Uitlezen of weggooien

Wat gebeurt er met een pacemaker of ICD als de drager ervan komt te overlijden? Welke rechten hebben familieleden en kan het apparaat nog worden uitgelezen? We vroegen het cardioloog Alexander Maass van het UMCG.

Goed voor het milieu is het niet: het meebegraven van een pacemaker of ICD na het overlijden van de drager. Zware metalen komen hierdoor namelijk in de grond terecht en vervuilen de bodem. Toegestaan is het wel. Volgens de Wet op de lijkbezorging is het niet verplicht om deze medische hulpmiddelen te verwijderen voorafgaand aan een begrafenis of crematie. Toch wordt verwijdering van de pacemaker of ICD door crematoria vaak verplicht, omdat er door de hoge temperaturen bij verbranding van het device ontploffingsgevaar ontstaat die schade kan aanrichten aan de ovens. De pacemaker of ICD wordt meestal verwijderd door een mortuariummedewerker.

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Plantaardig en onbewerkt

Elf jaar terug kreeg leefstijlarts Valentine Dillisse (52) - ook wel Dokter Valentine - te horen dat ze hartpatiënt is. Sindsdien heeft ze haar kwaliteit van leven door middel van leefstijlaanpassingen aanzienlijk weten te verbeteren. Haar missie is om anderen te laten zien dat je na een diagnose niet lijdzaam hoeft toe te zien, maar het heft in eigen handen kunt nemen. 

Van het ene op het andere moment kreeg Valentine na een drukke periode ineens hartkloppingen. Dit bleef aanhouden. Toen ze er ook benauwd bij werd, wist ze dat ze naar het ziekenhuis moest. Al snel kon ze bijna niet meer praten. Eenmaal in het ziekenhuis bleek ze boezemfibrilleren te hebben, vertelt ze. “Ik had ook pijn op de borst en op het hartfilmpje was te zien dat ik afwijkingen had. Het was geen infarct geweest, maar mijn hart had het zwaar gehad doordat ik drie tot vier uur een hartfrequentie van boven de honderdtachtig had. Vanaf dat moment ging ik de hele medische molen in. Ik bleek uiteindelijk geen afwijkingen aan de grote vaten te hebben, maar het had met de kleine vaatjes te maken. Het ging om Microvasculaire Coronaire Dysfunctie: een aandoening van de kleine vaatjes van mijn hartspier. Dit is vaak een combinatie van spasmen en aderverkalking of vernauwing.”

Bijwerkingen

Toen Valentine zich verder ging inlezen, kwam ze erachter dat er nog maar weinig kennis bestond over deze aandoening, die voornamelijk bij vrouwen voorkomt. Een operatie was hoe dan ook geen optie, alleen medicatie. “Ik bleef pijn op de borst en last van kortademigheid en vermoeidheid houden. Ik kon nog geen tien meter lopen. Van een actieve vrouw die volop in het leven stond, was ik ineens een patiënt en kon ik niks meer. Op scans was te zien dat de kleine vaatjes zich samenknepen en dat dat het probleem was. Samen met mijn arts ben ik dan ook gaan zoeken naar de juiste medicatie om die vaatjes zoveel mogelijk open te houden. Echter reageerde ik op veel medicijnen heel heftig en ik kreeg overal bijwerkingen van. Na lang zoeken hebben we gelukkig een redelijk evenwicht gevonden.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

De tweede ablatie

Ik kreeg een verwijzing naar het Erasmus ziekenhuis, nadat ik op de Eerste Harthulp had gelegen met symptomen van een hartinfarct. Ik was toen 28 jaar oud.

Het was een drukke periode op mijn werk en de weken en maanden daarna vlogen eigenlijk voorbij. Op een gegeven moment kwam er weer rust in mijn leven en merkte ik toch dat ik me niet zo goed voelde. Bepaalde gedragsveranderingen waren een standaard geworden en opeens was ik me daar bewust van. Helaas was de verwijzing ondertussen verlopen en moest ik alles opnieuw aanvragen.

