Vinger aan de pols

Steeds vaker kunnen hartpatiënten thuis dingen doen, die via internet bij de behandelend cardioloog terecht komen. Die geeft dan vervolgens, waar nodig, advies. Een mooie ontwikkeling, het scheelt een bezoek aan de poli. Maar tegelijkertijd zijn er ook zorgen over deze ontwikkeling. Zo maakte de NOS onlangs bekend dat een hartmonitor waarmee Amerikaanse patiënten thuis hun hartritme kunnen controleren, niet altijd goed zou werken. Medisch specialisten houden via die monitor de hartfilmpjes op afstand in de gaten. Maar de thuisgemaakte hartfilmpjes kwamen soms niet goed aan bij de cardioloog. Belangrijke meldingen over afwijkende hartritmes bereikten de cardioloog daardoor niet.

Het apparaat dat wel eens zou haperen, is van Braemar Manufacturing, een dochteronderneming van Philips. De Amerikaanse medische waakhond FDA bracht twee doden en meer dan honderd gevallen van gezondheidsschade in verband met het falen van de kastjes, de Mobile Cardiac Outpatient Telemetry (MCOT), een soort pleister met een monitor, aldus de NOS.

Opgelost

Overigens voor ons hier geen reden tot zorg: In Nederland worden dit soort kastjes volgens Philips niet gebruikt. Dus geen reden om uw cardioloog te bellen, zo’n kastje heeft hier niemand, volgens Philips. Bovendien is het probleem in de VS inmiddels opgelost: Philips reageerde snel en zorgde voor een update, waarna alles weer goed werkte.

Loftrompet

Hartpatiënten Nederland volgt dit soort ontwikkelingen op de voet. Het is rond de moderne techniek niet allemaal rozengeur en maneschijn, immers. Dat maakt het voor ons belangrijk de vinger aan de pols te houden. Je ziet bijvoorbeeld ook dat dingen waarover nu de loftrompet gestoken wordt, over een paar jaar wellicht juist weer uit den boze zijn. We besteden bijvoorbeeld erg veel aandacht aan leefstijl en gezonde voeding. Maar de inzichten daarover veranderen ook met de regelmaat van de klok. Alle reden dus om die ontwikkelingen op de voet te volgen en u als lezer daarover te informeren.

Onafhankelijk

Bovendien zijn we erg kritisch op zogenaamd wetenschappelijk onderzoek, dat gefinancierd wordt door de farmaceutische industrie. Daar hebben we het niet op. We hechten veel meer aan onafhankelijk onderzoek. De reden moge duidelijk zijn: wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Je zou je kunnen afvragen of een medicijn, aangeprezen in een onderzoek betaald door een farmaceut, wel echt zo gezond is. Worden bijwerkingen wellicht gebagatelliseerd, zoals zo vaak al voorkwam in dit soort onderzoeken?

Zonder u zijn we nergens!

Hoe dan ook, Hartpatiënten Nederland wikt en weegt, en slikt niet alles voor zoete koek. Dat maakt onze organisatie ook zo belangrijk. We zijn en blijven hard nodig. Als grootste onafhankelijke belangenbehartiger van hartpatiënten staan wij dagelijks voor uw belang. Dat kunnen we omdat wij uw steun krijgen. En voor zover we uw steun krijgen. Daarom spreek ik van ganser harte de hoop uit, dat u ons blijft steunen, ook financieel. Want wij nemen geen geld aan van de farmaceutische industrie, en krijgen geen subsidie, om onafhankelijk te blijven.

Vandaar: zonder u zijn we nergens! Maak ons werk ook straks mogelijk! Wij zijn er voor u, maar we kunnen dat niet zonder u!

Jan van Overveld

Deze column verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.

Elke seconde telt

Samen met haar dochter Joelle (25) en buurvrouw Lidia van den Bos (58) heeft Jolanda Kreeft (57) gezorgd voor een AED in hun eigen wijk in Klundert. De aanleiding hiervoor was hun achterbuurvrouw, een jonge moeder van twee kleine kinderen die door een hartstilstand om het leven kwam. Joelle: “Plotseling kwam het heel dichtbij.”   

De man van Jolanda en vader van Joelle zit al 35 jaar bij de vrijwillige brandweer in Klundert. Het is Joelle met de paplepel ingegoten: zij zat bij de jeugdbrandweer en is doorgestroomd naar de vrijwillige brandweer toen ze achttien was. Sinds een jaar is ze bevelvoerder. Jolanda, Joelle en Lidia kunnen alle drie reanimeren, iets wat ze heel belangrijk vinden. “Wij krijgen thuis geregeld meldingen van de brandweer”, vertelt Jolanda. “Na de coronatijd kwamen er naar ons idee veel meer meldingen binnen van reanimaties dan daarvoor, ook bij ons in het dorp. Vervolgens overleed de achterbuurvrouw, één straat achter ons. Zo ontstond het initiatief voor een AED in de buurt.”

Animo in de buurt

Samen met Lidia regelden Jolanda en Joelle alles. “We hebben bij alle bewoners in meerdere straten briefjes door de brievenbus gedaan, om te kijken of er animo was voor een AED in de buurt”, zegt Joelle. “Een AED is namelijk vrij prijzig: meer dan tweeduizend euro. Daarom dachten we aan ongeveer vijfentwintig euro per huishouden, maar natuurlijk was iedereen vrij om te geven wat ‘ie wilde. Al snel bleek er voldoende animo te zijn. Toch kwam er nog wel wat bij kijken om de AED daadwerkelijk te organiseren.” Jolanda werkt bij Vebego Cleaning Services en mede via de foundation van haar werkgever hebben ze het benodigde bedrag uiteindelijk rond gekregen, geeft ze aan. “Als je als werknemer een mooi doel hebt, is het mogelijk om vanuit de Vebego foundation een bedrag te ontvangen. Ik heb ons verhaal en het belang van een AED in de wijk dan ook aan ze uitgelegd en met hun hulp konden we de AED uiteindelijk volledig bekostigen.”

HartslagNu app

Vervolgens lieten ze zich informeren over welke AED het beste is. Zo kochten ze er uiteindelijk één die ook bij de brandweer en politie wordt gebruikt. Joelle: “Onze AED kan zowel voor volwassenen als kinderen worden gebruikt. Hij is aangemeld bij HartslagNu en er zit een code op. Als je een reanimatiediploma hebt en kunt reanimeren, kun je je aanmelden via de app en krijg je reanimatiemeldingen bij jou in de buurt. Je krijgt een sms waarin wordt vermeld waar je de AED moet ophalen en op welk adres je hulp nodig is. Natuurlijk moet je dan zo snel mogelijk ter plaatse zijn, want elke seconde telt. Hoe langer de hersenen geen zuurstof krijgen en het hart niet functioneert, hoe groter de kans dat iemand het niet overleeft of er uiteindelijk goed uit komt.”

