Lilian: ‘Ik hou te veel van het leven om op te geven’

Twee kleine ‘onderkruipsels’ zoals de Almeerse Lilian Gerrissen haar hondjes noemt, lopen vrolijk rond in de kamer. Af en toe laten zij hun kleine lichaam tegen je been aan rusten, net zoals de kat. Buiten sneeuwt het, maar binnen hangt een warme sfeer. Lilian kijkt op en lacht. Zij houdt intens van haar dieren, maar nog meer van het leven én daarom blijft de 54-jarige hartpatiënte na veel operaties en tegenslagen lachen. Het leven is haar dierbaar.

Lilian wordt geboren als hartpatiënt. Als ze acht maanden oud is, ontdekt haar toenmalige huisarts een aangeboren hartafwijking; het Atrium Septum Defect (ASD)1 . Op haar twaalfde volgt een openhartoperatie om het gat te sluiten, maar complicaties blijven niet uit: ‘Tijdens de operatie ben ik bijna overleden. Dat heb ik als kind heel bewust gevoeld en dat vergeet ik nooit. Diezelfde dag ben ik weer opengemaakt, want ik had een embolie. Na de operatie bleef er een klein lekje over, maar al met al is de operatie voor die tijd, goed geslaagd.’

De mentale klap

Sindsdien is het ziekenhuis een vertrouwd begrip in het leven van Lilian. Ziekenhuis in, ziekenhuis uit; het hoort bij het dagelijks leven. Ondertussen gaat het leven door. De puberende Lilian rondt haar school af, krijgt een vriend en trouwt. Twee kinderen volgen en het hartpatiënt zijn laat de jonge moeder op zijn beloop. Het prille geluk is van korte duur, want als ze 33 is, komt de mentale klap: ‘Ik had jarenlang gevochten en net gedaan of het goed ging, maar ik was depressief. Als je ziek bent, besef je dat je niet onsterfelijk bent.’

Lilian gaat vrij snel daarna in therapie: ‘Tijdens de therapie heb ik ontdekt dat mijn depressie met een angststoornis de som is van alle onverwerkte ellende in het ziekenhuis. Een eyeopener, want toen pas kon ik het na al die jaren gaan verwerken. In de twee maanden dat ik als kind in het ziekenhuis lag, is er alleen naar mijn lichaam gekeken. De psychische zorg voor kinderen was destijds nul. Ik had besef van de situatie, maar het besef, dat ik besef hád, kwam pas later. Als kind absorbeer je het en onderga je het; that’s it.’

Door de therapie is Lilian een heel ander mens geworden; de mens die zij nu nog steeds is: ‘Vanaf de tijd dat ik in therapie was, heb ik de bewuste keuze gemaakt om dingen te doen die ik leuk vind. Ik heb een opleiding gevolgd en werk nu al een jaar of twintig, twee dagen in de week als preventieassistente bij een grote tandartspraktijk. Maar bovenal ben ik meer van mijzelf gaan houden. Mijn man heeft daaraan moeten wennen, want sindsdien ben ik ook veel assertiever. Dit heb ik allemaal geleerd door de ellende van vroeger en uiteindelijk ben ik er beter van geworden, maar als ik het over zou moeten doen, dan liever niet zo.’

Van voor af aan

Lilian blijft in de tussentijd onder controle. Als verjaardagscadeau voor haar vijftigste verjaardag neemt Lilian’s dochter haar mee naar Barcelona. Wat begon als een leuke trip, eindigt met een nare ervaring. Lilian krijgt weer hartklachten: ‘In Barcelona voelde ik voor het eerst dat er iets veranderde. Ik was kortademig, hield vocht vast en kon niet meer rennen. Eenmaal terug heb ik gelijk actie ondernomen.’

Na onderzoek blijkt dat Lilian sinusbradycardie2 heeft: ‘Dat was echt verschrikkelijk, maar mijn cardioloog destijds wilde er niets aan doen. Dat voelde niet goed en daarom ging ik – in goed overleg met mijn cardioloog – voor een second opinion naar het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. Ik vond dat mijn hart meer medische en gespecialiseerde hartzorg verdiende. De cardioloog daar heeft in 2009 gezegd dat wij niet gaan wachten tot ik alleen nog maar op de bank zit, maar dat we actie gaan ondernemen, terwijl ik nog fit ben.’

Het wachten blijkt van erg korte duur. Niet lang daarna gaat Lilian met klachten naar de eerste hulp in Almere, haar klachten worden van tafel geveegd waarna zij zich naar Amsterdam haast. Daar is zij welkom en wordt direct opgenomen. Lilian heeft nog maar escaperitmes3 van 26 slagen per minuut en sinusarresten5 van vijf seconden: ‘Mijn hart stond gewoon stil.’ Na vijf dagen verlaat ze het ziekenhuis, maar nu met een pacemaker.

Maar ook hiermee zijn Lilian’s problemen niet opgelost. Vrij snel daarna krijgt zij last van boezemfibrilleren en allerlei ritmestoornissen. Bètablokkers helpen niet. Een lange ablatie5 in 2010 volgt, maar mag ook niet baten. Na alle ingrepen duurt dit herstel lang: ‘Ik voelde me net een halve invalide.’ Ondertussen gaan Lilian’s kleppen weer lekken: ‘Na zoveel gesodemieter en gehannes was ik er heel slecht aan toe in 2011. Ik kon niet meer functioneren.’ Volgens de cardioloog past haar geest niet meer bij haar lichaam.

De geschiedenis herhaalt zich

Een cardioloog – gespecialiseerd in aangeboren hartafwijkingen – uit het Universitair Medisch Centrum in Utrecht (UMC) komt naar het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (AMC) om Lilian te opereren. Door de tricuspidalisklep6 loopt haar pacemakerdraad, waardoor die standaard lekt. Haar Mitralisklep7 wordt gerepareerd in plaats van vervangen. Maar daarbij blijft het niet: ‘Omdat ik toch al open lag hebben ze een MAZE-ablatie8 uitgevoerd en daarnaast mijn pacemakerdraden vastgezet, want die lagen los. Eenmaal na de operatie zat ik er echt doorheen.’

