijk is om in beweging te komen. Ze denken misschien: ‘Ik kan dit niet meer, het gaat me nooit meer lukken, mijn hart kan dit niet aan’. Het is zo belangrijk om die angsten weg te nemen, en daar kan de juiste begeleiding door een therapeut of arts bij helpen. Wanneer de mentale drempel eenmaal is verlaagd of weggenomen, is het een mooie beloning dat iemand zowel fysiek als mentaal beter in zijn vel komt te zitten.”

Duurzaam veranderen

Beginnen is één, volhouden is twee. “Leefstijl veranderen en die verandering ook op de langere termijn vasthouden, blijft erg lastig”, vertelt Cahn. “Zeker als je net een diagnose hebt gekregen en nog moet wennen aan het leven met je ziekte. Vaak ga je uit van je gezonde ik, van het leven dat je vóór de diagnose leidde. Als je dan merkt dat je iets niet meer op dezelfde manier kunt, zoals moeiteloos een lange wandeling maken, is de gedachte algauw: ‘Ik kan het niet meer, dus wat heeft het voor zin?’. Dat zijn de psychologische effecten van een ziekte. Daarom is het juist zo belangrijk om te leren dat je weliswaar bent veranderd, maar dat dat niet betekent dat er geen verbetering meer mogelijk is. Nee, je kunt inderdaad niet sporten als voorheen en je leven staat op z’n kop, maar hoe kun je toch in beweging komen en tevreden zijn met elk stapje dat je zet? Het is heel belangrijk om daar aandacht voor te hebben.”

Gelijkgestemden

Lotgenotencontact kan daarbij heel waardevol zijn, vertelt Cahn. “Of daar behoefte aan is, is natuurlijk per individu verschillend, maar lotgenoten kunnen belangrijke motivators zijn. Soms zie je in lotgenotengroepen zelfs vriendschappen ontstaan.” Wie liever niet naar lotgenotengroepen gaat, doet er misschien goed aan om een expert te vragen om begeleiding, besluit Cahn. “Vraag een sportarts, een fysiotherapeut die in cardiologie is gespecialiseerd of de huisarts om hulp. Als je het eng vindt om te bewegen als hartpatiënt, hoef je dat echt niet alleen aan te gaan. Er zijn altijd mensen die je de drempel over kunnen helpen, zo zijn er bijvoorbeeld ook beweegcoaches die je letterlijk in beweging kunnen krijgen. Het is vaak niet goedkoop om zo iemand in te schakelen, maar het is de investering waard.”

Tekst: Yara Hooglugt
Beeld: Wiepke Cahn

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Hartinfarcten na de bevalling

Na de geboorte van haar derde kindje zat Iris Frederking (39) op een grote roze wolk, maar daar viel ze al snel vanaf. Vlak na de bevalling, twee jaar terug, kreeg ze twee hartinfarcten. Het zette haar leven compleet op z’n kop en een moeilijke periode volgde.

Iris: “De zwangerschap van ons derde en laatste kindje verliep heel goed. Mijn eerste twee bevallingen heb ik grote kinderen gebaard, dus mijn vriend en ik hebben wel even getwijfeld. Toch besloten we voor een derde kindje te gaan. We bespraken alles goed met de verloskundige, zodat we volledig voorbereid zouden zijn op wat komen ging. Met achtendertig weken werd ik in het ziekenhuis ingeleid. Daar heb ik wee-opwekkers gekregen, waardoor de bevalling heel snel op gang kwam. In een mum van tijd was ons kindje er, gezond en wel. Eenmaal thuis had ik tot aan de vijfde dag een fijne kraamweek, maar daarna merkte ik ineens dat ik prikkels niet meer kon verdragen. Alles om me heen voelde heel druk. Ik vond het raar dat ik zo heftig reageerde op geluid, want eerder had ik dat nooit gehad. Maar de kraamhulp zei dat ik net bevallen was, dat het logisch was dat ik me zo voelde. Ook mijn bloeddruk was gewoon in orde. Daarom liet ik dat voor wat het was.”

Scherpe messteek

“Op dag elf na de bevalling besloot mijn vriend de volgende ochtend even te gaan sporten. Hij zou vroeg gaan, zodat hij er daarna weer voor mij en de kinderen kon zijn. Ik werd die morgen om half acht wakker en maakte een flesje voor de jongste. Toen ik rechtop ging zitten, had ik een raar gevoel op mijn borst. Een drukkend gevoel, steken. Ik voelde me niet lekker, dus besloot ik snel het flesje te geven en daarna nog wat te slapen. Op het moment dat ik mijn kindje weglegde, merkte ik dat ik benauwd werd. Ik had pijn onder mijn schouderbladen, iets dat voelde als een hele scherpe messteek. Mijn linkerarm begon te tintelen en mijn hand werd gevoelloos. Gek genoeg dacht ik direct: als je aan één kant verlamd raakt, is het je hart.