Reanimatiecursus volgen

Tijdens de rondvraag in de buurt hebben Lidia en Joelle ook gevraagd wie er een reanimatiecursus wilden volgen, vertelt Joelle. “We hebben een presentatie gehouden in het dorp en er waren verschillende mensen die naar aanleiding daarvan een reanimatiecursus wilden volgen. Dat is natuurlijk hartstikke fijn, want zij kunnen allemaal helpen. We hebben nu meerdere mensen met een zorgachtergrond of reanimatiediploma in de buurt, die allemaal gebeld kunnen worden als er in de omgeving iets gebeurt. Natuurlijk is niemand verplicht om een reanimatiecursus te doen, maar het is altijd fijn als iemand binnen het gezin weet wat ‘ie op zo’n moment moet doen. Dat redt mensenlevens.”

Meer levens redden

Inmiddels bijna twee jaar geleden is de AED opgehangen op de oprit van Jolanda en Joelle en in werking gesteld. “We hebben toen een officiële opening gedaan”, vertelt Jolanda. “Alle mensen die eraan hebben bijgedragen, waren uitgenodigd en hebben er informatie over gekregen. Het leuke is dat je merkt dat andere mensen door zo’n opening ook aan het denken worden gezet. Er zijn bij ons al drie wijken in het dorp die óók het initiatief hebben genomen voor een AED. Dat is natuurlijk heel mooi.” Wat nóg mooier is, is dat er al twee levens met de AED zijn gered. Joelle: “Ik ben zelf bij één van de reanimaties geweest, de andere was in een straat verderop. Doordat we snel ter plaatse waren met een AED, hebben we twee mensenlevens kunnen redden. Zij maken het naar omstandigheden goed. Dat is natuurlijk geweldig. Daar doen we het voor.”

Waarom dit interview met Jolanda en Joelle?
We hebben allemaal onze verhalen met betrekking tot het hart. Zo ook Jolanda en Joelle. Hun verhaal kan ook anderen aanzetten tot het volgen van een reanimatiecursus of misschien wel een eigen initiatief voor een AED in de buurt.

 

Tekst: Laura van Horik
Foto: Jolanda Kreeft

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Karma is een Bitch??

Is het je opgevallen dat deze uitspraak steeds vaker gebruikt wordt? Het zal wel duidelijk zijn dat ‘bitch’ hier als scheldwoord wordt gebruikt en dat er geen schattig vrouwelijk hondje mee bedoeld wordt. De uitdrukking kan vergeleken worden met uitdrukkingen als: Boontje komt om zijn loontje, wat je zaait zul je oogsten en God straft direct. Alleen klinkt het veel heftiger. De jeugd gebruikt ook vaak het woord Karma om aan te geven dat het je eigen schuld is dat er iets negatiefs met je gebeurt. Karma heeft op deze manier een erg negatieve betekenis gekregen, terwijl het eigenlijk positief is, of beter gezegd iets neutraals is, wat een positieve uitwerking kan hebben. Dat ga ik proberen uit te leggen.

Karma komt uit het Sanskriet en verwijst naar de universele wet van Acte en Reactie of van Oorzaak en Gevolg. We hebben al eerder besproken dat God, het oneindig Bewustzijn, of het Zelf, hoe we het ook willen noemen, niet straft, doodeenvoudig omdat het niet oordeelt. Op Bewustzijnsniveau bestaat er geen goed en fout. De mens doet iets en het gevolg is daaraan gekoppeld. Dit gevolg kan positief of negatief ervaren worden, maar het is simpelweg het gevolg van onze actie, die eraan voorafging. Hoe dan ook, het is altijd bedoeld om onze ogen te openen voor wie we werkelijk zijn, namelijk Oneindig Bewustzijn.

We kunnen er dus van leren, net zoals we van andere “fouten” kunnen leren. Als we op school een onvoldoende kregen, loonde het de moeite om te kijken wat we “fout” gedaan hadden, en als we bereid waren om hier iets mee te doen, dan was de kans groot dat we de volgende keer een bevredigender resultaat zouden bereiken.

Zo werkt dat ook met levenslessen, ze nodigen ons uit om zo door te gaan, of juist om er anders naar te kijken en er dus anders op te reageren.

Hoe dan ook, het begint altijd met onze eigen actie. Overigens staat deze actie meestal niet op zichzelf. Het is vaak een reactie op iets anders, iets dat ons raakt op positieve of negatieve wijze. Zo is er dus vaak sprake van lange ketens van oorzaken en gevolgen, die soms generaties lang in families of gemeenschappen door kunnen gaan. We kunnen dit oplossen door naar ons eigen stukje oorzaak en gevolg te kijken.

Dit is vaak lastig, omdat we geneigd zijn naar de ander te wijzen. Als die het anders had gedaan, zou ik ook niet zo gereageerd hebben. Mijn actie is dus een reactie op de actie van de ander, het is dus het Karma van de ander. Lekker puh, had hij of zij het maar anders moeten doen. We zijn ons er echter niet van bewust dat onze reactie hetzelfde is als onze eigen actie die weer een andere reactie veroorzaak. Zo gaat het Karma van de één over in het Karma van de ander (in dit geval van onszelf). Wij alleen kunnen deze keten doorbreken door naar ons eigen stukje te kijken en daar verandering in te brengen.

Als je vindt dat de ander dat niet verdient, ontzeg je jezelf het geluk en de vrede. Dan denk je de ander te straffen, maar tegelijk straf je jezelf. “Als je altijd doet wat je altijd hebt gedaan, zul je altijd krijgen wat je altijd hebt gekregen” (Einstein).

Eerlijk naar je Karma kijken is de weg naar vrijheid. Als karma dus een “bitch” is, laat het dan onze hulphond zijn!

 

HARTelijke groet,

Jan Chin

 

Foto: Jan Chin | © Leon Geraedts

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine.

Stilstaan is achteruitgaan

Klachten heeft hij nooit ervaren en tóch kreeg Jean-Pierre Sanders (51) afgelopen juli uit het niets een hartinfarct. Een week later belandde hij vervolgens nogmaals in het ziekenhuis. “Ik heb een week lang ellende meegemaakt.”