Twee weken later gaat het alweer mis. Klachten spelen op en Lilian vertrekt weer naar het AMC. Ze treft een arts-assistent die haar klachten niet serieus neemt en wegschuift met: ‘Dit hoort erbij.’ Tijdens de pacemakercontrole twee dagen later in haar eigen ziekenhuis blijkt dat Lilian zes liter vocht vasthoudt. Vastberaden als zij is, zet ze door en begint tijdens haar revalidatie te trainen voor een persoonlijk doel: het hardloopevenement City Run. De doorzetster krijgt veel steun en dat doet haar goed, maar de echte adrenalinekick krijgt zij bij de finish na het renne nvan zeven kilometer.

Over de klachten tijdens de training houdt Lilian haar mond, maar al snel daarna blijkt dat het rennen niet meer gaat. Door alle stress die het lichaam heeft ondergaan is haar schildklier getriggerd en dat brengt de nodige klachten met zich mee die met hartmedicatie worden behandeld. Lilian’s beide hartkleppen lekken weer en haar mitralisklep moet worden vervangen. Het wachten is nu hierop.

Patiënten gaan een operatie in met een bepaald verwachtingspatroon. Voor Lilian is daar weinig van terecht gekomen. Ook al is haar potje met moed een beetje op, ze gaat in de tussentijd niet bij de pakken neerzitten: ‘Het zit in mijn genen om ondanks alles te blijven lachen. Ik ben positief ingesteld en een knokker en ik beschik over een grote winnaarsmentaliteit. Ik hou veel van het leven en dat geeft mij een boost om door te gaan, hoe ziek ik ook ben.’

Lilians positiviteit zorgt er ook voor dat zij niet lang blijft hangen in negatieve gedachten: ‘Vanzelfsprekend is het een constant gevecht, maar ik blijf niet lang hangen in een dip. Piekeren doe ik alleen, mijn omgeving ontlast ik. Daarnaast heb ik altijd mijn beschermengel bij me, dat is mijn moeder. Niet iedereen die makken heeft kan er zo mee omgaan, maar dit is één van de manieren en voor mij werkt het. Als het even niet gaat, denk ik altijd aan mijn lijfspreuk: ‘Life isn’t about waiting for the storm to pass. It’s about dancing in the rain.‘

1 Atrium Septum Defect: Het ASD is een hartafwijking waarbij er een gaatje in het tussenschot van de boezems in het hart zit. Vroeger werd het gaatje gedicht met openhartoperatie, tegenwoordig volstaat een hartkatherisatie waarbij een zogeheten parapluutje het gat wordt ingeschoven.

2 Sinusbradycardie: Bij een sinusbradycardie liggen het aantal slagen van de sinusknoop onder de zestig slagen per minuut. Hierdoor ontstaat een te laag hartritme en hiermee mogelijke hartritmestoornissen.

3 Escape-ritme: Het hart beschikt over een ‘vangnet’ voor te trage ritmes, dat kan voorkomen dat het hart volledig stil valt. Het zogeheten escape-ritme ontstaan vanuit de hartkamers en ligt lager dan het normale hartritme.

4 Sinusarrest: Een sinusarrest of sinuspauze wordt gedefinieerd als de afwezigheid van P toppen op het ECG die meer dan 20 seconden tot enkele minuten aanhoudt.

5 Ablatie: Ablatie is het wegbranden van cellen in de hartwand om een afwijking in het prikkelgeleidingsysteem te behandelen.

6 De tricuspidalisklep is een van de kleppen in het hart. Deze klep bevindt zich (in tegenstelling tot de mitralisklep aan de linkerkant) tussen de rechterboezem en de rechterkamer en voorkomt dat bloed uit de rechterkamer terugloopt naar de rechterboezem.

7 Mitralisklep: De mitralisklep is de hartklep tussen linkerboezem en linkerkamer. Ze is dus één van de twee atrio-ventriculaire kleppen.De klep sluit tijdens de systole om te voorkomen dat het bloed weer teruggepompt wordt, de longaders in.

8 MAZE-ablatie: Bij deze ablatie worden met behulp van een ablatiekatheter ‘lijntjes getrokken’ rondom de longaders, op de plaats waar deze uitmonden in de linker boezem. Om in de linker boezem te komen wordt vanuit de rechter harthelft een klein gaatje geprikt in het boezem-tussenschot.

Lilian met haar “2 kleine onderkruipsels”

Hoge bloeddruk? Pas uw leefstijl aan

Hoge bloeddruk? Pas uw leefstijl aan

 

Bloeddrukverlagende medicijnen zijn effectief, maar kennen vaak wel bijwerkingen. Patiënten met een hoog risico op hart- en vaatziekten ontkomen er meestal niet aan, maar er zijn ook andere – soms effectievere – manieren om aan uw gezondheid te werken.

 

Vooropgesteld: een hoge bloeddruk is geen ziekte. U voelt zich waarschijnlijk ook niet ziek. Maar het is wel verraderlijk, want het verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. Een ideale bloeddruk heeft een waarde van 120 (bovendruk) /80 (onderdruk). Is de bovendruk hoger dan 140 dan spreken we doorgaans van een hoge bloeddruk.

 

Een arts kan dan medicijnen voorschrijven, zoals plaspillen, ACE-remmers, Calciumblokkers of Bètablokkers. Deze geven regelmatig vervelende bijwerkingen, zoals droge hoest, duizeligheid, koude handen en voeten en seksuele problemen. Mede daarom moeten artsen patiënten met een verhoogde bloeddruk in de eerste plaats leefstijladviezen geven. Dat staat in de richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement, die artsen moeten volgen (zie kader).

 

Bloeddrukverlagers zouden ze in principe alleen aan patiënten met een hoog risico op hart- en vaatziekten moeten voorschrijven. Een hoge bloeddruk is daarvoor niet alleen bepalend. Andere belangrijke risicofactoren zijn roken, hart- en vaatziekten in de familie, een verhoogd cholesterol, overgewicht, te weinig lichaamsbeweging, een ongezond voedingspatroon, te hoge alcoholconsumptie en teveel stress. Ook als u lijdt aan diabetes type 2  of reumatoïde artritis, of als u eerder een hart- of vaatziekte heeft gehad, loopt u een hoger risico.

 

Nooit zomaar stoppen

Wie bloeddrukverlagers slikt, moet daar nóóit zonder overleg met de arts mee stoppen. Dat houdt grote risico’s in.  Maar het is wel zinvol met uw arts eens naar uw totale risicoplaatje te kijken. Zeker als dit eerder nooit goed in kaart is gebracht. Een aantal simpele ‘ingrepen’ in uw leefstijl, zoals stoppen met roken, gezonder eten, een paar kilo afvallen en wat meer bewegen, zijn vaak al heel effectief om uw bloeddruk te verlagen.