Er werd een hartecho en een ECG ingepland. Tijdens het maken van de echo gaf de verpleegkundige aan dat hij alvast het een en ander ging regelen. Hij zag iets, maar mocht hier niets over zeggen, omdat hij geen cardioloog was. Maar ik ging naar huis met een hartkastje voor 7 dagen, onverwachts.

Op 23 september 2020 kreeg ik de uitslag. De hartecho was goed, maar door het dragen van het hartkastje zijn ze erachter gekomen dat ik toch weer last heb van hartritmestoornissen. Dit was een bevestiging van wat ik eigenlijk al wist.

De cardioloog heeft alles doorgestuurd naar het Erasmus ziekenhuis voor verdere behandeling. Aangezien ik 3 jaar geleden een half jaar op de wachtlijst heb gestaan, dacht ik nog wel even tijd te hebben. Tot ik 3 oktober een mail kreeg van het Erasmus ziekenhuis met daarin niet een afspraak bij de cardioloog, maar de opname- en operatiedatum. Op 14 oktober stond de tweede ablatie gepland. Binnen 3 weken had ik dus de uitslag én was de ablatie. En ja, dat was heel snel. En dat in coronatijd.

Helaas was het technisch onmogelijk om de ablatie uit te voeren. De hartritmestoornissen zaten aan de linkerkant. Tijdens de gesprekken van tevoren hadden ze al aangegeven hier bang voor te zijn, maar ik had goede hoop en hield er niet echt rekening mee dat het niet zou lukken.

Het betekende dan ook dat het dossier na 3 maanden, na de controle, niet gesloten kon worden. Ik startte per direct met hartmedicatie.

Gelukkig is er overal een (tijdelijke) oplossing voor!

Ashley Verkerk

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Catharina Ziekenhuis werkt aan sneller opsporen hartfalen

Het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven werkt aan een systeem waarmee hartfalen sneller kan worden opgespoord. Dit met als doel de patiënt eerder met de juiste diagnose in beeld te krijgen en tijdig passende behandeling te kunnen starten.

Vage klachten

“Mensen komen bij de huisarts met allerlei klachten waarbij het niet direct duidelijk is waar deze vandaan komen. Denk aan bijvoorbeeld aan verminderde eetlust of depressie”, aldus cardioloog Frederik Zimmermann en cardioloog in opleiding Thomas Mast, beiden verbonden aan het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven. “Hartfalen is niet de meest voorkomende oorzaak hiervan, maar het is zeker mogelijk.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Alle organen in spiegelbeeld

Al zijn hele leven leeft Frank Dam (70) met een zeldzame afwijking. Zijn hart bevindt zich namelijk aan de rechterkant van zijn lichaam, in plaats van links. En dat niet alleen: ál zijn organen zijn gespiegeld. Graag vertelt hij zijn bijzondere verhaal.

Toen Frank geboren werd, ontdekten de artsen dat zijn hart niet klopte. Althans, niet op de plek waar het zou moeten kloppen. Halsoverkop werd hij naar een academisch ziekenhuis gebracht en volledig onder de loep genomen. Wat bleek? Zijn organen waren in spiegelbeeld gepositioneerd, vertelt hij. “Ik bleek het zeldzame Kartagener-syndroom te hebben. Buiten de gespiegelde ligging van mijn organen, betekende dit dat ook de trilharen die ervoor moeten zorgen dat slijm en vuil op een natuurlijke manier worden verwijderd, bij mij andersom stonden of ontbraken. Mijn hart was in orde, maar die trilharen veroorzaakten problemen aan mijn luchtwegen.”

----

Als lid van Hartpatiënten Nederland heeft u onbeperkte toegang tot alle Premium-artikelen op hartpatienten.nl. Het enige wat u hiervoor hoeft te doen is inloggen op uw profiel. Het zijn artikelen waar we trots op zijn en die we graag met u als trouwe lezer delen.