Het was die bewuste vrijdagmiddag twintig over vier en Jean-Pierre was net klaar met werken. Plotseling voelde hij een druk op zijn borst. In eerste instantie dacht hij dat het spierpijn was van het werk dat hij die dag had verricht, maar vervolgens voelde hij trillingen in zijn arm en begon hij te zweten. “Ik vertrouwde het niet”, zegt hij. “Daarom belde ik toch even naar de huisartsenpost. Nadat me wat vragen werden gesteld, kreeg ik te horen dat het klonk als een hartinfarct. Ik dacht: waar heb jij het nu over? Er moest even worden overlegd en ik moest aan de lijn blijven. Vervolgens werd me gevraagd of ik een aantal minuten later rechtstreeks naar het ziekenhuis kon bellen, omdat de huisartsenpost ging sluiten en het ziekenhuis het dan zou overnemen. Ik wist niet goed wat nu de bedoeling was, dus stapte ik in de auto en reed ik naar het ziekenhuis.”

Dotteren

Vijf minuten later stond hij voor de slagboom en belde hij netjes aan. “Er werd me gevraagd waar ik was, want de ambulance stond voor me klaar. Toen ik vertelde dat ik al bij het ziekenhuis stond, kreeg ik te horen dat dat absoluut niet de bedoeling was. Ze vonden het knap dat ik daar gekomen was, want ik had eigenlijk niet zelf mogen rijden.” Jean-Pierre werd naar binnen gebracht, de kamer op gereden en er werden plakkers op zijn lichaam bevestigd. Een hartfilmpje wees uit dat hij inderdaad een hartinfarct had gehad. “Even later lag ik op de operatiekamer. Er bleek een verstopping in één van mijn aderen te zitten, maar op een moeilijke plek. Een stent plaatsen zou erg ingewikkeld worden. Daarom ben ik gedotterd.”

Druk op de borst

Alles ging gelukkig goed. Vier dagen later werd Jean-Pierre ontslagen uit het ziekenhuis en mocht hij naar huis. “Ik had op het moment van vertrek nog allerlei vragen, die niemand echt kon beantwoorden. Ik werd naar huis gestuurd met een batterij aan medicijnen en daar moest ik het mee doen. Een week later dronk ik een kop koffie bij mijn moeder en voelde ik ineens wéér een druk op mijn borst. Ik herkende het meteen. Daar gaan we, dacht ik. Ik had vanuit het ziekenhuis een spray meegekregen die ik op zo’n moment twee keer onder mijn tong moest spuiten. Verdwenen de klachten niet, moest ik opnieuw het alarmnummer bellen.”

Maagbeschermer

De druk op zijn borst trok niet weg en dus belde Jean-Pierre 112. Met sirenes en al werd hij opnieuw naar het ziekenhuis in Maastricht gebracht. “Ik ben rechtstreeks vanuit de ambulance de operatiekamer binnengereden en daar opnieuw gecheckt. In eerste instantie werd gedacht dat een andere ader was dichtgeslibt en ik opnieuw gedotterd moest worden, maar het bleek allemaal in orde te zijn. Waarom ik dan tóch een afwijking had, was toen nog een raadsel.” Hij wist niet goed wat hij ervan moest denken, maar uiteindelijk kwam na diverse onderzoeken toch de oorzaak bovendrijven: hij had geen maagbeschermer gehad. “Men bleek te zijn vergeten dat ik ook een maagbeschermer had moeten krijgen. Deze had ik de hele week nog niet geslikt, terwijl dat wel nodig was. Meerdere keren kreeg ik vervolgens een maagbeschermer en inderdaad, in een paar uur tijd ging mijn functie ineens omhoog. Mijn hartkloppingen werden minder en ik begon me weer normaal te voelen. Na vijf dagen mocht ik uiteindelijk naar huis, maar nog steeds was mij veel onduidelijk. Als je een gebroken been hebt, weet je precies wat er van je verwacht wordt, maar ik wist niet waar al die pillen voor waren en wat ik nu eigenlijk wel en niet mocht. Kon ik aan het werk gaan? Mocht ik autorijden? Wat vertelde ik mijn familie? Dat vond ik verwarrend.”

Focus op herstel

Met name via online lotgenotencontact is Jean-Pierre een stuk wijzer geworden en kreeg hij antwoorden op zijn vragen. Met ziekenhuisafspraken is hij even klaar. Hij wil zich nu vooral focussen op zijn herstel, geeft hij aan. “Ik wil rust, mijn leven normaal opbouwen. Focussen op mijn eetpatroon, regelmatig eten en zeven- tot achtduizend stappen per dag lopen. Ik ben nu ook onderdeel van een voedselprogramma bij een diëtist om aan te sterken. Mentaal voel ik me gelukkig sterk, maar lichamelijk merk ik dat ik er een paar jaar ouder op ben geworden. Ook qua kracht, al komt het wel steeds meer terug. Ik merk het met name als ik een dag te veel inspanning heb geleverd. Ik heb dan last van vermoeidheid. Verder is de bloedtoevoer naar mijn voeten niet meer zo goed. Toch voel ik me, ondanks deze klachten, geen hartpatiënt.”

Rustiger aan

Tot slot deelt Jean-Pierre graag nog wat tips. “Zorg voor een gezonde leefstijl, ook al wordt gezond leven je in de maatschappij niet makkelijk gemaakt. Breng minder tijd door op je telefoon en geniet meer met familie. Praat ook over wat je is overkomen. Ik merk dat veel mensen er niet over durven te praten, maar je moet het op een gegeven moment ook een plekje kunnen geven. Zelf ben ik niet iemand die stilstaat. Stilstaan is achteruitgaan. Ik heb mijn leven weer opgepakt en ben volop aan het werk in mijn eigen bedrijf. Niet alleen mijn vrouw en kinderen, maar ook mijn klanten weten hoe het ervoor staat. Niemand vindt het erg als ik wat rustiger aan doe. Ik neem nu vaker pauzes en ga tussendoor even rustig zitten. Kom ik thuis van mijn werk, zet ik mijn telefoon op stil. Morgen ben je de eerste, denk ik dan. Als je dat kan, heb je de helft al overwonnen. Uiteindelijk heb je tenslotte maar twee handen.”

Tekst: Laura van Horik
Foto: Jean-Pierre Sanders

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Nieuw cardiovasculair centrum versterkt onderzoek hart-en vaatziekten

De UT opent op dinsdag 25 maart een nieuw Cardiovasculair Health Technology Centre. Het gaat niet om een fysiek centrum, maar om een samenwerkingsverband tussen meerdere onderzoeksgroepen. Doel is om onderzoek en verschillende soorten technologieën op het gebied van hart- en vaatziekten bij elkaar te brengen.