Met mijn andere hand pakte ik de telefoon en belde ik het alarmnummer. Er werd heel snel gehandeld: binnen een paar minuten stond er een ambulance voor de deur. Mijn vriend kwam op dat moment thuis en rende naar boven om mij te vertellen dat er iets in de straat aan de hand was. Vlak daarna bonsde er een ambulancebroeder op de deur, deed mijn vriend open en kwam hij erachter dat het voor ons was. Ik zag hem opnieuw boven komen en in het bedje van onze baby kijken. Pas toen de ambulancebroeders hem vertelden dat hij de kinderen moest meenemen omdat ze mij zouden gaan helpen, kwam hij erachter dat het om mij ging. Maar er was op dat moment geen tijd om met elkaar te praten.”

Scheur in kransslagader

“De ambulancebroeders kwamen er al snel achter dat het mijn hart was en dat ik mee moest naar het ziekenhuis. Ik weet nog dat ik zei dat ze het vast niet goed hadden gezien, maar voelde ook wel dat er iets mis was. Het ging allemaal heel snel. Ze wilden me het raam uit takelen om me zo snel mogelijk in de ambulance te krijgen, maar dat vond ik te traumatisch voor de kinderen. Ik besloot dus de trap af te lopen, aan allerlei snoeren. Mijn tweede kind stond ondertussen bij de deur te schreeuwen: nee, mama, niet weggaan! Dat vond ik echt vreselijk.

Met een noodgang reden we naar het ziekenhuis, waar ik werd gekatheteriseerd. Daarvoor was ik nog nooit geopereerd. Sterker nog: ik was bang voor operaties. Het feit dat ik tijdens de katheterisatie geen roesje kreeg, vond ik heel naar. Ik voelde me ontzettend eenzaam. Er was niemand die mijn hand vasthield of vertelde wat er gebeurde. Het enige dat ik kon horen, was dat er een scheur van zeven centimeter in mijn kransslagader zat. Het was te riskant om daar op dat moment iets aan te doen. Daarom wilden de artsen proberen de scheur door middel van medicatie dicht te krijgen.”

Tweede hartinfarct

“De vijf dagen daarna lag ik op de hartbewaking. Steeds had ik een gevoel dat er iets niet klopte. Ik voelde dat er een tweede keer aan zat te komen, maar volgens de artsen was dit angst, kwam het allemaal goed. Ik was nog geen twaalf uur thuis toen het opnieuw misging en ik een tweede hartinfarct kreeg. Het was niet zo pijnlijk als de eerste keer: ik voelde vooral water suizen op mijn borst, alsof het in rondjes gepompt werd. Iets in me zei dat ik niet moest gaan slapen, dat ik dan niet meer wakker zou worden. Daarom belde ik opnieuw het alarmnummer.

Eenmaal in het ziekenhuis bleek mijn kransslagader nog verder te zijn gescheurd, tot twaalf centimeter. Meteen werden er drie stents geplaatst. Later hoorde ik dat ik tijdens die ingreep zelfs nog een hartstilstand heb gehad. Daar heb ik zelf gelukkig niets van gemerkt en het plaatsen van de stents is gelukt. De periode daarna, in het ziekenhuis, was geen prettige ervaring. Niemand heeft zich bekommerd om het feit dat ik ook kraamvrouw was. Er werd eigenlijk alleen maar gefocust op mijn hart. Ik had bloedverdunners gekregen voor mijn hart, maar verloor daardoor ook heel veel bloed. Daar werd eigenlijk niet bij stilgestaan.”

Bloedverlies

“Zes dagen later kwam ik met een hele zak aan medicatie thuis. Ik was bang. Zou het me nog eens gebeuren? Kon ik mijn kindje wel oppakken, mocht ik wel tillen? Wist hij überhaupt wel wie ik was? Ik was voor de derde keer moeder geworden, maar wist niet eens hoe ik hem moest vasthouden. Het voelde heel surrealistisch. Bijna een week later verloor ik ineens heel veel bloed. Weer naar het ziekenhuis. Daar bleek dat ik te veel bloed had verloren in de eerste weken na mijn bevalling en dat de wond in mijn baarmoeder door de bloedverdunners niet had kunnen helen. Ik kreeg bloedtransfusies en daarnaast wee-opwekkers, om dat wat er nog zat, eruit te persen. Inmiddels was er al zoveel gebeurd, dat ik op dat moment bijna gevoelloos werd. Alles ging langs me heen. Ik wilde alleen maar naar huis. Ik nam me voor dat dat de allerlaatste keer was en ik daar nooit meer terug zou komen.”

Wee-opwekkers

“Later is duidelijk geworden waardoor mijn kransslagader heeft kunnen scheuren. Ik bleek een SCAD te hebben gehad: een spontane scheur in de wand van een kransslagader. De wee-opwekkers die ik in eerste instantie heb gehad, oxytocine, kon mijn lichaam achteraf gezien niet aan. Dit hormoon zorgt ervoor dat er een stofje in je lichaam wordt aangemaakt waardoor je hersenen snappen dat je lichaam de bevalling inzet, maar geeft ook druk op de vaten. Mijn lichaam accepteerde dat hormoon waarschijnlijk niet.”