 

De effecten van een andere leefstijl treden al snel op. Dit ondervond Frans Kok, hoogleraar voeding en gezondheid aan Wageningen Universiteit. Voor het boek Gezond eten, gewoon doen, dat hij samen met wetenschapsjournalist Broer Scholtens schreef, deed hij een opvallend experiment. Een maand lang at hij ‘verkeerd’, met onder meer witbrood en volvette kaas, ongezonde margarine, veel tussendoortjes en vet vlees en weinig groente.  Ook bewoog hij te weinig. Daarna leefde hij een maand lang strikt de officiële voedingsrichtlijnen na en bewoog hij ook meer.

 

Frans Kok: ‘In de ongezonde maand steeg de bloeddruk, terwijl mijn fitheid afnam. Ik kwam meer dan twee kilo aan. Met name in de buikstreek, wat zeer ongezond is.’ Ook de concentratie cholesterol – een andere belangrijke risicofactor op hart- en bloedvaten – steeg. In de gezonde maand daalden de bloeddruk en cholesterolwaarden en kwam zijn gewicht weer in de buurt van het oude niveau. Het experiment is wetenschappelijk opgezet, maar er kunnen volgens Kok geen wetenschappelijke conclusies aan worden verbonden. ‘Meetresultaten van één persoon kunnen immers op toeval berusten.’ Maar veelzeggend is het wel.

 

Geleidelijk

Frans Kok adviseert om vooral geleidelijk af te vallen en niet met een crashdieet, zoals dat van dr. Frank of Sonja Bakker. ‘Een paar kilo doet vaak al veel voor uw gezondheid. Kunt u dat niet zelf, schakel dan de hulp van een diëtist in.’  Het basispakket van de zorgverzekering vergoedt maximaal drie uur dieetadvies. Of u recht heeft op meer vergoeding hangt af van uw eventuele aanvullende verzekering. In 2013 heeft het kabinet ook stoppen-met-rokenprogramma’s weer in het basispakket teruggebracht. U hoeft het dus niet helemaal alleen te doen.

 

De belangrijkste leefstijlmaatregelen:

  • Stop met roken. Dit is bij rokende hoge bloeddrukpatiënten veruit de belangrijkste maatregel.
  • Voldoende bewegen: minstens vijf dagen per week, een halfuur per dag.
  • Gezond eten. Beperk het gebruik van roomboter, harde margarines, vet vlees en vette melk-producten en tussendoortjes. Eet twee porties vis per week, waarvan één keer vette.
  • Eet niet meer dan zes gram zout per dag. Voeg zelf geen zout toe aan voeding en gebruik zo
    min mogelijk kant-en-klare en/of bewerkte voedingsmiddelen die veel zout bevatten.
  • Beperk het gebruik van alcohol.
  • Zorg voor een optimaal gewicht.
  • Voorkom en beperk stress, onder meer door voldoende te ontspannen.


Bron: Richtlijn Cardiovasculair Risicomanagement

door: Heidi Klijsen

Hartstroom al eeuwenoud

 

‘Pacemaker’… Bijna iedereen kent het woord, het begrip. We spreken het uit alsof het onderdeel is van ons dagelijkse leven. En eigenlijk is het dat inmiddels ook.

 

De pacemaker, de ‘hartprikkelaar’, is één van de hulpmiddelen die ervoor zorgt dat veel mensen nu in leven blijven, terwijl zij twintig of dertig jaar geleden onherroepelijk zouden zijn gestorven aan een plotselinge hartstilstand of een ernstige ontregeling van het hartritme.

 

Wat nu heel gewoon is in de zorg voor het hart, blijkt als principe al eeuwenoud. Het is een bijzonder verhaal dat slechts weinigen kennen.

 

De kalender voert ons terug naar 1774. Uit dat jaar stamt de eerste beschrijving van ‘het prikkelen der hartspier’. We nemen u mee naar Wardour Street in de Londense wijk Soho, waar de driejarige Catherine Sophia Greenhill op 16 juli uit het raam valt van de eerste verdieping van haar woonhuis op straat.

 

De ontstelde ouders nemen het kind in hun armen en rennen ermee naar de apotheker aan de overkant. Deze is weliswaar van goede wil maar concludeert, zich buigend over het ogenschijnlijk ontzielde lichaam van de peuter, niets meer voor haar te kunnen doen. Doch ene mister Squires, die in de apotheek werkt en tegenover het gezin Greenhill woont, vraagt de ouders iets te mogen uitproberen: met stroom… Tja, bezwaar daartegen kunnen zij nauwelijks hebben, hun kind is in levensgevaar of al gestorven; elke reddingspoging is welkom.

 

En mister Squires, over wie in beschrijvingen weinig meer bekend is dan dat hij een diepe interesse heeft voor techniek, hij doet wat zijn technische intuïtie hem ingeeft. Hij drukt, naar verluidt bijna een kwartier na het ongeluk, een opgewekte ‘elektrostatische lading’ tegen de borstkas van het meisje… Aanvankelijk gebeurt er niets, maar na enkele nieuwe pogingen op verschillende plaatsen op de thorax en andere delen van het lichaam begint het kind weer te ademen. Het zou volledig zijn hersteld, zo is in publicaties te lezen.

 

Later zou mr. Squires hebben gezegd dat hij zou hebben gehandeld vanuit geen ander motief dan het redden van het kind en het promoten van het goede van de mensheid. Later werd, na onderzoek, gesuggereerd dat het kind bij de val onmiddellijk in coma moet zijn geraakt. De stroomprikkels zouden de hersenactiviteit weer op gang hebben gebracht. Minder aannemelijk vond men toen dat de hartslag weer op gang was gebracht.

 

Maar toch, voortbordurend op de ervaringen uit dit bijzondere verhaal, leidden experimenten met stroomtoediening pas in 1930 tot de komst van de allereerste externe pacemaker. Is de pacemaker van nu nauwelijks groter dan een plat lucifersdoosje, toen was sprake van een enorm apparaat waarmee via naalden tot op het hart stroomstootjes konden worden toegediend.

 

De komst van de transistor maakt het in de jaren daarna mogelijk om de pacemaker kleiner te maken dan het enorme apparaat dat het was. Dan al zijn er bespiegelingen en plannen om uiteindelijk te streven naar een hartprikkelaar die vanuit het lichaam zelf, het liefst zo dicht mogelijk in de buurt van het aangedane hart, stroomstootjes toe te dienen.