‘Doordat wetenschappers krachten bundelen, zijn we zowel intern als extern beter zichtbaar en vindbaar’, vertelt Robert Passier, hoogleraar Applied Stem Cell Technologies en een van de initiatiefnemers. ‘Samen laten we aan de buitenwacht zien wat de UT allemaal in huis heeft als het gaat om cardiovasculair onderzoek en technologie. Als je dat vanuit een centrum doet, geeft dat een professioneler beeld dan wanneer dat versnipperd gebeurt.’

Negen thema’s

Onderzoek en technologie zijn binnen het cardiovasculair centrum verdeeld over negen thema’s, variërend van robotica tot aan gepersonaliseerde geneeskunde. Die indeling zorgt er volgens Passier voor dat onderzoekers elkaar straks beter weten te vinden. ‘Er ontstaat een community en dat is weer interessant om gezamenlijk onderzoeksfinanciering aan te vragen, maar elkaar zien en spreken, stimuleert ook het ontstaan van nieuw onderzoek.’ Dat gebeurt volgens de hoogleraar door het organiseren van seminars, workshops en open dagen.

Externe samenwerking

Verder zoeken onderzoekers en wetenschappers straks onder dezelfde vlag externe samenwerking op. ‘Die is er natuurlijk al, maar door het centrum krijgen we meer inzicht in welke relaties er al zijn en welke nieuwe we kunnen aanboren.’ De hoogleraar vertelt dat het belangrijk is om samen te werken met instellingen waar patiënten zijn, zoals universitair medische centra (UMCs) en patiëntenorganisaties. ‘Binnen de UT zijn er wel groepen die direct met patiënten werken, maar de focus ligt vooral op technologieontwikkeling. Door de krachtenbundeling verwachten we meer interactie te realiseren met de medische wereld. Op die manier komt er een directe koppeling tussen de patiënten en ons onderzoekswerk.’

Bedrijfsleven

Volgens Passier is het juiste moment aangebroken om met het centrum naar buiten te treden. ‘Ik ben ruim negen jaar geleden aan de UT begonnen vanuit Leiden. Ik ben een medisch bioloog, geïnteresseerd in engineering. Binnen onze vakgroep werkt een multidisciplinaire groep experts samen, waaronder engineers, biologen, maar ook bijvoorbeeld onderzoekers met expertise op gebied van rekenmodellen. De afgelopen jaren hebben we geïnvesteerd in het genereren van geavanceerde menselijke modellen. Nu zijn we in de fase om aan de buitenwereld te laten zien wat we doen. Niet alleen aan UMC’s of patiëntenorganisaties. Ook het bedrijfsleven toont belangstelling. Sterker nog: we ontvangen nu al aanvragen voor samenwerking.’

Meer info leest u hier

Bron & foto’s: u today 

Cardioloog Angela Maas: cultuurverandering gezondheidszorg

Voormalig cardioloog Angela Maas is sinds jaar en dag voorvechtster voor een andere cultuur binnen de gezondheidszorg. Een cultuur waarin vrouwen serieus worden genomen, en niet alleen mannen de baas zijn – zoals nu vaak het geval is. Samen met journalist Els Quaegebeur schreef ze het boek De Gezondheidskloof, waarin de schrijfsters een vlammend betoog houden voor een andere cultuur in de gezondheidszorg. En hardop de vraag stellen, waarom vrouwen nog steeds op achterstand staan.

Er bestaat bij artsen nog steeds geen gelijkwaardigheid tussen mannelijke en vrouwelijke patiënten, legt Maas uit. En dat ondanks de toegenomen kennis over verschillen tussen beide genders. Tel daarbij op dat de positie van de vrouwelijke arts en zorgwerkers ondergeschikt is. “Niet meer van deze tijd”, aldus Maas.

Vreemde eend

Ze legt de vinger op de zere wond: de cultuur binnen cardiologie en de rest van de gezondheidszorg. “Vrouwen worden nog te vaak beschouwd als een vreemde eend in de bijt”, zegt ze. “In de zorg heerst een patriarchale cultuur, waaraan je je als vrouw dient aan te passen. Anders val je buiten de boot.”

“Zo kwamen er een tijd geleden nieuwe richtlijnen voor het omgaan met vaatspasmen, waar vooral vrouwen last van hebben. Vlak daarna ging er in de cardiologiewereld een mail rond, waarin vrouwen als zeurpieten worden weggezet. Je ziet daarin een onwil om anders te gaan denken over vrouwelijke patiënten. Men wil het niet.”

Overleven

“Deze houding verdwijnt niet zomaar als er meer vrouwen in het vak komen. Het zit in de cultuur. We doen er allemaal aan mee. Ook ik deed dat. Ook ik heb vrouwen uitgelachen omdat ik vond dat ze rare klachten hadden. Dat is een overlevingsmechanisme, je wil niet buiten de groep vallen.” Maas vindt dan ook dat artsen kritisch naar zichzelf moeten leren kijken.

In haar boek beschrijft ze de vaak vrouwvijandige cultuur in de zorg. Die cultuur moet veranderen, vindt ze. “Maar dat gebeurt onvoldoende. Er is wel een verandering gaande, maar met name bij artsen boven de 50 zie je nog veel weerstand. Overigens ook bij jonge artsen, die net hun opleiding achter de rug hebben, en daar geleerd hebben dat vrouwen altijd zeuren. Er bestaat een weerstand om voortschrijdende wetenschappelijke kennis toe te passen. Die verandering vindt nog onvoldoende plaats in de beroepsgroep.”

Out of the box denken

In het boek benadrukt ze ook dat artsen creatiever moeten leren omgaan met de problemen van individuele patiënten. Out of the box moeten denken, buiten de heersende kaders. “Neem bijvoorbeeld armoede. Vrouwen die ondanks gezondheidsklachten niet komen vanwege het eigen risico in de zorg, of omdat ze het openbaar vervoer te duur vinden. Je moet je de vraag stellen: wat kunnen wij als beroepsgroep doen, als ziekenhuis, en als samenleving om deze vrouwen toch te helpen. Wellicht gratis vervoer naar het ziekenhuis, maar dat soort vragen stellen we ons niet. We hebben het dan relatief vaker over alleenstaande moeders met kinderen, of oudere vrouwen van wie de mannen vertrokken zijn. Wat trekken we ons daarvan aan? Dat geeft ook ongelijkheid in de zorg. We kunnen creatief zijn en gaan nadenken wat we eraan kunnen doen. Kijken hoe we bepaalde groepen patiënten kunnen helpen. We zijn te lui om hierover na te denken. We verschuilen ons erachter, dat het ons pakkie an niet is.”