Grenzen bewaken

“Na dit alles merkte ik dat ik de behoefte had om mijn verhaal te delen. Om andere vrouwen hiervan bewust te maken. Als je de keuze hebt, als je er zelf over na mag denken of je wee-opwekkers neemt of niet, neem dit dan mee in je overweging. Weet dat het bijwerkingen kan hebben. Bij mij is zeventien procent van mijn hart afgestorven. Ook is mijn pompfunctie van honderd naar tachtig gegaan. Ik denk dat ik nog ongeveer tachtig procent kan van wat ik normaal kon. Wel lig ik er vaak af. Normaal kon ik mijn werk de hele dag volhouden en was ik ’s avonds moe, nu stort ik ergens halverwege de week in en kan ik niet goed meer uit mijn woorden komen. Dan ga ik stotteren, trekt mijn oog en kan ik niet meer tegen prikkels. Mijn grenzen bewaken, is ontzettend moeilijk.”

Een lange weg

“Met ons derde kindje gaat gelukkig alles goed. De band tussen mij en hem is gelukkig net als met de andere twee, ondanks dat ik bang was dat dat niet zo zou zijn. Net als dat ik lang bang ben geweest dat het me opnieuw zou overkomen. Ik had allerlei doemscenario’s in mijn hoofd. Wat als ik alleen ben met mijn kinderen en het nog eens gebeurt of ik te laat ben? Of als mijn vriend één van de kinderen wegbrengt en ik alleen thuis ben, wie helpt me dan? De eerste tijd durfde ik nog geen rondje buiten te lopen, uit angst dat ik in elkaar zou storten. Gelukkig doe ik in inmiddels weer steeds meer en is de angst wat minder.

Ook mijn relatie heeft echt een klap gehad, doordat we allebei volledig in de overlevingsstand zijn gegaan. Voor mijn vriend is het ook heel moeilijk geweest: hij bleef verdoofd bij de voordeur achter met onze pasgeboren baby op zijn arm en de andere twee kinderen naast zich, niet wetend of ik het zou redden. Soms is het lastig te accepteren dat ons leven ineens zo overhoop werd gegooid en mijn kraamperiode me als het ware is afgepakt. Die tijd krijg ik nooit meer terug. Mijn gezin heeft allerlei herinneringen met elkaar gemaakt en ik was daar niet bij. Dat blijft heftig. Toch voel ik me sinds een aantal maanden beter. Ik ben er nog, heb nog een kans gekregen. Ik besef dat ik veel geluk heb gehad en ben daar dan ook heel dankbaar voor.”

Waarom dit interview met Iris?

Wij bieden de ruimte om bijzondere verhalen te delen. Ieder van ons kent de angst die je misschien hebt doorgemaakt. De moeite die het soms kost om het te accepteren. Stuur je eigen verhaal in en wij publiceren het op onze website of nodigen je uit voor een interview.

Tekst: Laura van Horik
Beeld: Cherise Jeane

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Gezonde werkvloer

Inmiddels loop ik meer dan 25 jaar in de zorg rond. En wat mij al die tijd al opvalt: het blijft opvallend hoe ongezond de zorg zelf is, als je het vergelijkt met de boodschap die we, in ieder geval zouden moeten, uitstralen.

Gezondheid begint al heel jong. In de eerste plaats wordt je gezondheid bijvoorbeeld al beïnvloed door de gezondheid van je grootmoeder. Leefde je grootmoeder heel ongezond of juist gezond, dan zijn daarvan de sporen terug te vinden op jouw genen. Dit weten we juist in Nederland heel goed, omdat in ons land aan het einde van de Tweede Wereldoorlog een grote hongersnood heerste, waarbij een groot deel van de met name stadse bevolking sterk ondervoed raakte. Hoewel het geboortegewicht van deze kinderen soms nog normaal was, bleek het ontbreken van belangrijke ‘essentiële voedingsstoffen’ (o.a. vitaminen en mineralen) op de lange termijn niet alleen negatieve effecten op hun levensverwachting te hebben, maar zelfs op die van hun kinderen, ofwel op de kleinkinderen van degenen die ondervoed waren geweest. Zo kijkt qua gezondheid je grootmoeder dus je leven lang over je schouder mee.