 

De pacemaker van nu is nauwelijks groter dan een plat lucifersdoosje, toen was er sprake van een enorm apparaat

 

 

Opkomen voor hartpatiënten is een met doornen bezaaide weg

Soms moet je als belangenbehartiger wel eens even slikken voor wat er allemaal op je weg komt. De laatste tijd hadden we te maken met nogal wat weerstand. Niet iedereen is namelijk blij met onze organisatie Hartpatiënten Nederland.

Het benoemen van wat er gebeurt, wordt je immers niet altijd in dank afgenomen. En dat is nog zachtjes uitgedrukt. De reacties variëren van ordinaire beledigingen tot en met dreigen met rechtszaken.

Dat gebeurt zonder uitzondering in een poging Hartpatiënten Nederland te intimideren en van actie af te houden. Het is van alle tijden. Je ziet dat op veel plaatsen gebeuren, en dat al eeuwenlang. Tegenstanders en criticasters het zwijgen opleggen. Daarvoor kan van alles uit de kast gehaald worden. Het gemakkelijkste is de criticaster voor leugenaar uitmaken. Op die manier wordt de criticaster gedwongen om in discussie te gaan met degene, die wordt bekritiseerd. Als dat niet helpt, volgt dreigen met juridische stappen. Heel veel mensen en organisaties schrikken daarvoor terug. Zeker als de toon dreigend is en de lezer de indruk krijgt, al bij voorbaat veroordeeld te zijn. Als ook dat niet helpt, volgt een uitnodiging voor overleg. Ook daar worden vaak allerlei spelletjes gespeeld. Dat hangt een beetje af van degene die uitnodigt. Kom je daar niet goed beslagen ten ijs, dan word je er – om het op zijn Haags uit te drukken – ‘afgezeken’ en vernederd. Verder kunnen ook daar weer dreigementen worden geuit. En als al die dreigementen en vernederingen zonder resultaat blijven, volgt de balsemmethode. Dan is men opeens heel erg welwillend en stelt allerlei schone beloften in het vooruitzicht.

Waar veel patiëntenorganisaties dan instinken is meedoen in een structurele overlegstructuur. Het poldermodel, dus. Daarnaast profiteren veel potentieel ‘gevaarlijke’ patiëntenorganisaties van de fors geopende geldkraan van de gulle gever, de farmaceutische industrie. Want wiens brood men eet, diens woord men spreekt.

Om onafhankelijk te kunnen laveren tussen al die kolkende golven door, is Hartpatiënten Nederland principieel onafhankelijk. Wij accepteren geen ‘donaties’ van medicijnenfabrikanten. We lopen niet aan hun leiband, zoals de meeste andere organisaties van patiënten. We draaien niet mee in allerlei overlegorganen, omdat we dat verspilling van tijd en geld vinden. Wij moeten het helemaal van uw donaties hebben. Zonder ú zijn we nergens!

Column door: Henri Haenen

Nieuwe medicijnen voor diabetes deugen niet

 

Internisten maar ook huisartsen zijn en masse bezig met het in de markt zetten van  nieuwe diabetesmedicijnen. Al vele tienduizenden diabeteslijders slikken het medicijn, dat niet beter, maar wel tientallen malen duurder en noch bewezen veilig en effectief is.

 

Het gaat om de zogeheten DPP4-remmers en GLP-1-agonisten. Met name de middelen Januvia en Janumet. Deze medicijnen zouden nu alleen nog maar in het kader van klinische onderzoekingen moeten worden voorgeschreven, waarschuwt huisarts Hans van der Linde. ‘Het kan je suiker verlagen, maar of je er ook maar een dag langer door leeft, is niet te zeggen.’

 

‘Deze nieuwe medicijnen worden er zo ingedramd, je kunt je daar bijna geen voorstelling van maken’, aldus de huisarts. ‘Onlangs werd het bewierookt op een congres in Berlijn, waar maar liefst 18.000 huisartsen en specialisten bij aanwezig waren. Daar zitten zwakke broeders bij, die snel overstag gaan. De industrie probeert betekenisloze en zeer marginale ‘voordelen’ extreem uit te vergroten om het middel aan de man te brengen. Zo zou je er in een jaar tijd zo’n 800 gram van kunnen afvallen. Dat is natuurlijk te verwaarlozen, want het probleem bij veel diabetes patiënten is nou juist dat ze doorgaans tientallen kilo’s te zwaar zijn. Dan heb je zoveel niet aan 800 gram op jaarbasis.’

 

‘Het vermogen van de nieuwe medicijnen om suiker te verlagen is slechter dan dat van andere, bestaande middelen. Intussen is het nieuwe medicijn wel dertig keer zo duur! Het toestaan van deze pil op de medicijnenmarkt kan onze samenleving 300 tot 400 miljoen euro per jaar gaan kosten!’

 

‘Het advies van het Nederlands Huisartsen Genootschap en het Geneesmiddelenbulletin is: niet gebruiken. Want het medicijn is niet bewezen veilig, je weet niet wat het op de lange termijn doet. Er is met name grote onduidelijkheid over de bijwerkingen op de langere termijn. Er zijn al signalen dat het risico van alvleesklierkanker erdoor toeneemt. Neem dus geen risico en blijf bij de oude, vertrouwde diabetesmedicijnen.’

 

Samengevat: de mogelijk onveilige DPP-4 remmers zijn: linagliptine (Trajenta), saxagliptine (Onglyza), sitagliptine (Januvia en Janumet), vildagliptine (Galvas), en de GLP-1-agonisten: exenatide (Byetta), liraglutide (Victoza).

