Belezen

Ik was negen of tien jaar oud en had een zwerende vingertop. Mijn moeder zei dat het ‘een fijt’ was en mijn oma vond dat het ‘belezen’ moest worden. Dat had ik weer: twee woorden die ik niet kende, het ene zeer pijnlijk, het tweede leek me wel wat. Ik las graag. Pas veel later leerde ik dat ‘belezen’ zoveel betekent als ‘bezweren’, en dat er mensen waren die de gave hadden om kwalen te genezen door magische formules uit te spreken. Bij ons in het dorp, zo is me later verteld, was dat Anna, het ‘fijtvrouwke’ genoemd, maar je kon er ook voor velerlei ander ongemak terecht. ‘Belezen’ was een bovennatuurlijke gave, en de ‘aflezers’ (zijn er die nog?) mochten er niet voor betaald worden. Je mocht ze er zelfs niet voor bedanken, want dan werkte het niet. Een mooi ziektekostensysteem.

Over dat belezen en de bijbehorende spreuken las ik onlangs een even geleerd als  onderhoudend boek. Wat mijn moeder ‘fijt’ noemde, was voor mijn oma waarschijnlijk nog ‘vingerworm’. Het idee was dat in de vingertop een worm zat, en de spreuk van de aflezer was erop gericht die worm onschadelijk te maken. Met woorden als: ‘Bij de almacht van God gebied ik u, worm, niet te drinken van dit bloed, en niet te eten van dit vlees…’ Meestal moest er nog een gebed volgen. Maar je kon fijt ook te lijf gaan met ‘pleisters’ van gedroogde weegbreewortel of een geplet preiblad. Het vertrouwen in het woord was nog zeer hoog, en de natuur was één grote apotheek. Het klinkt tegenwoordig heel vreemd, Christus aanroepen tegen eksterogen, maar het zal toch best wel geholpen hebben, anders zouden ze het niet eeuwenlang gedaan hebben.

Moeder vond het maar niks, die Anna. We gingen naar de huisarts. Ik herinner me dat die een stuk uit de betrokken nagel wegknipte. Mijn moeder kreeg verband en een tubetje zalf  mee. De volgende avonden werd het verbandje verschoond. Ik heb altijd gedacht dat het de zalf was die me van het fijt afhielp. Maar nu ik erover nadenk, vind ik dat ik toen toch belezen ben. Want elke avond zei mijn moeder dat ik een flinke jongen was, dat het nu spoedig beter zou zijn en dat ze de nagel al zag groeien.

Het boek is Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied, door W.L. Braekman. Het is te vinden op de website van de Digitale Bibliotheek Nederland.

Column door: Ed Schilders

De terugkeer van de wachtlijst…

Het begrip ‘wachtlijsten’ maakt bij onze patiëntenorganisatie, Hartpatiënten Nederland, veel herinneringen los. Het voert ons in gedachten terug naar midden jaren zeventig van de vorige eeuw, toen wij onder de naam ‘Nederlandse Hartpatiënten Vereniging’ luchtbruggen organiseerden met enkele vooraanstaande hartcentra in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.

Het langdurig in stand houden van deze luchtbruggen was een noodgreep om hartzieke patiënten letterlijk te beschermen tegen de toen erbarmelijke omstandigheden in de hartzorg van ons land.

Volkomen onnodig verloren in die jaren vele honderden hartpatiënten het leven, omdat zij op één van die talrijke uitpuilende en daardoor uitzichtloze ziekenhuiswachtlijsten stonden. Ze stierven, omdat zij niet op tijd de medische zorg kregen die zij dringend nodig hadden. Of, omdat de hartgeneeskunde kwalitatief te wensen overliet.

De zorg in de hartcentra van Houston, waar wij vanaf voorjaar 1976 drie jaar lang elke twee weken telkens 25 hartpatiënten ter behandeling afleverden, was van hoge kwaliteit en meestal levensreddend. De Nederlandse hart- en vaatzorg kon daaraan toen niet tippen. Ook het St. Anthony’s Hospital in Londen hield Nederlanders in leven die in eigen land mogelijk waren gestorven.

Wachtlijsten… ze grepen onze grondleggers destijds naar de keel.

De emoties van toen spelen vandaag de dag geen enkele rol meer bij beleidsmakers in de gezondheidszorg. Zij lijken de wachtlijst binnen afzienbare tijd zelfs terug te laten keren. En niemand die er een beklemmend gevoel bij krijgt.

