Moeten mannelijke artsen les krijgen in vrouwelijkheid?
Veel vrouwen hebben liever een vrouw als huisarts dan een man, blijkt uit een onderzoek van tijdschrift Libelle. De voorkeur komt vooral voort uit schaamte en gaat soms zelfs zo ver dat een bezoek aan de huisarts wordt uitgesteld. Wat kunnen we daaraan doen?
Uit de grootschalige enquête, blijkt dat 60% van de vrouwen onder de 40 liever naar een vrouwelijke huisarts gaan. Bij veertigplussers is de voorkeur iets minder sterk, maar ook van hen geeft een kwart de voorkeur aan een vrouw. Als het gaat om intieme problemen stijgt dat zelfs.
De respondenten vinden dat vrouwen empathischer zijn en beter luisteren, waardoor ze zich meer op hun gemak voelen. 1 op de 8 vrouwen stelt uit schaamte een bezoek aan de huisarts uit, tegenover 1 op de 25 mannen. De gevolgen hiervan kunnen ernstig zijn. Wie een uitstrijkje overslaat uit schaamte voor de mannelijke arts, kan immers zomaar te laat op de eerste tekenen van baarmoederhalskanker worden gewezen. En wie het gênant vindt om met een man over overgangsklachten te praten en daarom thuisblijft, kan ook niet gescreend worden op een alarmerend hoge bloeddruk.
‘We weten al veel langer dat de drempel om bepaalde klachten met een mannelijke arts te bespreken hoog is’, zegt Toine Lagro-Janssen, Hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen. ‘Ik ben zelf 36 jaar lang huisarts geweest en was destijds een van de eerste vrouwelijke huisartsen in Nijmegen. Al snel zaten mijn spreekuren vol vrouwelijke patiënten. Vele daarvan durfden problemen als seksueel misbruik of huiselijk geweld niet met een mannelijke arts te bespreken.’
Interesse en oogcontact
Volgens haar is het niet zomaar een gevoel, maar hebben vrouwelijke huisartsen gemiddeld gezien ook echt een werkwijze die beter aansluit op de vragen van vrouwelijke patiënten. ‘Mannelijke artsen zijn geneigd meer hun eigen doktersagenda te volgen. Ze stellen dus vragen waar zij het antwoord op willen weten. Vrouwen hebben over het algemeen meer oog voor de vragen die de patiënt niet stelt. Ze tonen meer interesse, maken oogcontact en vragen door. Met die open communicatie creëren ze een veilig gevoel, waardoor de patiënt zich erkend en gehoord voelt. En dan durven mensen ook sneller de dingen ter sprake te brengen waar ze eigenlijk écht voor kwamen. Soms komt een vrouwelijke hartpatiënt bijvoorbeeld niet op consult om alleen de bijwerkingen van haar medicatie te bespreken, maar wil ze ook haar zorgen uiten over of ze nog wel gezond genoeg is om lid te blijven van de wandelclub of er met de kleinkinderen op uit te gaan. Ook dat moet je als arts aanvoelen.’
De Amerikaanse universiteit Harvard toonde in 2016 aan dat patiënten in ziekenhuizen meer kans hebben om te overleven als ze behandeld worden door een vrouwelijke chirurg. Uit een Duitse studie bleek in 2009 al dat hartpatiënten beter af zijn bij vrouwelijke internisten. Kunnen we dan maar beter allemaal de mannelijke huisartsen links laten liggen en vragen om een vrouw? Hoewel iedereen het recht heeft om zelf een behandelaar te kiezen, is dat lang niet in alle gevallen mogelijk. Soms valt er weinig te kiezen, en worden mensen automatisch geplaatst bij de enige beschikbare arts.
Toch denkt Lagro-Janssen niet dat de oplossing ligt in het opleiden van meer vrouwelijke huisartsen. ‘Van de huisartsen in opleiding is nu ongeveer tweederde vrouw. En of je door een man of vrouw behandeld wordt zou sowieso niet uit hoeven maken, want als patiënt moet je kunnen vertrouwen op de deskundigheid van de beroepsgroep. Wat we wel kunnen verbeteren, is het onderwijs. Op de opleidingen moet meer aandacht worden besteed aan een meer patiëntgerichte, noem het ‘vrouwelijke’, manier van communiceren. Mannen kunnen dat namelijk ook leren.’
Ze vindt dat mannelijke huisartsen in opleiding getraind moeten worden in het scheppen van een arts-patiënt-relatie waarin vertrouwen centraal staat. ‘Vrouwen hebben nu eenmaal sneller last van negatieve gedachten over hun lichaam. Hartpatiënten moeten bijvoorbeeld vaak hun bovenlijf ontbloten, sommige vrouwen vinden dat moeilijk. Als arts moet je ze op zo’n manier benaderen dat schaamte geen rol speelt. Dat doe je bijvoorbeeld door hun angsten te benoemen, ze gerust te stellen en nauwkeurig uit te leggen wat je gaat doen. Daarnaast worden patiënten ook steeds geëmancipeerder, zelfbewuster en kundiger. Ze willen niet meer dat een arts boven hen staat, maar ze willen gezamenlijk beslissen. Zeker als het om complexe levensvragen gaat, zoals een kinderwens, het omgaan met een chronische ziekte of de eindigheid van het leven, is vertrouwen dan het allerbelangrijkste.’
Voor meer artikelen klik hier