 

Antistollingsmiddelen

Hans van der Linde staat al sinds jaar en dag bekend als de luis in de pels van de farmaceutische industrie en het ministerie van Volksgezondheid. Om er maar alvast twee te noemen, maar de lijst is langer. Een ander medicijn waarop Hans zijn pijlen richt zijn de nieuwste antistollingsmiddelen. Wie de afgelopen maanden de stromannen van de industrie daarop heeft horen reageren en zich geen zand in de ogen heeft laten strooien, weet eigenlijk genoeg, aldus Van der Linde op de website artsennet.nl.  Een speciale commissie van de Gezondheidsraad onderzocht die nieuwe antistollingsmiddelen en schrok zich een hoedje. Het gaat daarbij om Dabigatran (Pradaxa®), Rivaroxaban(Xarelto®) en Apixaban (Eliquis®). ‘Doordat de regelmatige controle van de behandeling wegvalt, wordt het een behandeling die net zo ’gewoon’ wordt als behandeling met andere geneesmiddelen, waardoor naast gebruikersgemak mogelijk wel meer risico op therapieontrouw ontstaat dan onder een regiefunctie bij een behandeling met een cumarinederivaat’, schrijft deze commissie op artsennet.nl. De commissie adviseerde nieuw onderzoek naar veiligheid, kosten en werkzaamheid van het nieuwe medicijn, alvorens deze middelen op de markt toe te laten. Helaas, zoals zo vaak het geval bij minister Schippers, liet ze haar oren opnieuw hangen naar de pillendraaiers en farmaboeren en liet het middel toe op de markt, niettegenstaande het advies van de commissie. ‘Daarmee gaat de minister op de stoel van de artsen zitten’, aldus Van der linde. ‘De minister zegt dat het middel wordt toegelaten omdat ze een lagere prijs kon bedingen. Alsof het om geld gaat, in plaats van om gezondheid.’

 

‘In de USA zijn er al 600 mensen doodgebloed als gevolg van het gebruik van dit middel’, weet Van der Linde. ‘Wat ik zie is dat cardiologen zich massaal laten informeren over dit nieuwe middel door belangenverstrengelde opinieleiders. Ze zijn nu al bezig mensen in grote getale over te zetten op het nieuwe medicijn. Het is een ramp! Het is echt vreselijk wat hier gebeurt! Ik ben bang dat er heel veel mensen aan bloedingen zullen overlijden.’

Hartpatienten Nederland opent Meldpunt Cardiologie

 

Hartpatiënten Nederland heeft sinds december 2012 een landelijk Meldpunt Cardiologie. Het Meldpunt werd geopend na de gebeurtenissen in de ziekenhuizen in Spijkenisse en Zeeland. Daar was van alles mis op de afdelingen cardiologie van het Ruwaard van Putten (RvP) ziekenhuis in Spijkenisse en het Admiraal de Ruyter ziekenhuis (ADRZ) in Zeeland.

 

Sinds de opening van het Meldpunt op 21 december, kwamen al vele honderden klachten en andere meldingen binnen. De meeste uit Spijkenisse en Zeeland, maar ook uit andere delen van het land!

 

Onderzoeksraad voor Veiligheid

Hartpatiënten Nederland is verheugd dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid nu op verzoek van onze stichting een diepgaand onderzoek gaat instellen in het Ruwaard van Putten ziekenhuis in Spijkenisse. Deze beslissing van de Onderzoeksraad volgde op een bezoek van een delegatie van Hartpatiënten Nederland aan het hoofdkantoor van de Raad in Den Haag, eind december 2012. Daar bespraken we de noodzaak om een onderzoek naar de veiligheid voor patiënten in het RvP ziekenhuis te doen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg IGZ sloot de afdeling cardiologie in november en de vier cardiologen werden naar huis gestuurd. Ze keren niet meer terug, naar het zich laat aanzien.  Op maandag 16 december opende de afdeling cardiologie weer. Zij het mondjesmaat en met twee externe cardiologen, van het Maasland ziekenhuis.

 

Klachten

Hartpatiënten waren intussen al massaal en noodgedwongen uitgeweken naar ziekenhuizen in de omgeving. Hartpatiënten Nederland opende het meldpunt, waar hartpatiënten uit Spijkenisse hun verhaal konden doen over de gang van zaken in het Ruwaard van Putten. Het regende klachten. En niet alleen over de afdeling cardiologie. Al snel meldden zich ook andere patiënten, die slachtoffer waren van de gang van zaken bij andere afdelingen van het ziekenhuis. Bijvoorbeeld op de afdelingen: gynaecologie, interne geneeskunde en longgeneeskunde. Ze klaagden onder meer over foute diagnoses, onherstelbare fouten bij operaties, voorschrijven van verkeerde medicijnen, hulpverlening door niet bevoegd personeel, arrogante en onbeschofte behandeling en het kwistig hanteren van de morfinespuit, in enkele gevallen met de dood tot gevolg. In dat geval was het niet de patiënt die klaagde, maar diens nabestaande.

 

Inmiddels kwamen de gebeurtenissen eerder al in een stroomversnelling. Ruwaard van Putten houdt op als zelfstandig ziekenhuis te bestaan en wordt opgeslokt door naburige hospitalen. En de afdeling cardiologie van het ADRZ in Zeeland staat inmiddels onder curatele van het Amphia in Breda. De cardiologen daar konden niet meer met elkaar door een deur.

 

Patiëntenbelang

We zijn blij met het onderzoek door de Onderzoeksraad. Die onderzocht ook de problemen op het hartcentrum van Radboud in Nijmegen, zo’n vijf jaar geleden. Daar stierven toen ook meer patiënten dan gemiddeld. Bij Hartpatiënten Nederland meldden zich indertijd 75 mensen die een klacht indienden. Wij hebben toen samen met de Raad van Bestuur en de medische staf al deze klachten doorgenomen. Aan de hand van deze klachten heeft Radboud ingegrepen en het hartcentrum gereorganiseerd. Er kwamen nieuwe specialisten, protocollen werden gewijzigd, de patiënt stond voortaan centraal. Sindsdien behoort de hartafdeling van het Radboud ziekenhuis tot de allerbeste van Nederland!

 

Vertrouwen

Exact dat staat ons ook voor ogen bij het Ruwaard van Putten ziekenhuis in Spijkenisse. Want het vertrouwen van de patiënt in het ziekenhuis moet zo snel mogelijk hersteld worden. Veel mensen durfden tot nog toe niet te klagen. Want je bent wel afhankelijk van de specialist, tegen wie je een klacht hebt. Klagen moet mogen! Zonder repercussies!

 

 

NVVC

En tenslotte: we willen samen met de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) bepalen in welke ziekenhuizen verbeteringen noodzakelijk zijn . Want in zijn algemeenheid leveren cardiologen in Nederland uitstekend werk. Ook hier geldt weer: de onder de maat presterende cardiologen verpesten het voor de rest.