Een tweede belangrijke periode voor onze gezondheid is onze jeugd. Onderzoekers toonden kortgeleden aan dat de eerste zes jaar van ons leven de meeste invloed op de instelling van ons ‘metabolisme’ hebben. Ofwel, de meeste invloed op allerlei regulatiemechanismen in ons lichaam die invloed hebben op je lichaamsgewicht. In praktische zin betekent dit dat als je in de eerste zes jaar van je leven overgewicht hebt ontwikkeld, de kans heel erg klein is dat je er ooit nog vanaf komt. En als je dat al lukt, dan blijft het een levenslange strijd tegen de ‘regulatiemechanismen’ van je lichaam die het anders willen. Maar wie kun je het een kind van minder dan 6 jaar kwalijk nemen dat hij/zij overgewicht heeft? Het kind zelf? Precies… Als ouder heb je dus een enorme verantwoordelijkheid en dat betekent als ouder bijvoorbeeld dat je je kind niet continu wat te eten geeft en ook zo min mogelijk frisdrank, friet of snoep. Ook niet als je kind verschrikkelijk irritant is. Want wie eens beloond wordt… Helaas is de werkelijkheid vaak dat je juist in gezinnen van ouders met overgewicht vaker ziet dat de kinderen bij een dagje uit de hele dag in een buggy hangen en snoepgoed krijgen. Een bijkomstigheid van deze ongezonde leefstijl is dat diezelfde families ook vaker in het ziekenhuis komen. Idealiter zouden die families daar zien hoe het ook (of wel) kan. Maar daar gaat het vaak mis: met onze voorbeeldfunctie.

Zoals gezegd werk ik al meer dan 25 jaar in de zorg en waar ik ook werk: er is nauwelijks tot geen aandacht voor een gezonde leefstijl. Denk hierbij aan de onvermijdelijke geur van saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis. Of de onvindbare trap en overal liften. Of het niet gehandhaafde rookverbod. En wat te denken van de werktijden en werkdruk? Waar de gemiddelde stad tegen half negen tot leven komt wanneer ouders hun kinderen naar de opvang en/of school brengen en mensen naar hun werk gaan zit de gemiddelde zorgverlener al om acht uur ’s ochtends patiënten voor te bespreken – ook wel ‘overdragen.’ De zorg voor de eigen kinderen is vaak al rond zeven uur ’s ochtends overgedragen aan een ‘nanny’ of een vergelijkbaar persoon. De stress die dit bij veel verpleegkundigen en artsen genereert komt de kwaliteit van de zorg al vanaf vroeg in de ochtend niet ten goede. Om dan nog maar niet te spreken over de kwaliteit van achtereenvolgens slaap, ontbijt, ochtendgymnastiek of sporten. En de lunch? In veel gevallen wordt door zorgverleners ergens tijdens een zoveelste overdracht, overleg of vergadering een ‘broodje’ (denk hierbij aan witte bolletjes met boter en kaas of salami) van een schaal gegrist of in het personeelsrestaurant snel een kroket met cola gehaald. Enige aandacht voor het eten of voor elkaar is er respectievelijk nooit en zelden. De meeste dagen eindigen in de late middag of in de vroege avond wanneer op hetzelfde moment de race tegen de klok begint voor het van opvang/school halen van de kinderen. Opnieuw zijn het de tijd voor gezond eten (koken), aandacht voor elkaar en kwaliteit van slaap die worden ingeleverd. Dag in dag uit, want de patiënt gaat voor.

Gelukkig is er ook hoop. Inmiddels kan in veel ziekenhuizen digitaal worden overgedragen. Zijn er ziekenhuizen met een grote fietsenkelder en bijbehorende douches om fietsend woon-werk verkeer te stimuleren. Verdwijnen frisdrank- en snoepautomaten van de patiëntenafdelingen. Drinken patiënten gewoon water of thee. Verdwijnt gefrituurd voedsel uit het persooneelsrestaurant. Zijn er sta-bureaus en hometrainer-stoelen. Staan er groene pijlen bij de trap (met uitleg in de lift). Alleen die verdomde saucijzenbroodjes bij de ingang van elk ziekenhuis lijken hardnekkiger dan….

Tekst & beeld: Remko Kuipers

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Ik wil mijn kinderen groot zien worden

Wendy Manders (36) was tien jaar terug hoogzwanger van een tweeling toen ze plots een hartinfarct kreeg. Ze overleefden met zijn drietjes, Wendy kreeg later een donorhart.

Met Wendy een afspraak voor een interview maken is niet zo eenvoudig. Ze is druk met werk en de avondvierdaagse. Het is alweer de derde die ze samen met haar kinderen, een jongen en een meisje, loopt. Ze geniet enorm dat ze dat nu kan. Vanzelfsprekend is het allemaal niet. Toen ze hoogzwanger was, veranderde haar leven ingrijpend. “Ja, ik lag in het streekziekenhuis in mijn woonplaats Uden, in verband met de zwangerschap van de tweeling. Ik had weeënremmers gehad. De 32 weken waren al om en het leek goed te gaan. Toen ik daar één nacht was, werd ik alleen zo vreselijk naar. Ik had zelf het idee dat de pijn niet met de zwangerschap te maken had. Ik had pijn op de borst, arm en kaak, de klassieke symptomen van een hartinfarct, alleen dacht niemand daaraan. Uiteindelijk werd er toch een hartfilmpje gemaakt. Het was ernstig mis. Ik verhuisde naar het academisch ziekenhuis van Nijmegen.”