Een chirurg moet op dezelfde manier worden opgeleid als een piloot

Dr. Peyman Sardari Nia is cardiothoracaal chirurg in het Maastricht UMC+ en in HPNLmagazine houdt hij de lezers op de hoogte van de interessante onderwerpen binnen de hartchirurgie. Dit keer vertelt hij over de opleiding die een chirurg doorloopt.

“Mensen denken soms dat, wanneer ze geopereerd worden door een arts-assistent in plaats van een chirurg, ze geen goede zorg hebben gekregen. Dat is absoluut niet zo”, vertelt dr. Sardari Nia. “Er zijn zelfs verschillende wetenschappelijke studies gepubliceerd waarin de resultaten werden vergeleken van operaties gedaan door chirurgen en artsen in opleiding. Er bleek geen enkel verschil! Dat is geruststellend, want dat betekent dat de procedures die het ziekenhuis hanteert om de kwaliteit te waarborgen, goed werken.”

De studie geneeskunde duurt in Nederland zes jaar. Na succesvolle afronding daarvan is iemand arts, maar nog lang geen chirurg. “Iemand die bijvoorbeeld cardio thoracaalchirurg wil worden, heeft meestal tijdens de studie geneeskunde al interesse getoond in dat vakgebied en gerichte stages gelopen”, legt Sardari Nia uit. “Na succesvolle afronding van de studie geneeskunde, ga je vaak eerst enkele jaren ervaring opdoen als assistent-niet-in-opleiding. Je bent dan bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de opvang van de patiënt voor en na de operatie en assisteert tijdens ingrepen. Vaak doe je ondertussen ook nog onderzoek en/of volg je een promotietraject. Wanneer je geselecteerd wordt voor de vervolgopleiding – en die selectie is streng: artsen die geen aanleg hebben om chirurg te worden, halen het niet – word je in zes jaar tijd opgeleid tot chirurg.”

Deze opleiding vindt grotendeels in het ziekenhuis plaats, onder supervisie van ervaren chirurgen. Er is een heel programma aan competenties die een chirurg moet bezitten, niet alleen medisch, maar ook sociaal. “Het is natuurlijk niet zo dat iemand aan het begin van de opleiding meteen een mes in handen krijgt”, legt Sardari Nia uit. “Je leert een operatie in kleine stappen. Pas als je alle afzonderlijke stappen perfect uitvoert, kun je zelfstandig operaties uitvoeren. Uiteraard beginnen we met routine-ingrepen: een complexe operatie wordt meestel zelfs door twee chirurgen gedaan. Doordat een chirurg in opleiding leert onder supervisie van een ervaren team, is er altijd iemand die kan bijsturen als iets nog niet goed gaat. De één leert bepaalde dingen sneller dan de ander, maar aan het eind van de opleiding zijn de onderlinge verschillen nihil. De opleiding is dusdanig georganiseerd dat iedereen uiteindelijk dezelfde competenties bezit, en de kwaliteit consistent is. Je kunt als chirurg immers niet morgen minder goed resultaat leveren, dan vandaag. De patiënt kan er dus van uitgaan dat hij altijd door een kundig team wordt geopereerd.”

Zelf deed Sardari Nia in totaal zeventien jaar over zijn gehele studietraject: geneeskunde, promotietraject, specialisatie tot algemeen chirurg en cardiothoracaal chirurg. Dat betekent echter niet dat hij nu ‘klaar’ is. “Binnen de geneeskunde zijn constant nieuwe ontwikkelingen en dus blijf je continu studeren: door artikelen te lezen, congressen en symposia te bezoeken en jezelf nieuwe technieken eigen te maken. Hiervoor moet je theorie bestuderen, oefenen op een simulator, meekijken met chirurgen die het al onder de knie hebben. Op die manier heb ik al verschillende nieuwe technieken in ons ziekenhuis geïntroduceerd. Zelf organiseer ik al jarenlang cursussen om via een simulator een mitraalklep te repareren: hiervoor komen chirurgen van over de hele wereld naar Maastricht.”