Het Centraal Planbureau doet onderzoek naar de mogelijk nieuwe rol van de wachtlijst, namelijk: als instrument bij het terugdringen van zorgkosten. Het CPB stelt namelijk dat artsen kritischer afwegingen maken over de noodzaak van een medische behandeling wanneer er véél patiënten op een wachtlijst staan.

‘Een gebrek aan wachtlijsten kan duiden op overbehandeling’, zegt CPB-onderzoeker Rudy Douven recent in de Volkskrant. ‘Patiënten gaan te snel naar de arts of specialisten behandelen te veel.’ Een en ander lijkt te zijn ingegeven door opmerkingen van oud-minister Klink. Die stelde dat elk jaar acht miljard euro kan worden bezuinigd als dokters ‘afzien van overbodige en ondoelmatige behandelingen’.

Bizar dat de wachtlijst – ooit een toonbeeld van onvoldoende medische capaciteit – nu het nieuwe middel is om te besparen op zorg.

Column door: Jan van Overveld

Boeven zijn het!

Voor mensen die in de rats zitten en voor hun leven afhankelijk zijn van medicijnen, is het bijna niet voor te stellen dat degenen van wie ze afhankelijk zijn, alleen in geld geïnteresseerd zijn. En feitelijk niet in de gezondheid van de patiënt. Het ergerlijke is dat alles in dit kapitalistische systeem om winst draait. Waar geen winst te behalen valt, gebeurt ook niks. Want massa is kassa. En de farmaceutische bedrijven weten dat ook.

Ze weten dat er zware winsten te behalen zijn overal waar mensen ziek zijn en dringend medicijnen nodig hebben. En ze gaan steeds verder in hun doldriestheid.

Diabetes staat voor de farmaceutische industrie – je zou het bijna gaan geloven – niet voor een zorggebied waar mensen geholpen moeten worden, maar voor vette winsten. Er wordt nogal wat gevaarlijk spul op de markt gebracht. Miljoenen mensen gebruikten Avandia, een antidiabetesmiddel. Uiteindelijk werd het vorig jaar uit de schappen gehaald nadat er wereldwijd 47.000 mensen aan waren gestorven. Alsof je een emmer leeg schudt. 47.000 mensen! Producent Glaxo Smith Kline wist vooraf dat het middel een verhoogd risico op hart- en vaatproblemen gaf. Maar het bedrijf verdonkeremaande de gegevens daarover. Na allerlei procedures trof het bedrijf een schikking van drie miljard dollar. Let wel, om er op die manier nog goedkoop van af te zijn!

Nu stond er in Medisch Contact van 12 oktober een grote advertentie voor weer een nieuw wonder op de diabetesmarkt, de zogenoemde DPP-4-remmers. Effectief, minder risico op dikker worden, en meer van dat schoons, brult de reclame in het voorname artsenblad. Bullshit, dus. Ergelijk. In de Telegraaf van 13 oktober waarschuwt huisarts Hans van der Linde voor dit goedje, inmiddels voorgeschreven aan 30.000 mensen in Nederland. Niet doen, niet slikken, niet voorschrijven, is kort en goed de waarschuwing van de huisarts. Straks zijn de poppen weer aan het dansen, als blijkt dat mensen er kanker van krijgen, alvleesklierkanker, dat als bijwerking al gesignaleerd is, aldus Van der Linde in de Telegraaf. Het zal de producent een worst wezen. De omzet van dit hoogst twijfelachtige medicijn bedraagt in Amerika al één miljard euro…..

Column door: Henri Haenen

Polsdotteren, een succesvolle Nederlandse toepassing

 

Grote belangstelling voor de allereerste röntgenbeelden van menselijke bloedvaten, had hij Maar ook de ontwikkeling van katheters frappeerde hem. Begin jaren zestig van de vorige eeuw combineerde de Amerikaanse radioloog Charles Dotter deze elementen tot een bijzondere hartvinding: het ‘dotteren’, zoals iedereen het later ging noemen. ‘Iedereen’, want deze techniek (officieel: de ‘percutane transluminale coronaire angioplastiek’, PTCA) wordt inmiddels al vele jaren wereldwijd dagelijks bij tienduizenden patiënten toegepast om vernauwde aderen van het hart te heropenen, in de hoop een hartinfarct te voorkomen.

 

De achternaam van Charles Dotter werd er wereldberoemd door. Minder bekend is die van de Nederlandse interventie-cardioloog dr. Ferdinand Kiemeneij van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. Precies twintig jaar geleden introduceerde hij het ‘polsdotteren’, een techniek uitgaande van de basisprincipes van Charles Dotter, maar via een andere ‘insteek’: niet via de lies maar via de polsslagader.