Misbruik

Ze noemt een ander voorbeeld. “Een op de vijf vrouwen heeft een verleden met misbruik. Vragen we daar wel eens naar? Zijn we getraind om daarnaar te vragen? Durven we dat? Het boek is bedoeld om kritischer naar onszelf te kijken. En niet langer te wijzen naar de patiënt, die niet zou voldoen aan de normen die wij gesteld hebben. We hopen dat dit boek aanzet tot discussie over de cultuur in de zorg. We willen rammelen aan het systeem, dat ter discussie stellen. De gezondheidszorg heeft daar niet zoveel zin in, maar de wereld verandert, de patiënt wordt mondiger en artsen staan niet los van de samenleving.”

Incompetent

“Cardiologen die zeggen niet te geloven in man-vrouw-verschillen, hebben hun vak niet goed bijgehouden: dan ben je incompetent als specialist.” Maas is daarin heel stellig, ook in het boek. “Ik lig niet op de knieën voor de beroepsgroep.”

Ze wijst ook op de verschillen wat betreft medicatie. “Vrouwen hebben na een ingreep vaker bloedingsproblemen. Daar moet je de bloedverdunners op aanpassen. Kijk ook eens naar de bijwerkingen van statines. Simvastatine heeft voor vrouwen meer bijwerkingen dan rosuvastatine, maar we moeten van de zorgverzekeraar met simvastatine starten. Je hebt ook medicijnen voor hartfalen, die in mannendoseringen voor bijwerkingen bij vrouwen zorgen. Lager doseren blijkt voldoende effectief te zijn, maar we passen de doseringen onvoldoende aan. Het is luiheid, dat we patiënten als een eenheidsworst willen zien.”

Weerstand

Ze vindt het lastig steeds weer in de positie geplaatst te worden dat ze zich moet verdedigen. “Laten medisch specialisten maar eens uitleggen wat hun weerstand tegen verandering is.” Door de patriarchale cultuur in de zorg haken vrouwen af. “De vrouwonvriendelijke werkomgeving in sommige ziekenhuizen en opleidingen schrikt vrouwen af.” Maar ook een toenemend aantal jonge artsen, ook mannen, voelt zich in die cultuur niet prettig, en zij besluiten dan om liever arts buiten een ziekenhuis te worden, aldus Maas.

Discussie

“Met ons boek willen we een discussie op gang brengen. Hoe gaan we met elkaar om, kan dat ook anders. Hoe kunnen we onszelf ten goede verbeteren? Het boek is geen aanval op dokters. Het is bedoeld om kritisch naar ons eigen gedrag te kijken. Dat is lastig. Want we houden nu eenmaal niet van kritiek!”

Tekst: Henri Haenen
Foto: Angela Maas | © Fotografie Sietske Raaijmakers

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Stel je droom niet uit tot later


Dat het op haar vijftigste niet goed met haar ging, besefte Pamela Smirnoff (61) wel. Maar dat het haar hart betrof, daar had ze geen idee van. Haar hartproblemen bleken ook nog eens ernstig te zijn: ze viel binnen de zwaarste categorie. Een operatie was daarom onvermijdelijk.

Pamela: “Als ik ’s ochtends ontbijt en de zon door de bomen zie schijnen, kan ik dat nu echt zien. Hiervoor zag ik het, maar ik merkte het niet op. Ik geniet nu veel meer van de kleine dingen. Dat komt beter binnen dan voorheen. Ik ben sinds mijn operatie veranderd, heb meer inzicht gekregen in de dingen die ik wél heb en kijk minder naar de dingen die ik níet heb. Dat vind ik een enorme verrijking.”

Vermoeid

“Op mijn vijftigste merkte ik dat ik fysiek minder werd. In eerste instantie dacht ik dat ik meer moest sporten en dat ik er, doordat ik die leeftijd had bereikt, iets meer moeite voor moest doen. Maar op een gegeven moment merkte ik dat het niet een vermoeidheid was van weinig doen, maar dat het ergens anders vandaan kwam. Het ging gepaard met veel hoofdpijn en pijn onder in mijn keel. Hoe meer ik me inspande, hoe meer last ik ervan kreeg. Dat waren al de eerste symptomen, maar ik herkende ze niet als hartproblemen. Ik dacht dat het vanzelf over zou gaan.”

Toenemende pijn

“Een paar maanden later ging ik met mijn man naar New York, waar het winter en dus koud was. Daar had ik veel last. Soms moest ik echt even stilstaan om bij te komen. Een paar weken na thuiskomst ging ik met mijn moeder op pad. Zij was toen negenenzeventig en liep flink door. Ik kon haar niet meer bijhouden en vroeg haar of ze wat langzamer kon lopen, omdat ik die pijn voelde. Ze vroeg me hoe lang ik dat al had, en ik biechtte op dat dat al een paar maanden het geval was. Je moet morgen meteen naar de huisarts, zei ze. Zij heeft mij het laatste zetje gegeven.”

Verstopte aorta

“De huisarts zag niets geks. Toch bleef ik het gevoel houden dat het niet goed was. Daarom stuurde hij me door naar een cardioloog, waar ik een fietstest moest doen. Die heb ik moeten afbreken, want ik kon niet meer. Aan de hand van die uitslag zijn er alarmbellen gaan rinkelen. Enkele dagen later kreeg ik een hartkatheterisatie. Daaruit bleek dat mijn aorta verstopt was en dat mijn hartklep niet goed was. Ik werd naar huis gestuurd met veel medicatie. Twee dagen later kreeg ik een echo. Tijdens die echo stelden ze me allerlei vragen. Vervolgens moest ik op de gang gaan zitten en afwachten. Toen voelde ik het al aan. En inderdaad, de arts kwam terug met een rolstoel. Ik mocht niet meer naar huis. Ik was best emotioneel, doordat ik wist dat ik iets aan mijn hart had. Dat kwam echt even binnen. Vervolgens kwam de dienstdoende cardioloog naar me toe en zei: je hebt mensen die last hebben van hun hart, mensen die erg veel last hebben van hun hart en mensen die verschrikkelijk veel last hebben van hun hart, en jij behoort tot de ergste categorie. Meteen werd ik op de wachtlijst gezet. Ik moest zo snel mogelijk worden geopereerd. Een bypass en een nieuwe hartklep. ’s Avonds ben ik opgenomen. Vanaf dat moment besefte ik pas hoe verschrikkelijk moe ik was. Ruim twee weken moest ik wachten voordat ik in Utrecht kon worden geopereerd. Tijdens de operatie ontdekten ze dat ik ook nog een lekkende mitralisklep had. Die hebben ze meteen gerepareerd. Na zeven uur waren ze uiteindelijk klaar met de operatie. Alles is gelukkig goed gegaan.”