In slaap

“Eigenlijk konden ze in Nijmegen weinig aan mijn hart doen. Ik had een kransslagadervernauwing, maar op een niet toegankelijke plek. Met dotteren zouden ze er niet doorkomen. Een stent of omleiding was ook niet mogelijk. Natuurlijk waren er grote zorgen om de kinderen, omdat mijn toestand kritiek was. Tegen mijn man en moeder was gezegd dat ze niet in uren maar in kwartieren moesten denken. De jongen en het meisje werden met een spoedkeizersnede gehaald. Ik wist van hun geboorte, maar werd daarna vijf dagen in slaap gehouden. Voordat ik met ontslag kon hebben de doctoren een ICD geplaatst. Ik overleefde. De artsen spraken van een wonder. Ik ben door het oog van de naald gekropen.”

Verstandskiezen

“Eenmaal thuis kon ik niet als andere moeders voor mijn kinderen zorgen. Ik was almaar moe. Dat ging vijf jaar zo door. Ik vraag me nog wel eens af hoe ik alles doorstaan heb. Privé en professioneel heb ik veel hulp gekregen, maar ik stond constant in de overlevingsmodus. Het opvoeden van een tweeling is vast extra zwaar, maar ik kan niet vergelijken hoe het is om maar één kind te hebben. Ik heb ook dingen gemist. Zo heb ik nooit achter een kinderwagen gelopen. Er is één foto van mij achter de buggy, genomen tussen het huis en de auto. Die paar meter waren net te doen. Aan de ene kant is het hard, aan de andere kant is het zoals het is.”

“Al snel bezocht ik regelmatig de polikliniek van cardiologie in Utrecht voor een donorhart. Zonder zou ik niet lang leven. Mijn gezondheid werd gecheckt. Ik kwam in aanmerking voor een transplantatie. Wel moest ik mijn verstandskiezen laten trekken. Dat was een eis voor de hartoperatie. Het heeft te maken met de diepere holtes. Daar kunnen zich bacteriën nestelen. Die kunnen complicaties geven en na de transplantatie afstoting veroorzaken.”

Pillenontbijt

“Toen het telefoontje kwam dat er een donorhart beschikbaar kwam, was dat eng en spannend tegelijk. Zo’n transplantatie is niet niks, maar het was vooral positieve spanning. Het gaat de goede kant op. Dat idee overheerste bij mij. De operatie verliep goed en met het revalidatietraject is het vrij snel gegaan, al was het eerste jaar zwaar. Ik slikte massa’s pillen. Alleen ’s ochtends waren dat al veertien stuks. Medicatie tegen afstoting, cholesterol, bloedverdunner, van alles wat. Dan grapte ik dat dat mijn ontbijt was. Rauwe producten zijn van mijn menu. Vlees en ei moeten doorbakken zijn. Ik zondig wel eens, maar over het algemeen neem ik geen risico’s. In het ziekenhuis had ik al geoefend met trappenlopen. Dat moest ik thuis zelfstandig kunnen. Na negen maanden liep ik de avondvierdaagse met mijn kinderen. Die zaten net op de basisschool, het was hun eerste wandeltocht. De maand daarna gingen we met het hele gezin op vakantie.”

HEMA

“Het gaat nog altijd goed met me. Ik werk 18 uur per week op de gebaksafdeling van de HEMA. Ik ben daar even los van mijn rollen als echtgenote, moeder en transplantatie patiënte en dat is fijn. Voor de zwangerschap werkte ik in de thuiszorg. Het was wel frustrerend dat ik die nadien zelf nodig had. Het blijft zoeken naar een balans in het leven, grenzen aangeven en goed voor je lijf zorgen. Ik ben lid van een groep van hart- en longgetransplanteerden, allemaal gelijkgestemden. De lotgenotencontactdag is belangrijk voor me.”

“Ik ben nog dezelfde Wendy als vroeger, maar met meer levenservaring. Ik houd ervan om leuke dingen te doen. Ik ben geen persoon om stil te zitten. Vroeger was ik altijd onzeker en verlegen. Nu vind ik het delen van mijn verhaal belangrijk. Iedereen kan pech hebben en ziek worden. Niet alleen mensen die al wat ouder zijn. De pensioenleeftijd zal ik niet halen, maar ik wil wel mijn kinderen groot zien worden.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Wendy Manders

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Webinar: in gesprek met vaatchirurg Kak Khee Yeung over een aneurysma

Op woensdag 13 december 2023 om 19.00 uur organiseren wij een interessant webinar met vaatchirurg Kak Khee Yeung. Wellicht kunt u haar reeds uit ons Hartbrug Magazine! Tijdens dit webinar maken wij kennis met haar en bespreken we het thema aneurysma.