 

Tot 1992 werden patiënten wereldwijd uitsluitend via de lies gedotterd. Drie jaar eerder startte het OLVG in Nederland met het gebruik van ‘stents’ bij dotterbehandelingen. Stents zijn minuscule buisjes om een gedotterde slagader van binnenuit te
stutten. De stents bleken effectief, maar gaven ook complicaties. Ferdinand Kiemeneij, toen hoofd van de katheterisatiekamers, zocht een oplossing. Een publicatie over het filmen van kransslagaders via de pols trok zijn aandacht en hij bedacht dat dit dan ook voor het dotteren mogelijk moest zijn. Kiemeneij ging op zoek naar de mogelijkheid extra dunne katheters geleverd te krijgen en op 14 augustus 1992 voerde hij zijn eerste polsdotter uit.

 

‘Via de pols is prettiger én veiliger voor de patiënt’, stelt de uitvinder ervan. ‘Ook minder ingrijpend dan andere methoden. Patiënten herstellen sneller en de risico’s op bloedingcomplicaties zijn lager.’ ‘En…’, zo vervolgt dokter Kiemeneij: ‘De kleren kunnen aanblijven, heel belangrijk voor de beleving van de patiënt, die meestal direct weer mobiel is en vaak na enkele uurtjes alweer naar huis kan. Een belangrijk bijkomend voordeel, juist in deze tijd: de methode is goedkoper omdat de ingreep in dagbehandeling kan plaatsvinden.’

 

Inmiddels zijn er volgens het Amsterdamse ziekenhuis ruim 40.000 ‘polsdotters’ uitgevoerd.

 

Dit jaar wordt de nog jonge ontstaansgeschiedenis van deze Nederlandse dottertoepassing op bescheiden schaal gevierd, vanwege het nog immer groeiende succes ervan. Ferdinand Kiemeneij heeft er herhaalde malen de wereld voor overgevlogen, om zijn techniek te propageren en te doceren bij inmiddels talloze hartspecialisten. Het polsdotteren is de afgelopen jaren doorontwikkeld en technisch verfijnd en is daardoor  het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis ontstegen. Met name in Frankrijk en Azië is de methode favoriet. Alleen al in Beijing worden in het Anzhen Ziekenhuis elk jaar meer dan tienduizend patiënten via de pols gedotterd.

 

De dottertoepassingen breiden zich uit. De allernieuwste heet: bot-dotteren. Alleen heeft het niets met hartvaten te maken, maar met uiteenlopende botbreuken.

 

Onze bloedpomp, blijvende inspiratiebron voor dichters en schrijvers

 

Het hart in onze taal

 

ROERMOND – Ons hart is oneindig veel meer dan de bloedpomp in ons lichaam die het leven gaande houdt, vaak tientallen jaren achtereen, elke seconde van de dag. Het is ook de graadmeter van ons gevoelsleven, het huis van onze emoties. Soms ligt daarbij ons hart op de tong.

 

In het hart schuilen onze eerlijkheid, ons verdriet, onze verbazing en euforie, maar ook verliefdheid, rouw, trots, oprechtheid, verlangen, lust, passie en nog honderden andere sentimenten. Alle kleuren en uitingsvormen van het pallet van onze emoties hebben er een plekje.

 

Het hart zit diep ín ons, ook cultureel en maatschappelijk. In onze taal – in gezegden en spreekwoorden. In ons volksgevoel – we laten ons vaak eerder leiden door ons hart dan door verstand. Het hart is bovendien een blijvende inspiratiebron voor dichters, schrijvers, cineasten, beeldend kunstenaars, componisten en andere podiumuitvoerders.

 

Neem nu de zegswijzen waarin het hart al eeuwenlang een rol speelt; ze zijn ontelbaar. Dikke boeken zijn – of worden – ermee gevuld. Vele ‘hartgezegden’ worden nog dagelijks gebruikt. Vast en zeker ook door u en u kent ze ongetwijfeld, evenals hun betekenis.

 

Wanneer iemand uit uw omgeving sterkte moet worden gewenst of wat hoop dient te worden gegeven, luidt de uitdrukking: ‘Iemand een hart onder de riem steken’. Als een persoon moeite heeft iets te vertellen wat hem of haar ‘zwaar op het hart ligt’, klinkt al snel uit iemands mond: ‘Joh, maak van je hart geen moordkuil’, ofwel: zég waar het op staat. Minder bekend, maar wel aardig is deze: ‘Zijn hart slaat als een kalverstaart’, om een verliefde man te typeren. En wel heel plastisch uitgedrukt voor iemand die allerlei wilde plannen heeft, maar ze niet ten uitvoer weet te brengen: ‘Zijn hart is wel goed maar de omloop deugt niet.’