Geen conditie

“Na één nacht op de IC ging ik naar de Medium Care. Al snel bungelden mijn benen buiten het bed. De volgende dag moest ik al lopen, om te kijken of dat goed ging. Dat vond ik spannend. Ik had een grote wond in mijn borstkas, dus ik was heel voorzichtig. Ook was mijn uithoudingsvermogen door de operatie teruggebracht naar nul. Er was niets meer, ik moest helemaal opnieuw beginnen. Dat was heel vermoeiend, maar ik had gelukkig fantastische begeleiding. Ruim vier weken later werd ik ontslagen uit het ziekenhuis. Thuis kwam ik mezelf hard tegen. Ik moest het echt opbouwen. Na zes weken begon de revalidatie, waar ik flink aan de bak moest. De lat werd steeds hoger gelegd. In eerste instantie durfde ik niet, was ik bang om dingen te doen. Toch merkte ik gaandeweg dat ik het kon, dat ik weer meer vertrouwen in mijn lichaam kreeg. Het was zowel fysiek als mentaal heel zwaar, maar drie maanden na de operatie voelde ik me weer oké. Inmiddels doe ik alles weer en heb ik nergens last meer van. Het beste bewijs is dat ik af en toe zelfs vergeet wat me is overkomen.”

Littekens

“Wat ik in het begin confronterend vond, waren de littekens. Je komt er in zekere zin niet meer los van, maar leert ermee leven. De littekens zijn dan ook een onderdeel van mezelf geworden. Niet traumatisch, maar het hoort nu wel bij mij. Ik heb er hulp voor gezocht om het een plekje te kunnen geven. Hierdoor heb ik geleerd om mezelf in de spiegel aan te kijken en te omarmen. Dit is wie ik nu ben, mét littekens. Ik zeg vaak: ik ben blij dat ik ze heb, want anders was ik er niet meer geweest. Daar ben ik dankbaar voor. Dankbaar dat ik er nog ben en dat we in Nederland zulke goede medische voorzieningen hebben. Samen met mijn man geniet ik veel meer, gaan we bijvoorbeeld vaker naar Frankrijk. Het is niet vanzelfsprekend dat we oud worden, dus als we iets willen doen, gaan we ervoor. Dat is mijn grootste advies aan iedereen. Als je iets wilt, doe het dan nu. Stel je droom niet uit tot later. En wees dankbaar.”

Tekst: Laura van Horik
Foto: Pamela Smirnoff

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Microbellen hebben veel potentie


Kak Khee Yeung is vaatchirurg in het Amsterdam UMC en doet daarnaast onder meer onderzoek naar aorta aneurysma. In iedere editie van Hartbrug Magazine houdt ze ons op de hoogte van haar werk en de nieuwste ontwikkelingen binnen haar vakgebied. Dit keer vertelt ze, samen met arts-assistent Sabrina Doelare, over microbellen.

Op welke manier werken jullie samen?

Kak Khee: “Sabrina is promovenda op de afdeling chirurgie en onlangs gepromoveerd op een onderzoek naar een mogelijke nieuwe behandelmethode voor patiënten met acuut dichtgeslibde slagaders in de benen. De afgelopen jaren hebben we hiervoor samengewerkt in een team van vaatchirurgen, cardiologen, fysiologen en radiologen.”
Sabrina: “Mijn promotie-onderzoek gaat over patiënten met een bedreigd been. De slagaders in het been voorzien het onderbeen en de voet van zuurstofrijk bloed en als het bloed om een of andere reden niet goed kan doorstromen, spreken we van perifeer vaatlijden. De chronische vorm hiervan, die in de volksmond etalagebenen wordt genoemd, ontstaat door aderverkalking. Meestal geeft dit alleen milde klachten, zoals pijn bij het lopen. Bij de acute vorm, veroorzaakt door een stolsel, kan het been wit worden en pijnlijk en koud aanvoelen. Als je dan niet snel genoeg ingrijpt, kan de patiënt zelfs een been verliezen. Afhankelijk van de ernst van de situatie zijn er verschillende behandelingen mogelijk. Meestal wordt gekozen om via een katheter in de lies een stolseloplossend middel toe te dienen. In de meeste gevallen lukt het hiermee om het stolsel op te lossen, maar dit duurt vaak wel twee tot drie dagen en al die tijd moet de patiënt plat op bed blijven liggen. Daarnaast zijn er relatief veel complicaties: 2% krijgt bijvoorbeeld een hersenbloeding. In het verleden is al veel onderzoek gedaan naar hoe we deze behandeling kunnen verbeteren en wij zijn daarmee verdergegaan.”

Wat waren je bevindingen?

Sabrina: “Bij patiënten die zo’n stolseloplossend middel kregen toegediend voor de behandeling van een stolsel in de beenslagaders, hebben we microbellen aan het infuus toegevoegd. Dit kun je vergelijken met een soort zeepbellen, gemaakt van een eiwit omhulsel gevuld met gas. Deze microbellen worden nu gebruikt als contrastmiddel bij een echo, bijvoorbeeld om te onderzoeken wat de hartfunctie is of om een nier of lever in kaart te brengen. Met eerdere onderzoeken is al bewezen dat je deze microbellen via een katheter door de aderen kunt vervoeren en met behulp van geluidsgolven van een echoapparaat tot ontploffing kunt brengen in de buurt van het stolsel. Het idee is dat je door de explosie mechanische schade aan het stolsel veroorzaakt, waardoor dit sneller oplost. Eerder is dit al geprobeerd bij patiënten met een hartinfarct, maar daar bleek de behandeling vaatspasmes te kunnen veroorzaken, met mogelijk zelfs een infarct tot gevolg. De beenslagaders zijn daarentegen veel groter, waardoor de kans op spasmes niet zo groot is. Daarom wilden we onderzoeken of deze behandeling hier wél veilig is. De conclusie is dat dit inderdaad veilig kan worden toegepast.”

Dat is goed nieuws! Wat betekent dit voor de patiënt?

Sabrina: “Helaas kunnen we nog niets zeggen over de effectiviteit, omdat het een kleinschalig onderzoek was met slechts 20 patiënten. Er is een vervolgonderzoek nodig waarin we grotere patiëntengroepen met elkaar kunnen vergelijken. Natuurlijk zou ik het fantastisch vinden om dat in de toekomst verder op te pakken, maar op dit moment is het nog niet gelukt om hier financiering voor te vinden.”