Een aneurysma is een verwijding in een ader of slagader en komt meestal voor in de aorta en in de hersenen, maar kan zich ook bevinden in het hart of in een andere ader of slagader. Je kunt een aneurysma vergelijken met een bubbel die wel eens ontstaat bij het oppompen van je fietsband. Die bubbel ontstaat op een plek waar de band zwak is. Die bubbel kan snel ploffen en scheuren. Ook een aneurysma kan scheuren, het risico daarop is zelfs groot. Als gevolg daarvan treden er hevige klachten op, die direct behandeld moeten worden. Zo’n scheuring van een aorta in de buik is in drie van de vier gevallen dodelijk. De helft van de patiënten overlijdt voor ze het ziekenhuis bereikt hebben. De helft van de mensen die in het ziekenhuis geopereerd worden aan zo’n gescheurde aorta in de buik, overlijdt vervolgens alsnog. Het scheuren van een aneurysma in de borstholte (thorax) is praktisch altijd fataal.

Dit thema belichten we uitgebreid in het webinar. Ook bestaat de mogelijkheid om vragen te stellen hierover. Vragen kunnen van tevoren worden gemaild naar info@hartpatienten.nl of tijdens het webinar gesteld worden in de live chat.

Het webinar vindt plaats op woensdag 13 december om 19.00 uur.

Dit jaar organiseren we diverse interessante webinars waarbij gevarieerde onderwerpen centraal staan. Vriend(inn)en, abonnees en supporters van HPNL kunnen hieraan deelnemen. Lees hier meer informatie over de mogelijkheden. Ter introductie kunt u dit webinar geheel gratis volgen.

Schrijf u nu in voor dit webinar en wees er snel bij; er zijn maar een beperkt aantal plaatsen vrij!

LET OP: VOL = VOL en inschrijven = noodzakelijk!

Hopelijk tot 13 december!

Schrijf u hier in.

Team HPNL

Ken je ritme!

Controleer regelmatig je polsslag! Dan weet je hoe je ritme is. Zo’n regelmatige controle beschermt je tegen een beroerte ten gevolge van boezemfibrilleren.

Waarom je dat zou doen? Omdat zeker 80.000 mensen in Nederland zonder het te weten boezemfibrilleren hebben! Je weet het niet, merkt het niet, je hebt er schijnbaar geen last van, hebt geen klachten daarvan – maar in zo’n geval is de hartslag desondanks onregelmatig, waardoor het risico op een beroerte vijf keer groter dan normaal is!

Bij boezemfibrilleren klopt het hart sneller dan normaal en bovendien onregelmatig. Het is een stoornis van het hartritme, die ontstaat in de linker- en rechterboezem. Boezemfibrilleren kan af en toe optreden, of juist langer duren of zelfs altijd aanwezig zijn. Het gaat om een ziekte die blijvend is!

Hoe kom je erachter of je er last van hebt? De meest voorkomende klachten zijn hartkloppingen, pijn op de borst, duizeligheid en kortademigheid. Maar nogmaals: de meeste mensen met boezemfibrilleren hebben juist geen klachten.

Boezemfibrilleren kan leiden tot het ontstaan van bloedstolsels in de boezem van het hart, losschieten en daardoor een bloedvat afsluiten. Als dat in de hersenen gebeurt, leidt dat tot een beroerte met vaak ernstige gevolgen.

Bij twijfel: ga naar de dokter!

Is metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn?

Dat je als mens nooit uitgeleerd bent, bleek maar toen ik het boek van dr. Mindy Pelz, ‘Fast like a girl’ las. Er ging een wereld voor me open en er vielen een hoop puzzelstukjes op zijn plek.

Als grote fan van koolhydraatarm eten heb ik namelijk altijd ervaren dat dit voedingspatroon voor vrouwen niet persé goed werkt, in ieder geval niet structureel. Dit boek legde precies uit waarom dit zo is én wat dan wel werkt. Eén van de principes die werd toegelicht in het boek is metabool flexibel, die ik voor dit artikel zal toelichten én natuurlijk hoe je daar voor jezelf winst mee kan behalen.

Voor al deze informatie is een natuurlijk voedingspatroon belangrijk. Geen bewerkte producten en zo min mogelijk bewerkte koolhydraten en suikers.

Twee soorten verbranding

Ik heb hier al meerdere artikelen over geschreven, maar toch even een korte opfrisser voor wie dit nog niet weet. Het lichaam kent twee bronnen van energie, van brandstof. Wat wij in de Westerse wereld kennen en waar we bijna allemaal in leven is de verbranding van koolhydraten, in het lichaam is de brandstof hiervan glucose. De andere verbranding is die waar je met koolhydraatarm/ketogeen eten naar streeft heet ketose, de verbranding van vetten en de brandstof ketonen.