 

Schrijvers en dichters laten het/hun hart ook zeer regelmatig kloppen in geschriften en uitspraken. Zoals de Vlaamse publicist Johan Anthierens een grote waarheid verkondigt met: ‘Hoe minder men in zijn hart voor een probleem voelt, hoe luidkeelser men aan het preken slaat.’ Eigenlijk zou de navolgende uitspraak van de eveneens Belgische schrijver-dichter Louis-Paul Boon (1912-1979) de afsluiting moeten vormen van deze verhandeling over het hart in onze taal – maar toch alvast: ‘Ik geloof dat de schoonheid van onze taal uit het volk komt: de taal van het volk welt op uit hart en geest en uit al wat leven is. Als de mensen zich aan een geijkte taal moeten houden, gaan hun spirituele vondsten en opmerkingen verloren.’

 

De Nederlandse schrijver-dichter Remco Campert dan. Fraai en diepzinnig is: ‘Alles is verleden. Het heden is  ons altijd een hartslag voor. De dood is ons heden, als we onze hartslag hebben ingehaald.’ En, wijzer geworden in de omgang met mensen, merkte Campert op: ‘Een heel enkele keer stort een verlegen mens weleens zijn hart uit. Je kunt dan beter maken dat je wegkomt.’ En nog één met een kenmerkende droog-humoristische ondertoon, maar dan van Simon Carmiggelt (je hoort het hem zeggen…): ‘De Bijbel zegt: Drink uw wijn van ganser harte. Alleen het tempo staat er niet bij.’

 

Prachtig, uit lang vervlogen tijden maar niet minder van deze tijd, is: ‘Wat is al des wereld lust, als het hart niet is gerust?’ Van een onzer beroemdste Nederlanders, geschiedkundige, dichter en toneelschrijver Pieter Corneliszoon -‘P.C.’- Hooft (1581-1647).

 

Acteur en filmregisseur Woody Allen betrekt ook het hart in wat hij zoal zegt in interviews: ‘Nee, het is niet mijn droom om voort te leven in de harten van mensen. Ik wil liever voortleven in mijn eigen flat.’ Een aardige van de Amerikaanse schrijver-humorist Mark Twain is deze: ‘Zorg eerst dat je de feiten kent, daarna kun je ze naar hartenlust verdraaien.’ En de wereldberoemde Amerikaanse komiek Bob Hope, die 100 jaar oud werd (1903-2003), zei eens: ’Als er geen naastenliefde in uw hart is, hebt u de ergste hartkwaal die er bestaat’.

 

Lekker cynisch is de uitspraak van de komedie-acteur Walter Matthau (1920-2000): ‘Na mijn hartaanval gaf de dokter me nog zes maanden te leven. Maar omdat ik zijn rekeningen niet kon betalen, gaf hij me nog eens zes maanden erbij.’

 

Tot zover deze bloemlezing van hartcitaten. Aanvankelijk geschreven met een hart dat in de keel klopte. Maar, een pak van ons hart dat het nu voltooid is. Hopelijk hebben we hiermee uw hart gestolen.

 

[ Zelfs P.C. Hooft en Simon Carmiggelt
beschreven ‘graadmeter van het gevoel’ ]

Geboren als Hartpatiënt

 

Louise Hoppel is 27 en op het eerste oog een doodnormale jonge vrouw aan het begin van haar leven. Niets is minder waar. Wonend aan een pittoresk binnenplaatsje in Dordrecht draagt de gedreven carrièrevrouw een rugzak vol ziekenhuisbezoeken met zich mee, want zij is geboren als hartpatiënt.

 

Drie pacemakers en twee ICD’s hebben de revue al gepasseerd in het jonge leven van Louise. Erbij stilstaan doet zij sporadisch, want bij de bruisende als Business Developer werkzame hartpatiënt in het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam, staat het leven op nummer één. Het chronisch ziek zijn komt daarna pas aan de orde.

 

Van pasgeborene tot hartpatiënt

Als baby was Louise constant moe en ziek: ‘In het Sofia kinderziekenhuis in Rotterdam is gebleken dat ik een aangeboren derdegraads  AV-block heb (een AV-blok is een blokkade van de AtrioVentriculaire knoop, de plaats waar de elektrische prikkel overspringt van de boezems (atria) naar de kamers (ventrikels). Een AV-blok wordt ‘derdegraads’ genoemd wanneer de geleiding volledig is geblokkeerd). Volgens de artsen is de hartafwijking te wijten aan de ziekte van mijn moeder. Zij had SLE, een auto-immuunziekte en is helaas – inmiddels al veertien jaar geleden – overleden. Klaarblijkelijk kan de ziekte leiden tot aangeboren hartafwijkingen als deze tijdens de zwangerschap actief is.’