 

 

Voelt u zich slecht behandeld door uw specialist of huisarts? Neem dan contact op met ons Meldpunt Cardiologie. Dat kunt u bereiken door te bellen met 085 081 1000 (tijdens kantooruren), te mailen naar Roermond@hartpatienten.nl of door onze website www.hartpatienten.nl te bezoeken. Schrijven mag ook, naar SHN, postbus 1002, 6040 KA Roermond.

Blauwe baby’s

Blauwe baby’s

 

Een mooie naam: Tetralogie van Fallot… Maar, zoals wel meer gebeurt: ook achter deze fraaie klankkleuring schuilt een ernstig probleem. Een aangeboren hartafwijking, waarbij in de aller-prilste ontstaansfase van het hart een aantal dingen zijn fout gelopen.

 

Er is zelfs sprake van vier aanlegfouten die zich binnen dit syndroom kunnen voordoen en dat is vrij zeldzaam. Alleen al het opsommen ervan zal, zelfs voor de buitenstaander, de complexiteit van dit zeldzame hartprobleem enigszins weergeven: 1. een opening in de scheidingswand van de linker- en rechter hartkamer, 2. een vernauwde toegang van de rechterkamer naar de longslagader, 3. de scheef op de linker- en  rechterhartkamer aangesloten aorta, en 4. een rechterhartkamer met een verdikte hartspier.

 

Dat er iets mis is met het kind is niet meteen zichtbaar bij de geboorte. Meestal duurt het weken tot maanden voordat de ‘verscholen’ hartproblemen naar de voorgrond treden met kortademigheid, voedingsproblemen en slecht groeien. Naarmate de tijd verstrijkt kan de baby ook blauw gaan zien – de lipjes kleuren paars-blauw, zo ook handjes en voetjes. De blauwe kleur wordt ‘cyanose’ genoemd, ten teken dat het bloed zwaar onvoldoende zuurstofrijk is. Vroeger werd ook wel gesproken van de ‘blauwe baby-ziekte’.

Toen de Franse arts Arthur Fallot (1850-1911) voor het eerst enkele patiënten met deze afwijkingen in het hart beschreef, meende hij dat elk van hen gelijktijdig vier verschillende hartaandoeningen had. Niet zomaar gebruikte Fallot daarom het woord ‘tetra’ in de naam, hetgeen in het Grieks ‘vier’ betekent. Bij de Fallot-patiënten is geen sprake van vier los van elkaar staande hartproblemen, maar met elkaar samenhangende constructiefouten van het hart, die mogelijk het gevolg zijn van onder meer erfelijke beïnvloeding.

 

Het beschrijven van het ziektebeeld leidde bepaald niet onmiddellijk tot het kunnen behandelen ervan. Daar zou nog zeker een halve eeuw overheen gaan. Pas begin jaren veertig van de vorige eeuw bleken hart- en vaatchirurgen in staat eenvoudige (aangeboren) hartaandoeningen te behandelen. Maar een zo complexe combinatie van aandoeningen binnen één hart…? Nee, daartoe was de chirurgie nog niet in staat. Patiëntjes haalden toen hooguit de peuterleeftijd.

 

De Amerikaanse hartspecialiste Helen B. Taussig (1898-1986), zonder twijfel pionier op het gebied van de kindercardiologie, kwam met een baanbrekende vinding: een kunstmatige verbinding (een ‘shunt’) tussen de aorta en de longslagader door het omleiden van de ondersleutelbeenslagader ‘arteria subclavia’. Hierdoor ontstond bij het eerste patiëntje, de elf maanden oude Eileen Saxon bij wie deze experimentele ingreep eind november 1944 werd uitgevoerd, onmiddellijk een betere longdoorstroming – met als zichtbaar gevolg: het verdwijnen van de blauwe gelaatskleur.

 

De Blalock-Thomas-Taussig shunt, medevernoemd naar haar collega’s chirurg dr. Alfred Blalock en zijn assistente Vivien Thomas, wordt nog steeds gebruikt. Meer als tussenoplossing. Tegenwoordig is de kinderhartchirurgie in staat in één operatie de vier hartafwijkingen binnen het eerste levensjaar te corrigeren.

 

An identical twin girl in her isolette 1 day after birth

Antonie binnen een jaar twee keer aan zijn hart geopereerd

 

ACHTERVELD – Antonie is pas 18 jaar oud, maar moest in één jaar tijd tweemaal onder het mes voor een hartoperatie. Het nieuws dat hij opnieuw geopereerd moest worden kwam bij hem aan als een schok, vertelt hij.

 

Zijn eerste openhartoperatie in het Universitair Medisch Centrum Utrecht was in november 2011 dringend nodig, toen een verwijding van meer dan vijf centimeter ontdekt werd. De operatie verliep volgens Antonie voorspoedig, hoewel zijn hart tijdens de operatie voor een tweede keer moest worden stil gelegd. ‘De aortaklep was te klein en lekte teveel. Ze hebben het hart toen opnieuw stil gelegd. Daarna hebben ze een aortaklep-reconstructie uitgevoerd. Het lekt nog steeds, maar zo weinig, dat ik er volgens de artsen goed mee kan leven.’ Dat vertelde Antonie in de uitgave van Hartbrug-Magazine in januari 2012.

 

De operatie was gelukt, het bevestigen van de prothese was goed gegaan en de verwijding was weg. Maar de klep ging steeds meer lekken. ‘Dat hadden de artsen toen niet zien aankomen’, vertelt Antonie. ‘Dat was pech. Ik moest opnieuw worden geopereerd.’

 

Eigenlijk werd de noodzaak van een nieuwe operatie duidelijk tijdens de revalidatie. ‘In het begin ging het goed’, herinnert Antonie zich. ‘Maar later bleef mijn conditie stil- staan. Toen ik langer moest fietsen en rennen, hield ik dat niet vol. Bij controles bleek de oorzaak de lekkende aorta-klep. Toen ging het balletje opnieuw rollen.’

 

‘Toen in juni het nieuws binnen kwam dat ik opnieuw geopereerd moest worden, schrok ik vreselijk. Na afloop van die operatie in november leef je toch ergens naartoe.
Naar beter worden, steeds meer kunnen. Je gaat er voor! En dan komt dat verschrikkelijke nieuws binnen. Ook voor mijn vriendin was dat moeilijk, ze reageerde verdrietig.’

 

Na zijn vorige operatie kreeg de nog bij zijn ouders wonende Antonie verkering met een meisje. Zij gaf en geeft hem veel steun, net zoals zijn ouders, vertelt hij. ‘Voor mijn ouders was het nieuws dat ik opnieuw de operatietafel op moest ook een schok.’