De kennis en kunde van een chirurg is dus een proces dat continu in ontwikkeling is. Een arts die de kwaliteitsnormen niet (meer) haalt, valt snel door de mand. De registratie van een cardiothoracaal chirurg wordt in Nederland om de vijf jaar hernieuwd. Sardari Nia: Hiervoor moet je jaarlijks een bepaald aantal studiepunten behalen. Tegenwoordig tellen niet alleen je behaalde competenties mee, maar ook evaluaties van de collega’s waar je mee samenwerkt. Dit gehele dossier wordt beoordeeld voordat je je kunt her-registreren. Oftewel: je kunt in dit vak absoluut niet blijven als je brokken maakt.”

Hij maakt zich wel zorgen over de toekomst. “Toen ik zelf in opleiding was, was er nog geen beperking op werkuren. Ik leefde letterlijk in het ziekenhuis, wilde zoveel mogelijk leren. Tegenwoordig wordt geregistreerd hoeveel uur iemand maakt en kan het ziekenhuis zelfs boetes krijgen als er te lang wordt doorgewerkt. Dat is enerzijds een goede ontwikkeling, maar anderzijds betekent het dat artsen in opleiding er langer over doen om een operatietechniek te leren. Met de vergrijzende samenleving en de toename van chronische ziektes, gaat dit eigenlijk te langzaam.”

De oplossing ligt volgens Sardari Nia bij simulatoren. “Ik ben van mening dat een chirurg net zo opgeleid moet worden als een piloot: het grootste deel van het leerproces kan plaatsvinden op een simulator, dus buiten het ziekenhuis. Als je al honderd keer op een simulator hebt geoefend, wordt het leerproces in de OK immers vanzelf minder lang. Er is ook genoeg bewijs dat deze nieuwe manier van opleiden zinvol en noodzakelijk is, alleen het budget ontbreekt. Het ontwikkelen of aankopen van een simulator zit nu nog niet standaard in het ziekenhuisbudget. Dat moet veranderen. Er is niet alleen een grote investering, maar ook een cultuurverandering nodig om sneller kundige chirurgen op te leiden. Ik heb nog tot mijn pensioen om me hiervoor in te zetten.”

Tekst: Marion van Es
Beeld: Léon Geraedts

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Een dagje strand

Onlangs gingen we op bezoek bij vrienden op een camping in Zeeland. Wij hadden zelf voor een paar dagen een huis in de buurt gehuurd, zodat we bij hen konden aanwaaien.

De eerste dag gingen we gelijk naar het strand. Onze vriend was helemaal enthousiast. “Het strand is niet ver. Denk ik … Hoe ver kun jij eigenlijk lopen in deze hitte?”, vroeg hij aan mijn man. Want het was warm, plakkerig en benauwd. De auto met airco leek de beste plek, maar een verkoelende duik in de zee was ook een prettig vooruitzicht.

“Het is vijftien minuutjes lopen, hooguit twintig”, ging hij verder. Er kwam wat aarzeling in zijn stem. “We kunnen ook met de auto gaan”, stelde zijn vriendin voor. Dat leek ons gelijk de beste optie. Lopen naar het strand betekent altijd dat je dat stuk ook nog terug moet. En als je er bent, begint dan nog de wandeling door het zand naar een plek dichtbij de zee. “Ik weet een strand waar we makkelijk kunnen parkeren en niet ver door de duinen hoeven”, zei onze vriend. Hij keek mijn man aan. “Ja sorry, ik kan er niets aan doen. Ik vergeet altijd dat je iets aan je hart hebt, omdat we het niet aan je zien.” En dat is precies zoals het is. Maar wat is het fijn als mensen het ook hardop zeggen.