 

Omdat zij erg jong is doen de artsen in eerste instantie niets. Louise krijgt op vierjarige leeftijd een pacemaker. Een tijd van onzekerheid maakt plaats voor een nieuwe levensfase waarin voorzichtigheid een grote rol speelt.
‘De dag dat ik het ziekenhuis verliet, was ik ook jarig. Eenmaal thuis was het dubbel feest’, vertelt een lachende Louise.

 

Louise’s ouders zijn in het begin heel voorzichtig: ‘Op de basisschool probeerde ik zoveel mogelijk mee te doen. Bepaalde sporten tijdens de gymles sloeg ik over, net als de achtbanen in pretparken. Voor de rest voelde ik mij niet anders dan mijn leeftijdsgenoten. Ik was kind en daarna pas hartpatiënt. Wat er dan wel bijzonder was aan mij? Hooguit mijn werkstuk op de basisschool over de pacemaker.’

 

Louise heeft zich nooit beperkt gevoeld door haar pacemaker, ook niet in de pubertijd of in haar jaren als jongvolwassene: ‘Ik denk dat in mijn voordeel heeft gewerkt, dat ik ermee ben opgegroeid, want ik weet niet beter. Door de jaren heen ben ik er zo aan gewend, dat ik het niet eens meer doorheb. Ik kan me voorstellen dat als je op latere leeftijd een pacemaker krijgt, je niet weet wat je te wachten staat. Maar ik kan bijna alles. Ik werk, sport en ga gewoon op vakantie.’

 

‘En toen kreeg ik hoofdpijn’

In 2007 -Louise is inmiddels 21- is het tijd voor een nieuwe pacemaker, de derde inmiddels. Helaas loopt het anders dan gedacht: ‘Ik had aanhoudende hoofdpijn en dacht zelf aan migraine. Bij de huisarts bleek dat ik een herseninfarct had gehad, waarvan ik niets had gemerkt. Waarschijnlijk is een losgeschoten bloedstolsel in het hart de oorzaak van het herseninfarct. Een heel klein litteken, dat met moeite te zien is via de CT-scan, bevestigde het vermoeden van de artsen. De oorzaak hiervan is moeilijk te achterhalen.’

 

Na haar herseninfarct krijgt Louise uit voorzorg een ICD. Een ICD geeft een elektrische schok aan het hart in geval van levensbedreigende hartritmestoornissen. Bij Louise is de ICD nog niet afgegaan, maar de gebeurtenis hakte er aardig in: ‘Inmiddels was ik een stuk ouder en meer bewust van wat er met mijn lichaam gebeurde. Verder is er geen immens verschil, behalve dat de ICD groter is.’

 

Sinds juni is bekend dat Louise ook een pericarditis (ontstoken hartzakje) heeft.  ‘Vanaf de bank naar de keuken lopen werd een opgave. Qua pijn voelde ik een zwaar drukkend gevoel op mijn borst. Uiteindelijk ben ik drie keer naar de huisarts geweest. In eerste instantie dacht de huisarts aan een infarct. Later bleek dat ik bloedarmoede had en veel vochtopeenhopingen. Met de ambulance ben ik naar het ziekenhuis gebracht.’

 

Het overtollige vocht is inmiddels verwijderd. Een pericarditis kan vijf verschillende oorzaken hebben, bij Louise wordt dit niet duidelijk: ‘Het is vervelend dat ze dit niet weten. Je hoort toch graag wat de oorzaak ergens van is en ik heb juist daarover geen uitsluitsel gekregen.’ Helaas bleef het daar niet bij. In de zomermaanden is Louise weer ziek doordat haar mitralisklep (hartklep) meer is gaan lekken. De lekkende hartklep van Louise is al jaren bekend bij de artsen, maar niet eerder was het zo erg als nu.

 

Nog één uitweg

De cardiologen zien een openhartoperatie als enige uitweg om Louise te helpen: ‘Ik zie hier tegenop. Dit is een grotere operatie en ik merk dat ik zenuwachtig ben. Mijn linkerhartkamer is vergroot en sluit niet goed, om dat te verhelpen plaatsen ze een ringetje om de hartklep.’ Waar ze zelfs nog meer tegenop kijkt, is de herstelperiode: ‘Tijdens de operatie zelf ben je onder narcose. Als je bijkomt, dan begint het pas echt. Zodra je jezelf redelijk kan verzorgen, mag je naar huis. Aan de pijn wil ik niet denken, dat laat ik over me heenkomen. Al met al ben ik zo’n drie maanden bezig met herstellen.’