 

‘Ik was niet bang voor de operatie. Dat had ik geleerd van de vorige keer dat ik onder het mes ging. Voor de chirurg is het routinewerk. Maar ik piekerde over het feit dat ik een mechanische aortaklep ging krijgen. Hoe reageert mijn hart daarop? Hoe zal het leven zijn met zo’n klep? Hoe zit het met antistolling? Met infecties? Met afstotingsverschijnselen? Allemaal vragen die door mijn hoofd spookten.’

 

‘Toen ik werd opgenomen in het ziekenhuis, bleek ik net als in november de jongste te zijn, omringd door allemaal oudere hartpatiënten. Je bouwt een band op, iedereen ligt er voor hetzelfde. Als er iemand terugkwam van de operatie, gingen de anderen langs en vroegen hoe het gegaan was.’

 

‘Op 6 september ben ik in Utrecht opnieuw geopereerd. Ik kreeg een mechanische klep die een leven lang meegaat. Volgens de chirurg was de operatie wederom zeer geslaagd. Ze waren zelfs een paar uur eerder klaar dan gepland was. Ik had het geluk dat de nieuwe klep precies in mijn oude prothese paste. Als dit niet het geval zou zijn geweest zou de oude prothese eruit gehaald worden en vervangen worden door een prothese met passende klep.’ Ook na de operatie verliep het herstelproces voorspoedig en Antonie werd na zes dagen ontslagen.

 

‘De eerste controle was op 19 oktober, zes weken na de operatie. Daar leefde ik naartoe. Want daar zou ik horen of de klep het goed deed. Zes weken na de operatie was het dan eindelijk zover, mijn eerste controle. Ik was er best wel zenuwachtig voor’, vertelt Antonie. ‘Maar alles was positief. Nadat er een ECG was gemaakt kreeg ik een gesprek met de arts. Na wat onderzoeken en een prettig gesprek konden we met een brede glimlach weer naar huis’, aldus Antonie. ‘Ze hadden geen rare dingen gezien of gehoord, we hoefden ons nergens zorgen over te maken. Over drie maanden moesten we weer terug komen.’

 

Naar school kon Antonie nog niet gaan. Hij studeert MBO Luchtvaarttechniek, een vierjarige opleiding. Antonie moet nog twee jaar, vertelt hij. Hij wilde na ruim een maand thuis zitten graag weer naar school. Medio december ging hij voor het eerst weer een hele week naar school. Hij wil dat ook dit jaar blijven volhouden. Voor de examens heeft hij zich moeten uitschrijven, dat ging niet meer lukken.

 

‘Het gaat nu vrij goed met mij. Ik krijg nu twee keer per week fysiotherapie. Ik zie bij mezelf een stijgende lijn’, zei Antonie. Op het moment dat we hem voor dit interview spraken, was het veertien maanden geleden dat hij geopereerd werd. ‘Ik voel me nu een stuk beter dan veertien maanden geleden na de eerste operatie. Verder loop ik veel en ben ik weer begonnen met fietsen, iets wat ik nog steeds graag doe. Op school heb ik twee examens gemist; maar hiervoor kan ik me weer inschrijven zodra ik er klaar voor ben. Uitgaan zit er nog niet in, maar zo nu en dan ‘s middags op een terrasje is een goed begin.’

 

‘Ik vind het fijn dat ik op deze manier mijn verhaal kan doen en ik hoop dat de lezers inzien dat een openhart-
operatie niet het einde van de wereld is. Zeker de mensen die mijn eerste verhaal hebben gelezen kennen mijn geschiedenis. Voor de artsen is het hun werk en ze weten wat ze doen. Ik heb nu twee operaties binnen een jaar gehad en ik moet zeggen dat de tweede operatie mij zeker is meegevallen. Achteraf dan, van te voren zag ik er wel extra tegenop omdat je nu weet wat er komen gaat. Maar heb vooral vertrouwen en praat veel met mensen om je heen. Dat helpt! Voor mij hielp het zeker!’

Nederland, Achterveld, 6 januari 2012. Antonie Donath, 17 jaar, met zijn moeder en zusje. Antonie wil piloot worden. Antonie heeft een hartkwaal vanaf zijn geboorte. Foto: Marcel Bakker

 

Angst om huis te verlaten na infarct vereenzaamt patiënten

 

‘Bijna voor altijd kluizenaar’

 

ROERMOND – ‘Wetend dat je het weer aankunt, aandurft… Het bleek een geweldige zelfoverwinning na een lange periode van twijfel, waarin ik mijzelf eigenlijk al had afgeschreven voor dergelijke activiteiten.’

 

Peter in ’t Veld* uit Utrecht – ‘47 jaar, werkzaam in de ICT, getrouwd met Annemie*, geen kinderen’ – is weer op reis geweest. Eindelijk, dat is een felicitatie waard. ‘Naar Beieren, niet al te ver weg’, zegt Peter bescheiden. Dat was goed voor hem en heerlijk voor haar. Daardoor is Peters gevoel van eigenwaarde weer gegroeid en Annemie’s verlies van vrijheid een beetje teruggedrongen. ‘Dit biedt perspectief’, glimlacht zij wijs.

 

Belangrijk was dat korte uitstapje van vijf dagen, omdat na forse hartklachten Peters zelfvertrouwen hem behoorlijk in de steek had gelaten. Ofwel, wát een korte vakantietrip met HartbrugReizen, de reistak van patiëntenbelangenorganisatie Hartpatiënten Nederland, al niet teweeg kan brengen in een opkrabbelend mensenleven.

 

‘Na mijn hartinfarct van 2009’, zegt Peter, ‘zag ik mezelf nooit meer op reis gaan. Ik was bang geworden dat die ongelooflijke dreun, die álles zwart maakte, me opnieuw kon overkomen en dat ik dan te ver van medische hulp verwijderd zou zijn.’

 

Een kluizenaar… dat was het beeld dat hij over zichzelf leek af te roepen. ‘Thuis was ik altijd op mijn werkkamer. Ik was wel weer aan het werk, maar voortdurend binnen. Alleen voor een bezoek aan de huisartsenpost of de specialist in het ziekenhuis verliet ik het huis nog. Zeker, het was angst, pure bangheid dat me iets zou overkomen.’