Toen we de auto hadden geparkeerd, pakte ik alle spullen. Stiekem keek ik hoe ver het dit keer zou zijn. Mijn man baalde. “Ik vind het zo vervelend als jij alles moet sjouwen. Laat mij ook iets doen”, zei hij terwijl hij rustig liep en spaarzaam met zijn energie omging. “Kom, het is echt geen gezicht dat jij de tassen draagt en ik ernaast loop.” Een gesprek dat we al duizend keer hebben gevoerd. “Laat nou, de ene tas hier en de andere tas daar. Zo loop ik lekker in balans”, reageerde ik wat geïrriteerd. “En laat de mensen lekker denken. Wij weten hoe het zit. Wees blij dat je met jouw hartklachten überhaupt naar het strand kán gaan.” Ondertussen liep het zweet van mijn voorhoofd, maar de zee lonkte en de kinderen renden al heerlijk vooruit. Het was bijna tijd voor een ontspannen dagje strand.

Cilla Schot

Dit artikel verscheen eerder in het HPNLmagazine.

Internationale samenwerking leidt tot betere behandelstrategieën bij kinderen met hartafwijkingen

Hoogleraren Mark Hazekamp en Nico Blom proberen dagelijks de grenzen binnen de kindercardiologie te verleggen. Dankzij het continu aanscherpen van kwaliteitsrichtlijnen binnen onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg, dragen ze bij aan het wereldwijd verbeteren van de diagnose en behandeling van (aangeboren) hartafwijkingen en hartritmestoornissen. Dat doen ze niet alleen. De specialisten van het Centrum Aangeboren Hartafwijkingen Amsterdam-Leiden (CAHAL) staan in contact met collega’s over de hele wereld.

Beide specialisten voelen de roeping om iets te betekenen voor hun vakgebied. “We willen niet alleen kennis consumeren, maar ook ons steentje bijdragen”, vertelt Blom. Hazekamp knikt. “We werken binnen een relatief jong en zeer specialistisch veld. Het verbeteren van ons vakgebied is een belangrijk deel van ons werk. Om de kennis over aangeboren hartafwijkingen daadwerkelijk verder te helpen, is internationale samenwerking noodzakelijk”, voegt hij toe.

Internationale kennisnetwerken

Mark Hazekamp is hoogleraar Kinderhartchirurgie en al jaren actief, ook als voorzitter, binnen de European Association for Cardio-Thoric Surgery (EACTS), het grootste kennisnetwerk binnen dit specialisme ter wereld. Nico Blom (hoogleraar Kindercardiologie, in het bijzonder hartritmestoornissen bij kinderen) is eerder dit jaar benoemd als voorzitter van de Association for European Paediatric and Congenital Cardiology (AEPC). Dit is een uniek netwerk dat zich inzet om kennis over het normale en zieke hart bij kinderen wereldwijd te verspreiden.

Dankzij het internationale netwerk van CAHAL* worden nieuwe wetenschappelijke inzichten snel geïmplementeerd bij het LUMC en Amsterdam UMC. “We bieden state-of-the-art behandelingen aan. Dat houdt in dat we de nieuwste wetenschappelijke inzichten toepassen in de praktijk”, vertelt Hazekamp. Hij geeft hierbij graag een voorbeeld. “Binnen het CAHAL voeren we een ingewikkelde double switch operatie uit bij patiënten met een congenitaal gecorrigeerde transpositie van de grote vaten. Dit is een zeldzame aangeboren hartafwijking, waarbij de hartkamer op de verkeerde plek zit”, legt hij uit. “De behandeling hebben wij geleerd van specialisten uit New York, maar nu komen artsen van over de hele wereld naar ons toe om te leren hoe ze deze operatie kunnen uitvoeren.”