 

De weg naar de operatie toe verloopt goed. De voorlichtingsdag heeft Louise al achter de rug: ‘Ik heb twee dames ontmoet, beide boven de vijftig. Dat is wel heftig. Daarna heb ik een individueel gesprek gehad met de chirurg.’ De vader van Louise gaat er goed mee om, al blijft het op momenten zwaar: ‘Van kleins af aan is aan mij uitgelegd wat ik heb en vanzelfsprekend is dat ook voor mijn vader moeilijk. Hij laat slecht zijn emoties zien, maar ik weet dat hij het zwaar heeft, want ik ben wel zijn kleine meisje.’

 

Daarnaast kan ze altijd goed terecht bij haar buren en vrienden om erover te praten: ‘Ik ben er aan gewend. Het is vervelend, maar wat moet ik anders? Als het niet wordt behandeld is het risico op hartfalen groter en dat is een risico dat ik liever niet neem.’ Tussen alle ellende door blijft Louise een rasoptimist. Het enige wat ze graag anders ziet is dat de voorlichting en behandeling niet specifiek alleen op oudere hartpatiënten zijn gericht. ‘Ik zie graag een onderzoek naar bijvoorbeeld de gevolgen van het dragen van een levenslange pacemaker. Jonge hartpatiënten verdragen dingen misschien gemakkelijker, maar ook wij verdienen evenveel aandacht en zorg als de oudere doelgroep.’

 

 

tekst en fotografie door Mersiha Ćuk

 

Eerste Harthulp in kleinere ziekenhuizen blijft belangrijk

 

Roermond – De Eerste Harthulp in kleinere streekziekenhuizen blijft belangrijk. De zorg voor hartpatiënten moet goed geregeld zijn, want het gaat om grote aantallen patiënten. Hart- en vaatziekten zijn nog steeds doodsoorzaak nummer één.

 

Daarmee reageert de Nederlandse Vereniging van Cardiologen (NVVC) op een recent standpunt van Zorgverzekeraars Nederland (ZN). ZN wil de gespecialiseerde spoedeisende hulp, waaronder cardiologie, in een kleiner aantal ziekenhuizen concentreren. Dat zou de kwaliteit van de zorg verbeteren. De NVVC is het daar op zich mee eens, maar wil evengoed de Eerste Harthulp in kleinere ziekenhuizen handhaven.

 

‘Lokale eerste harthulpen spelen een cruciale rol in de opvang van patiënten met hartklachten’, zegt voorzitter prof. dr. Martin Schalij van de NVVC. Hij wijst erop dat de zorg voor mensen met een acuut hartinfarct geconcentreerd is in 29 interventieklinieken. Acute zorg voor patiënten met hartklachten gaat echter verder dan de zorg voor patiënten met een hartinfarct.

 

Van alle acute patiënten heeft circa 25% een dotterbehandeling nodig. Juist voor de grote groep patiënten die geen hartinfarct hebben, is het belangrijk om snel opgevangen te kunnen worden. De NVVC streeft dan ook naar een netwerk van klinieken met verschillende niveaus. De juiste zorg op de juiste plaats is waar het om gaat, vindt de NVVC.

 

‘ZN is in deze discussie vooral gericht op acute hartinfarcten’, aldus prof. Schalij. ‘Deze mensen gaan naar een dottercentrum. Dat is overal goed geregeld. Daarbij gaat het echter om slechts 20 procent van het aantal patiënten. Zo’n 80 procent heeft last van hartfalen, ritmestoornissen en dergelijke. Deze mensen zijn beter af bij een goede Eerste Harthulp. Bij een ritmestoornis gaat iedereen het liefst naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. Dat is prima zo, en daarin zit een belangrijk meningsverschil tussen ons en ZN.’

 

‘Laten we zorg in netwerken organiseren, met als uitgangspunt: de juiste zorg op de juiste plaats. Daarvoor hebben wij het programma NVVC/Connect opgezet. In NVVC/Connect brengen we in kaart hoe de harthulp in de regio is georganiseerd en laten we ook concrete getallen zien. Bijvoorbeeld hoe lang het duurt voordat er in het ene ziekenhuis of in het andere gedotterd wordt. Daarnaast maken we protocollen per regio zodat iedereen precies weet wat hem of haar te doen staat en mensen zo snel mogelijk op de juiste plek terecht komen.’