Eet je een koolhydraatrijk voedingspatroon dan verbrand je dus glucose; eet je een koolhydraatarm voedingspatroon dan verbrand je ketonen. En dan heb je nog ‘de gulden middenweg’ en die heet metabool flexibel.

De gulden middenweg

Op het moment dat je metabool flexibel bent ga je bewust, voor jouw gezondheidssituatie passend, van verbrandingen wisselen. Je leeft bijvoorbeeld enkele weken in suikerverbranding en vervolgens weer naar vetverbranding.

Beide verbrandingen hebben hun voor- en nadelen en door dit af te wisselen kun je optimaal gebruik maken van de voordelen van beiden. De voornaamste voordelen van suikerverbranding zijn het naar beneden brengen van het stresshormoon cortisol en het optimaal voeden van je darmen. Terwijl de voordelen van vetverbranding zijn het boosten van je energiepeil, vet verbranden en het op gang brengen van een fysieke detox.

Er wordt zelfs gedacht dat metabool flexibel onze natuurlijke staat van zijn is, omdat vanuit de oertijd gezien fases van feast (suikerverbranding) met periodes van famine (vetverbranding) zich afwisselden op basis van de beschikbaarheid van voedingsmiddelen.

Voor elke situatie een ideale aanpak

Voor vrouwen is er een ideale aanpak hiervoor die samenloopt met je cyclus. Er is een specifieke wisselwerking tussen insuline, cortisol en de vrouwelijke sekshormonen oestrogeen & progesteron. Wat maakt dat elke fase in de cyclus van een vrouw een andere aanpak vraagt. In de fases dat je oestrogeen opbouwt (dag 1 – 10 van de cyclus) is het belangrijk niet teveel insuline (glucose, koolhydraten) te hebben want dit zit de aanmaak van oestrogeen in de weg en is dus koolhydraatarme voeding ondersteunend. Terwijl in de progesteron opbouw (een week voor de menstruatie) en tijdens de ovulatie juist cortisol funest is en je beter in suikerverbranding kunt zijn. Dit geldt ook specifiek voor vrouwen die in de overgang zitten, omdat dit helpt om je hormonen zoveel mogelijk op orde te houden én eventuele overgangsklachten te verminderen.

Vrouwen na de overgang kunnen naar eigen inzicht fases van suikerverbranding en vetverbranding afwisselen. Dit kan je op wekelijkse, tweewekelijkse of maandelijkse basis doen. Het is goed om hierin af te wisselen zoals ik hieronder zal uitleggen. Na de overgang heb je ook nog oestrogeen nodig en gebruikt het lichaam de vetcellen om oestrogeen aan te maken. Dit is ook de reden dat je vaak aankomt na/tijdens de overgang, door gebruik te maken van de twee verbrandingen kun je je lichaam in je hormoonhuishouding beter ondersteunen en afvallen op een gezonde manier stimuleren.

Voor mannen is het makkelijker, die hebben slechts één hormoon om rekening mee te houden, testosteron. In fases van vetverbranding wordt er meer cortisol (stresshormoon) geproduceerd en dit zit de aanmaak van testosteron in de weg. Langdurig koolhydraatarm eten kan dus voor lager testosteron zorgen. Voor mannen is metabool flexibel dus een manier om testosteron optimaal te stimuleren.

Ondersteunen met vasten

Wil je bijvoorbeeld afvallen, je darmbalans herstellen of je immuunsysteem optimaal inzetten voor ziektes. Dan kun je de fases van vetverbranding combineren met vasten. Je kan intermittent fasting doen, waarbij je ergens tussen de 13 en 18 uur per dag niet eet. En je kunt een langere vast doen van 24, 36 of zelfs 72 uur, waarbij autofagie op gang komt, dit is een proces van celvernieuwing die je gezondheid enorm kan ondersteunen.

Het is goed voor je lichaam om zowel in de duur van het vasten, als de fases van vet- en suikerverbranding te variëren. Hiermee breng je een gezonde stress op gang, hormese, waardoor je lichaam op een goede manier wordt uitgedaagd. Dit is ook effectief als je met je gezondheidsdoelen op een plateau terecht komt om jezelf weer een zetje te geven.

De komende tijd zal ik meer delen over metabool flexibel aangezien ik hier zelf nu mee aan het experimenteren ben. Volg www.greentwist.nl om meer informatie hierover te ontvangen.

Tekst: Iris Heuer
Beeld: Floris Heuer

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Geef piekeren de ruimte om rust in je hoofd te krijgen

Stefan van der Stigchel, hoogleraar cognitieve psychologie in Utrecht, doet onderzoek naar aandacht. Om ons op dagelijkse denktaken te kunnen concentreren, moeten we ons brein voldoende rust geven. Dat dan soms negatieve gedachten opkomen, hoort erbij.