Wat kunnen we dan wél met deze resultaten?

Kak Khee: “De eerste stap is dat we weten dat het mogelijk is om gericht en minimaal invasief een stolsel in de benen op te lossen met behulp van echogeluidsgolven, wat de huidige behandeling met stolseloplossende middelen mogelijk veiliger en sneller kan maken. Dat is positief voor de patiënt. De tweede stap is dat we, als we deze techniek verder mogen onderzoeken – en ik geloof dat dat uiteindelijk wel gaat lukken – het wellicht ook mogelijk wordt om de microbellen te vullen met medicijnen, waardoor je nóg gerichtere therapie kunt bieden. Je zou die methode in de toekomst bijvoorbeeld kunnen gebruiken voor mensen met een infectie in de voet als gevolg van diabetes.”
Sabrina: “Ik geloof dat de microbellen veel potentie hebben, maar dan moet je de mogelijkheden wel eerst verder kunnen onderzoeken. Daarvoor moeten we bijvoorbeeld ook meer te weten komen over hoe het stollingsproces precies werkt, want dat weten we eigenlijk nog steeds niet. Het lichaam is eigenlijk de hele dag ingenieus bezig om de juiste balans in stolling te realiseren: het bloed mag niet te dik zijn, want dan ontstaan stolsels, maar ook niet te dun, want dan krijg je bloedingen. Omdat je dit proces niet wilt verstoren, moet je voorzichtig zijn met behandelen. Maar stel dat het ons lukt om met deze bellen het stolsel sneller op te lossen, dan heeft dit misschien wel allerlei voordelen ten opzichte van de huidige methode. Denk hierbij aan minder kans op complicaties, lagere zorgkosten, maar ook aan het maatschappelijk belang: voor een patiënt is het immers heel intensief om meerdere dagen plat te liggen, dus het zou mooi zijn als je deze behandeling met één of twee dagen kunt verkorten.”

Tekst: Marion van Es
Foto: Kak Khee Yeung | © Fotografie dyzlo film | Sabrina Doelare

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Dit was niet gewoon een griepje


Uit het niets kreeg Gertien Koster (58) drie jaar terug een hartinfarct. Ze was onderweg naar huis vanaf haar werk, maar kon plotseling geen stap meer zetten. “Ik voelde direct dat het niet goed was.”

Het stukje vanaf haar werk naar huis was niet lang, maar toch kreeg Gertien het niet voor elkaar om het volledig te lopen. Toen ze voelde dat er iets niet goed ging, belde ze direct haar man. Of hij haar kon komen halen. Ook hij was verbaasd dat ze die afstand niet kon afleggen. “Ik voelde me ontzettend beroerd. Het was een algeheel naar en lamlendig gevoel. Op dat moment dacht ik al aan mijn hart. Ik ken mijn lichaam wat dat betreft vrij goed en dit was niet gewoon een griepje. Mijn man haalde me op en ik belde de huisarts. De assistente zou met haar overleggen en terugbellen. Toen ik thuiskwam, ben ik meteen in bed gaan liggen. De huisarts belde ondertussen maar niet terug, dus heb ik twee uur later zelf weer gebeld. Later bleek dat dit intern was misgegaan. Uiteindelijk ben ik met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis.”

Aan het werk

Die donderdagavond werd er direct een stent geplaatst. Eén van haar aderen bleek te zijn vernauwd. Op zaterdagochtend mocht ze vervolgens naar huis. “Ik wilde eigenlijk die vrijdag al naar huis, maar dat mocht nog niet. Ik voelde me namelijk kiplekker. De dinsdag erna ben ik weer aan het werk gegaan. Collega’s vroegen hoe mijn weekend was geweest en ik vertelde dat ik een hartinfarct had gehad en daardoor rustig aan had gedaan. Ik deed geen lichamelijk zwaar werk, dus dacht dat werken geen kwaad kon. Het was coronatijd en er was verder ook niet veel te doen. Ik kon wel thuisblijven, maar ging liever gewoon weer aan het werk. Daar was mijn cardioloog later absoluut niet blij mee, maar ik voelde me heel goed.”

Stentbehandeling

Een aantal weken later werd in een andere ader een tweede stent geplaatst. Opnieuw via haar lies, maar nu de andere kant. “Tijdens mijn hartinfarct hadden de artsen gezien dat er nóg een ader vernauwd was, dus ook hier kreeg ik een stent. Het plaatsen van die stents vond ik eerlijk gezegd doodeng. Ik ben niet zo’n held. De eerste keer was ik een beetje suf, maar de tweede keer helder. Daardoor maakte ik het bewuster mee. Van tevoren werd ik tijdens een gesprek op de risico’s gewezen, want dat is verplicht. Op het moment dat ik alle mogelijke complicaties hoorde, werd ik nog zenuwachtiger. Ik was erg blij toen het achter de rug was. Ik moet er niet aan denken dat ik dat nog een keer moet ondergaan.”

De oorzaak

De oorzaak van haar hartinfarct is waarschijnlijk een combinatie van verschillende factoren, heeft ze zich laten vertellen. “Ik heb heel jong reuma gekregen en regelmatig pijnstillers gebruikt. Door die pijnstillers wordt een soort stofje afgescheiden dat bijdraagt aan het dichtslibben van je aderen. Het zorgt voor kalkaanslag. Dat heeft waarschijnlijk meegespeeld, maar zal niet de enige oorzaak zijn geweest van mijn hartinfarct. Mijn vader heeft ook al jong een infarct gehad. Ook hij had, net als ik, risicofactoren. Het is dus een optelsom.”

Op controle

Voor Gertien voelt alles inmiddels vrij lang geleden. Ze is er niet veel mee bezig en voelt zich ook geen hartpatiënt. “Volgens mijn cardioloog heb ik geen restschade. Zij is erg tevreden. Het enige dat ik eraan overgehouden heb, is dat ik niet meer op mijn linkerzijde kan liggen. Op eigen verzoek ga ik nog wel een keer terug naar de cardioloog. Eigenlijk hoef ik pas volgend jaar weer op controle en wil mijn cardioloog het afsluiten, maar ik vind het zelf een prettiger idee om eerder te gaan. Vorig jaar ging ik namelijk bergbeklimmen en merkte ik dat mijn hartslag toch wel erg snel was en ik wat pijn op de borst had. Of als ik een helling op fiets, kost dat me moeite. Dat zijn momenten waarop ik me afvraag of het wel écht goed gaat. Daarom ga ik liever een keer extra langs.”