 

‘Tijdens een gesprek met ZN bleek dat zij foute cijfers hanteren, gebaseerd op DBC-data van ziekenhuizen. Simpel uitgelegd: een reanimatie krijgt in een ziekenhuis de code hartinfarct. Het kan dan om iets anders gaan, en dat vertroebelt het beeld.’

 

‘Wij hebben in kaart gebracht in welk ziekenhuis je met een specifieke afwijking het beste terecht kunt. Ons doel is de patiënt de beste behandeling te geven, zodat je als patiënt weet dat je daar goed ligt.’

Alle beetjes helpen

Onze donateurs ondersteunen Hartpatiënten Nederland graag. Maar zij doen dat waarschijnlijk het liefst op een slimme manier en zonder al te veel rompslomp. We zetten de mogelijkheden op een rij.

Veel mensen stoppen lukraak in elke collectebus een paar euro. Of ondertekenen zonder nadenken, acceptgiro’s voor een goed doel. Prima natuurlijk, want als het goed is doen die doelen veel goeds met uw geld. Maar het kan slimmer. Als u het structureler aanpakt, betaalt de fiscus flink mee aan uw donaties. Giften zijn namelijk, onder bepaalde voorwaarden, aftrekbaar voor de inkomstenbelasting.

U moet ze dan wel kunnen aantonen met een schriftelijk bewijs. Dat betekent dat u alle bedragen nauwgezet moet bijhouden. De vraag is of u die moeite neemt als een collectant van een goed doel aan de deur komt. Daarnaast is een gift alleen aftrekbaar als het een ‘algemeen nut beogende instelling’ (ANBI) is. ANBI’s worden er op gecontroleerd dat zij zich voor tenminste 90% richten op het algemeen nut. Bovendien moeten ze voldoen aan strengere integriteitseisen. Ook Stichting Hartpatiënten Nederland is een ANBI. Dat heeft als bijkomend voordeel dat wij over uw schenking geen schenk- of erfbelasting zijn verschuldigd. Wij kunnen dus het volledige bedrag inzetten voor ons goede werk.

Aftrekpost

Het totaal aan donaties moet ook nog boven de drempel van 1 procent van het gezamenlijke inkomen van u en uw eventuele partner uitkomen, wilt u ze kunnen aftrekken. Stel, u verdient samen € 50.000,-. In totaal schenkt u € 1.000,- aan goede doelen. U kunt dan € 500,- opvoeren als aftrekpost, want de drempel (1 procent van € 50.000,-) is niet aftrekbaar.

Haalt u die drempel niet, overweeg dan de gift voor het komende jaar alvast dit jaar te doen. Zo heeft u maar één keer te maken met de drempel en kunt u dus meer aftrekken.

Wilt u in bovengenoemd voorbeeld € 400,- doneren, dan komt u niet aan de drempel van €  500,-. Doneert u in december alvast de € 400,- die u voor 2013 van plan was, dan is de totale gift in 2012 € 800,-. En mag u dus € 300,- opvoeren als aftrekpost. Bij 42 procent inkomstenbelasting krijgt u € 126,- terug van de fiscus.

U kunt veel rompslomp voorkomen door in de vorm van een lijfrente te schenken. Daarmee is de volledige gift aftrekbaar, zónder drempel. Dit kan alleen als u minstens vijf jaar lang een vast bedrag per jaar doneert aan hetzelfde goede doel. Zo’n periodieke schenking moet wel vastliggen in een notariële akte. Omdat wij erg blij zijn met uw vaste gift, nemen wij de kosten daarvan graag voor onze rekening.

Nalatenschap

U kunt een goed doel ook opnemen in uw testament. Zeker als u geen partner en/of kinderen hebt, kan dat een goede optie zijn. Een goed doel ligt gevoelsmatig vaak dichterbij dan een achternicht of tante die al jaren uit beeld is. U kunt ook een (klein) deel van uw vermogen nalaten aan Hartpatiënten Nederland, bijvoorbeeld door een legaat op te nemen in uw testament. Alle beetjes helpen.

Wat veel mensen niet weten, is dat ze Stichting Hartpatiënten Nederland ook kunnen aanstellen als executeur. Een executeur is verantwoordelijk voor de afwikkeling van een nalatenschap. Hij of zij voert de laatste wil van de overledene uit. Natuurlijk kunt u daar een familielid of vriend voor aanwijzen, maar niet iedereen wil daar zijn naasten mee opzadelen. Want een simpel erebaantje is het zeker niet: het kost aardig wat tijd en bovendien vereist het de nodige fiscale en juridische kennis.