“Even voor alle duidelijkheid”, begint Stefan van der Stigchel (1980), “ik doe onderzoek naar hoe aandacht werkt. Alles wat we in mijn werkveld weten over dit onderwerp is erg technisch geformuleerd. Daarom heb ik drie praktische boeken voor het grote publiek geschreven, in begrijpelijke taal. Zo breng ik twee werelden bij elkaar.”
“In onze maatschappij is concentratie vrijwel altijd nodig. Werk dat op de automatische piloot kan, komt nauwelijks voor, maar ook voor het lezen van een boek of een gesprek is aandacht vereist. Om onafgebroken met focus aan een taak te kunnen zitten, moet je het brein alleen wel regelmatig rust geven. Als je even pauze neemt van een taak komt het tot mind-wandering, ga je dagdromen en komen vrije associaties op. Voor de gemiddelde mens levert dagdromen naast positieve ook negatieve gedachten op. Dat is volkomen normaal. Als het negatieve doorslaat, kom je evenwel niet genoeg tot rust. In coronatijd zag je dat bij veel piekerende mensen gebeuren. Concentreren lukte bij gevolg stukken slechter.”

Piekeren is herkenbaar voor talloze hartpatiënten. Heb je tips waarmee ze meer tot rust kunnen komen?

“Ik geef doorgaans drie tips. Nummer één: reserveer een piekeruurtje. In dat uurtje kun je bijvoorbeeld gaan wandelen terwijl je die negatieve gedachten toestaat. Ze mogen er zijn, ze moeten eruit. Bij zorgen stilstaan is ook belangrijk. Ze leiden je immers steeds weer af. Met zo’n uurtje is het makkelijker ze los te laten. Komt er buiten dat uurtje om nog iets op dan kun je dat parkeren, omdat je weet dat je het later op de dag (of morgen) weer mag laten gaan. Studies hebben uitgewezen dat het werkt.”
“Tip nummer twee: cognitieve offloading (ontlading). Schrijf al je zorgen op. Je vertrouwt het daarmee aan de wereld toe. Je kunt je daarna beter concentreren, omdat het uit je hoofd is, daar gaat het om. Het is niet weg. Je kunt het er altijd nog bij pakken.”
“Tip nummer drie: mindfulness. Het blijft mij positief verrassen hoe goed deze meditatieve ademhalingstechnieken werken. Je leert bewust ervaren hoe gedachten opkomen en er met afstand naar kijken. Onder het fietsen of onder de douche komen bepaalde thema’s steeds weer terug. Regelmatig negatief, bijvoorbeeld dat je niet goed genoeg bent of niet gezien wordt. Of er zijn zorgen over de gezondheid. Er zitten patronen in die je leert herkennen, waarin je steeds gevangen raakt. Daardoor kun je eenvoudiger zeggen: ‘hé, daar ga ik weer, dat doe ik nou altijd.’ Het is dan makkelijker afstand nemen, terug te gaan naar waarmee je bezig was – de concentratie op je ademhaling, de meditatie in het Hier en Nu.”

Het makkelijkste bij piekeren is online gaan, voor iedereen tegenwoordig.

“Ik veroordeel dat niet, maar écht nietsdoen is het allerbeste om mentaal tot rust te komen. Je gedachten kunnen dan de vrije loop nemen. Dat voelt soms minder prettig dan lekker bezig zijn of een boek lezen, maar toch is het belangrijk. Daarom is in je eentje wandelen ook vollediger dan met zijn tweetjes, breintechnisch gezien. Al is dat beter dan stilzitten met een heftige serie op je mobiele telefoon. Dat is enorm belastend. Het is goed je daarvan bewust te worden. Na rust kun je je weer beter concentreren. Welk boek van mij je daarover het beste kunnen lezen? Concentratie. Dat is de titel.”

Met het ouder worden zou een mens zich alleen minder kunnen concentreren.

“Dat klopt. Het heeft te maken met de veroudering van het brein. De frontaalkwab is de dirigent van je brein. Het geeft controle over je acties. Het wordt als laatste stukje hersenen volwassen, tussen 19-21 jaar, maar is ook het eerste stukje dat kwaliteit verliest. Zo’n 15-20 jaar is het op zijn krachtigst. Daarna wordt het moeilijker om je af te sluiten voor afleidingen en prikkels. Je kunt dat proces van kwaliteitsvermindering niet vertragen. Gelukkig is een verminderde concentratie op latere leeftijd niet per se zorgelijk. Ouderen passen hun omgeving intern en extern zo aan dat hij past bij de breinstatus. Ze doen dat bijna vanzelf. Ze gaan rustiger leven en hoeven niet meer zo nodig naar elk feestje. Ze worden eerder moe, maar voelen zich ook minder verplicht en kiezen meer waar ze zelf zin in hebben. Jongeren durven binnen hun sociale netwerken niet zo goed hun eigen plan te trekken. Dat moeten ze nog leren.”

Tekst: Mariëtte van Beek
Beeld: Stefan van der Stigchel

Opzoek naar lotgenotencontact? Check ons forum of onze besloten FB-groep.

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.