Over Gertien
Gertien is maatschappelijk werker en journalist/redacteur. Ze werkte mee aan het (foto)boek ‘Bijna dood’, over mensen die een hartstilstand hebben doorgemaakt. Hierdoor herkende ze mogelijk ook zelf de signalen.
Tekst: Laura van Horik
Foto: Gertien Koster
Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine

Microvasculaire chirurgie

Bij complexe, risicovolle operaties is goede samenwerking essentieel, vindt neurochirurg Victor Volovici. Hij is één van de initiatiefnemers van het internationale centrum voor microvasculaire chirugie dat in september opende in het Erasmus MC.

Neurochirurgen, vaatchirurgen, oogartsen, kno-artsen, plastisch chirurgen en andere specialisten slaan de handen ineen om samen te zorgen dat patiënten voor ingewikkelde ingrepen in de beste handen zijn. Het centrum voor microvasculaire chirurgie richt zich op complexe operaties aan de kleinste bloedvaten in het lichaam.

Een voorbeeld van zo’n ingreep is het verwijderen van een AVM (arterioveneuze malformatie). Dit is een aandoening waarbij kortsluiting ontstaat tussen de slagaders en aders, doordat het vaatstelsel niet goed is aangelegd. “AVM-operaties zijn één van de meest complexe disciplines binnen de neurochirurgie, aangezien één millimeter te ver naar links of rechts kan zorgen voor een fatale bloeding, of blijvende hersenschade”, legt dr. Volovici uit. “Om het risico zo laag mogelijk te houden, is het van belang dat chirurgen goed kunnen trainen en de operatie regelmatig uitvoeren. Dat is lastig, aangezien het om een zeldzame aandoening gaat. Met ons centrum bundelen we niet alleen onze kennis en expertise binnen het ziekenhuis, maar werken we samen met andere chirurgen wereldwijd.”

Naast de AVM-ingreep gaat het bijvoorbeeld ook om complexe aneurysma’s en vaattumoren. Ook vaatafwijkingen bij kinderen zijn complex, aangezien hun brein en vaatstelsel nog in ontwikkeling is. In het Erasmus MC vinden jaarlijks veel van dergelijke hoog-risico-ingrepen plaats en het academisch ziekenhuis vindt het belangrijk deze expertise te delen. “Binnen Europa zijn wij hét trainingscentrum voor microchirurgie”, zegt Volovici. “We geven al zo’n tien jaar cursussen voor complexe ingrepen en hebben mooie faciliteiten om chirurgen in opleiding te trainen. Dit gaan we nu uitbreiden, zodat meer artsen uit het buitenland bij ons komen kijken. Ook gaan we af en toe naar buitenlandse centra die ook veel complexe ingrepen doen om daar les te geven of mee te helpen bij een operatie. Met de nieuwe technologieën worden dit soort operaties in de toekomst alleen nog maar complexer, dus het is belangrijk om de nieuwe generatie chirurgen hierop voor te bereiden door hun training beter te maken.”

Andersom leren de artsen uit het Erasmus MC ook van internationale experts. “Soms heb je een patiënt met een probleem dat zo ingewikkeld is en zo weinig voorkomt, dat je in alle grote centra van de wereld moet vragen of iemand dit al eens heeft gezien”, legt Volovici uit. “Je hebt de kennis van alle specialisten samen nodig om tot het beste resultaat te komen.”

De dokter komt mee

Er is binnen het centrum een kleine capaciteit om mensen uit buitenlandse ziekenhuizen te behandelen. “De voorwaarde is dat de dokter zelf meekomt”, zegt Volovici. “Onze kern blijft om zo veel mogelijk patiënten uit eigen land te helpen, dus het is niet de bedoeling dat iedereen naar Rotterdam komt. Door chirurgen mee te laten kijken bij de ingreep op hun eigen patiënt, leren zij hoe ze in de toekomst zelf zo’n operatie beter kunnen uitvoeren.”

Een belangrijk doel waar Volovici zich voor inzet is een nieuwe manier van samenwerken. “Vroeger was het vaak zo dat de arts met de meeste ervaring zo’n complexe ingreep deed en dat jongere artsen hooguit mochten meekijken, maar dat is hartstikke ouderwets. Voor complexe ingrepen is er immers vaak een breed palet aan mogelijkheden: de oudere arts is meer ervaren in de ene techniek, de jongere arts heeft een andere ingreep misschien vaker gedaan. Binnen het centrum willen we daarom de hiërarchie vlakmaken: jonge en oudere experts gaan als gelijken samenwerken. De toekomst is volgens mij dat je samen bekijkt wat de beste optie is en de operatie vervolgens samen uitvoert, zodat je tijdens de – vaak langdurige – ingreep twee paar geconcentreerde ogen hebt. Ik kan het nog niet met cijfers onderbouwen, maar we gaan onderzoeken wat de uitkomst van zo’n equal partnership is. Mijn overtuiging is dat dit beter is voor de patiënt.”

De juiste voorlichting

Volovici benadrukt dat patiënten met complexe aandoeningen ook in het Erasmus MC terechtkunnen voor alleen advies. “Ik hoor helaas regelmatig van patiënten dat ze in een ander ziekenhuis, dat zelf weinig van deze complexe operaties uitvoert, advies krijgen om een bepaalde ingreep niet te doen wegens het hoge risico. Dat vind ik jammer, want elk ziekenhuis heeft een andere expertise en het zou mooi zijn als ze in het geval van deze complexe aandoeningen naar ons doorverwijzen. Het doel is helemaal niet dat ze per se bij ons geopereerd moeten worden, ik trek zelf bijvoorbeeld regelmatig twee uur uit om alleen maar met iemand te praten, zonder dat dit leidt tot een behandeling. Het gaat erom dat de patiënt alle behandelopties duidelijk krijgt uitgelegd, zodat hij of zij uiteindelijk zélf een keuze kan maken.”

Het nieuwe centrum zal zich dus toeleggen op het verbreden van de kennis en vaardigheden en het concentreren van deze complexe zorg. Daarnaast zal op termijn meer onderzoek worden gedaan naar nieuwe opleidings- en operatietechnieken. Op de lange termijn zal dit het slagingspercentage van complexe ingrepen verbeteren. “De risico’s van dergelijke operaties zijn al hoog, dus het zal een flinke klus worden om dat omlaag te brengen”, geeft Volovici toe. “Maar door goed samen te werken, van elkaar te leren en patiënten goed voor te lichten, kunnen we zeker veel verder komen.”

Voor meer informatie, kijk op neurovasculair.nl

 

Tekst: Marion van Es
Foto: Victor Volovici | © Fotografie Esther Morren

Dit artikel verscheen eerder in het Hartbrug Magazine