Om de executeurstaak nog beter uit te kunnen voeren heeft één van onze medewerkers, Marly van Overveld, dit jaar de ‘Leergang Executele’ afgerond: een gespecialiseerde executeurs-opleiding. Door de opgedane kennis kan Marly uw wensen nóg beter behartigen. Aarzelt u niet om te bellen als u vragen heeft op dit gebied.

Goed om te weten:

  • Iets te vieren en geen behoefte aan bloemen, wijn en stapels boekenbonnen?
    Vraag uw genodigden een bijdrage voor Hartpatiënten Nederland.
    Bel ons op 085 081 1000 en we helpen u graag bij het regelwerk.
  • Let op: veel mensen doneren geld aan de Hartstichting, terwijl ze in de veronderstelling zijn Hartpatiënten Nederland te ondersteunen. Deze naamsverwarring willen wij uiteraard graag voorkomen. Bij twijfel, bel ons gerust.

 

Tekst: Heidi Klijsen

Het hart en compassie

Compassie is een belangrijk Boeddhistisch begrip. Als je in het Nederlands woordenboek de betekenis van compassie opzoekt, dan wordt het vertaald in onder andere mededogen en medelijden. 

Mijns inziens is compassie mededogen en geen medelijden

Medelijden betekent letterlijk dat je mee lijdt met het lijden van de ander. Je maakt het lijden van de ander tot lijden van jezelf, alsof je zelf in de situatie van de ander zit.

Meestal is dat niet zo, het is iets dat je bedenkt. Zelfs als twee mensen in precies dezelfde situatie zitten, dan zullen ze die toch allebei anders beleven.

Als je mee lijdt met iemand anders, dan probeer je je in feite voor te stellen hoe jij jezelf zou voelen, als jij in die situatie zou zitten.

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Vals

Hoewel ik er graag op mag foeteren, moeten we ons er maar bij neerleggen dat we voortdurend belazerd worden. Zoals bijvoorbeeld als vanouds, ons allerlei stukken vlees die zijn aaneengeplakt uit andere delen dan de ham – per definitie de achterpoot van een varken – ham worden genoemd. Dus vind je ook delen van andere dieren die vaagweg van achteren komen als ham verkocht, al staat er dan wel altijd nog bij van welk dier het is: lamsham, hammetje van gevogelte en zelfs hamvis (wat, zoals u weet, zeeduivel is). Over varkensvlees in filet Américain heb ik het dan maar niet eens.

Maar er groeit een nieuw probleem. Nu is dat vooral iets wat in Engeland opspeelt, maar het gebeurt hier ook en zal op steeds groter schaal gebeuren.

In Engeland zit de plaatselijke keuringsdienst er achteraan dat op vooral pizza, maar ook in ander fastfood, zogenaamd ham wordt gedaan – zoals op de pizza ham-ananas – die helemaal geen ham is, maar niet eens van het varken komt. Dan gaat het om kalkoen. Dat blijkt een goedkoper vervanger te zijn voor van alles, maar hier gaat het niet om de prijs. Veel van die fastfood bedrijven, meestal lokale kleinschalige pizzeria’s, worden gedreven door gelovige islamieten en het voedsel dat ze serveren is halal. Dat is heel eerbaar en daar zult u me ook geen kwaad woord over zien schrijven. Het probleem is dat ze ook graag klandizie hebben van wie niet halal eet, dus niet alleen afficheren ze dat halal niet duidelijk, ze gaan zo ver dat ze, om de daar naar verlangende klanten niet teleur te hoeven stellen en dus klandizie en omzet mis te lopen, hun kalkoen pizza’s als ham pizza’s verkopen. Die hoeven helemaal niet minder te zijn in kwaliteit of zelfs goedkoper om te produceren, maar het is gewoon misleiding en dus terecht verboden. Sommige consumenten kunnen allergisch zijn voor een niet aangegeven ingrediënt en alleen al daarom is het vals etiketteren strafbaar. Maar voldoen aan de wettelijke voorschriften kan omzet schelen, denkt de kleine middenstander, en omdat hij denkt toch buiten de schijnwerpers te staan en de kans op ontdekking minimaal acht, blijft hij liever in overtreding.

Dit is maar een voorbeeld van voedselvervalsing, waarbij duidelijk wordt dat, hoewel het niet in eerste instantie om het geld gaat, dat in tweede instantie wel degelijk zo is. En zo worden we opgescheept met allerlei valse benamingen die iets anders suggereren dan we krijgen, omdat iemand daar meer winst uit kan slaan en we daarbij ook nog graag voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. Over namaakkaas op pizza’s werd al eens aan de bel getrokken, en het gaat nog veel verder. Het bedrog woekert voort op alle niveaus van de voedselproductie.

Column door: Johannes van Dam †