 

Peter in ’t Veld was aan het vereenzamen, hij beseft dat nu eens te meer. Naar vrienden ging hij niet langer, als zij bij hem thuis kwamen – prima! Maar als ze hem vroegen op hún verjaardag te komen, of zomaar voor een etentje, dan vond hij altijd wel een excuus om er onderuit te komen.

 

‘Het begrip voor mijn toestand verkruimelde beetje bij beetje’, vertelt Peter. ‘Tótdat een zeer goede vriend van mij me bij mijn lurven greep. Ik kreeg ongenadig op mijn sodemieter. ’Bén jij nou helemaal…!’, riep hij en ik schrok me te barsten. ’Wat ben je nou eigenlijk aan het doen met je leven?!’ zei hij. ’Je bent nog een jonge vent die iets aan zijn hart heeft gehad. Hartstikke rot, zeker. Maar… Mán, nu ben je pas echt je leven aan het verzieken, door binnen te blijven en je van alles en iedereen te vervreemden. Dat moet stoppen!’ En zijn stemverheffing was niet mals.’

 

De boezemvriend had het beste met hem voor, zo bleek. Luuk* probeerde Peter’s isolement te doorbreken. En dat was, zoals gezegd, hard nodig. Want nog even en hij zou de aansluiting met het leven buiten voorgoed verliezen. Hij zou zo bang en onaangepast raken, dat hij niet langer de confrontatie met de wereld buiten zijn huis zou aandurven. Vriend Luuk had dat haarscherp gezien en in Peters gedragingen die van zijn eigen vader herkend.

 

‘Ik heb je dat nooit verteld, Peter, maar ook mijn vader was hartpatiënt, en ook hij neigde naar eenzame opsluiting door zijn hartziekte. Ik wil niet dat jou dit overkomt…’

Luuk, bekend met het initiatief HartbrugReizen van onze organisatie, zette Peter achter de computer en tikte in: www.hartpatienten.nl/reisverhalen.

Gekscherend: ‘Kijk, jonge vriend met je hartproblemen, hier… dit zijn allemaal hartcollega’s van je, lotgenoten… allemaal mensen zoals jij met hartproblemen. En wat doen ze? Ze gaan de deur uit, ze gaan op reis. Dat zou jij ook eens moeten doen. En wel een beetje vlug graag.’

 

Peter in ’t Veld lacht: ‘Nu weet ik waar een mens vrienden voor heeft. Luuk had me flink te pakken. Natuurlijk had Annemie mij dit ook allemaal al gezegd, maar ja… Ik heb alle reisverhalen van Hartpatiënten Nederland gelezen. En ik moet zeggen: het gaf me vertrouwen te zien hoe mensen, zoals ik, met problemen zoals ik, de stap gezet hebben om eropuit te gaan. Onder medische begeleiding. Ik ben weliswaar niet zo’n groepsmens, maar die trip naar Beieren was hartstikke leuk. Niet onmiddellijk was ik óm, vond het doodeng eerst, had vooraf goed gekeken waar de ziekenhuizen op onze route lagen. Maar van de busbegeleiders hoorde ik later dat in alles was voorzien. Geloof me, ik vond het jammer dat de trip erop zat en ik weer naar huis moest…’

*De namen van Peter, Annemie en Luuk zijn op hun verzoek gefingeerd.

Olie of boter

In de Middeleeuwen, toen we hier allemaal nog Rooms waren, worstelden we met 150 vastendagen per jaar. Dan mocht je geen dierlijke vetten eten en gebruikte je, noodgedwongen, olijfolie, voornamelijk Italiaanse. Luther maakte daar een einde aan; volgens hem stuurde Rome zulke vieze olijfolie naar het Noorden dat ze daar in Rome hun laarzen nog niet mee wilden invetten, vastgelegd in Luthers Tafelgesprekken. Sommigen beweren dat het vooral de mogelijkheid was om zo de gevreesde consumptie van olijfolie te vermijden, dat de reformatie vooral in het Noorden voet aan de grond kreeg. Olijfolie werd daar voortaan beschouwd als een verderfelijk product, terwijl ze in Zuid Europa beweerden dat het gebruik van boter, melaatsheid veroorzaakte.

Een eeuw geleden was de apotheek de enige plek waar je ‘boomloze’ in kleine flesjes kon aanschaffen om er iets medisch of misschien kosmetisch mee te doen. Ook dat deed de culinaire reputatie van olijfolie geen goed.

In de jaren zestig kocht ik wel eens een blik olijfolie in de supermarkt (dat was dan vaak het Franse merk Puget, maar dan wel jaren oude voorraad), om te moeten constateren dat ik ook daar mijn laarzen nog niet mee wilde invetten. Hollanders, op vakantie in het Zuiden, beweerden dat olijfolie de oorzaak van hun buikloop was. Dat het aan het water en hun slechte hygiëne lag, kwam niet bij ze op.

Tegenwoordig is de olie – van de olijf en andere herkomst –  meestal uitstekend van kwaliteit, maar oude gewoonten zijn moeilijk te verslaan. Zo is er een echte botercultuur, vaak omgeslagen in een margarinecultuur, en dan heb je ook nog het vele gebruik van reuzel en ander dierlijk vet. Terwijl we allang weten dat olie, met zijn onverzadigde vetten, veel gezonder is.

In een ongeregeld huishouden, zoals het mijne, is er wel eens geen boter of ghee en zelfs geen ander vet. Maar olie is er altijd. Dus experimenteer je, noodgedwongen. Zo kwam ik er achter dat een gerecht als zuurkool, traditioneel met boter, reuzel of ganzenvet bereid, nog lekkerder, lichter en gezonder wordt als je het met olijfolie doet.

Sommigen zouden zeggen dat dat een vorm van fusion is, twee tradities, een Noordelijke en een Zuidelijke door elkaar, maar daar ontkom je toch al niet aan. Het is geen goed idee halsstarrig, uit een vorm van puritanisme of purisme, dat soort vermengingen te vermijden.

Een truc als het toevoegen van een koffielepeltje olie aan een roux van boter en bloem gaat snelle verbranding van de bloem tegen, zoals een oude Franse kok me leerde, maar in die ongeregelde huishouding is het ook wel voorgekomen dat ik een roux helemaal met olie en bloem maakte. Dat kan heel goed, als het gebruik van die roux niet botst met de smaak van de olie. Bij het binden van een soep is het zelfs beduidend beter!

Op naar een verenigd Europa. Zoiets.

Column door: Johannes van Dam †