Wereldwijde kennisuitwisseling

Nieuwe wetenschappelijke inzichten worden verwerkt in internationale kwaliteitseisen en richtlijnen. Omdat er in de beide academische centra veel expertise aanwezig is over specialistische behandelingen van aangeboren hartafwijkingen en hartritmestoornissen, worden experts van het CAHAL veel gevraagd om een bijdrage te leveren aan deze kwaliteitsdocumenten. Binnen de AEPC heeft Blom bijvoorbeeld meegeschreven aan nieuwe internationale onderwijskwaliteitsrichtlijnen voor kindercardiologen. “Afgelopen jaar hebben we de opleidingseisen verder gestandaardiseerd”, vertelt hij. “Zo moeten kindercardiologen in opleiding tegenwoordig een Europees examen afleggen. Daardoor worden ze allemaal eenduidig en volgens hoge standaardeisen opgeleid.”

Goede reputatie

Sinds de oprichting van het CAHAL in 1995 is er veel onderzoek uitgevoerd in het LUMC en Amsterdam UMC, met meer dan 1500 publicaties in wetenschappelijke tijdschriften. Daarnaast zijn er meer dan 100 mensen gepromoveerd binnen het CAHAL. “Daardoor hebben we internationaal een goede naam opgebouwd”, weet Blom. “Specialisten uit andere landen binnen en buiten Europa komen hier naartoe om kennis op te doen en te delen. Zo is bijvoorbeeld een deel van de kindercardiologen in België en Portugal bij ons opgeleid.”

Andersom doen medewerkers van het CAHAL ook kennis op in het buitenland. “Recent is één van onze kindercardiologen in opleiding tot interventiecardioloog naar München geweest om een tijdje mee te lopen met de specialisten daar”, vertelt Blom. “Hij nam vervolgens weer nieuwe kennis mee terug over hoe ze daar dingen net iets anders doen. Op basis van die informatie kijken wij ook weer kritisch naar hoe wij werken en waar we ons verder kunnen verbeteren.”

Blijven verbeteren

Voor veel specialisten is er nog een goede reden om naar het CAHAL te komen. Er is hier namelijk veel te onderzoeken. LUMC heeft bijvoorbeeld een grote anatomische verzameling van aangeboren hartafwijkingen. Daarnaast heeft het CAHAL een langlevende patiëntpopulatie die een behandeling zijn ondergaan voor een transpositie van de grote vaten. Dat wil zeggen dat de twee grote slagaders omgewisseld uit het hart komen. Ook heeft CAHAL een succesvol programma voor de behandeling van het klein linkerhartcomplex.  Blom en Hazekamp benadrukken het belang om hartafwijkingen en hartritmestoornissen te blijven onderzoeken en ook op lange termijn te kijken naar hoe het met behandelde patiënten gaat. “Op die manier krijgen we nieuwe inzichten en dit verbetert het vakgebied”, aldus beiden.

*Het CAHAL is onderdeel van Amsterdam UMC en het Leids Universitair Medisch Centrum.

Bron: www.lumc.nl

Timing van lichaamsbeweging gelinkt aan risico op hersen- en hartinfarct

Mensen die het meest bewegen in de ochtend hebben een lager risico op een hersen- en hartinfarct. Dat blijkt uit een studie van onderzoekers van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Het gaat hierbij niet alleen om intensieve beweging zoals sporten, maar echt om alle lichaamsbeweging op een dag. De studie verscheen vandaag in de European Journal of Preventive Cardiology.

“Lichaamsbeweging is goed voor je gezondheid, dat weet bijna iedereen”, zegt PhD-student Gali Albalak. “Als we het over de gezondheidswinst van bewegen hebben gaat het al snel over hoe vaak en hoe intensief je moet bewegen, en vrijwel nooit over wannéér je het beste kan bewegen.” Door de beweeggegevens van ruim 85.000 Britten te onderzoeken, kwamen Albalak en collega’s erachter dat mensen die het meest bewegen in de late ochtend, van 09:00 tot 11:00 uur, 16% minder kans hebben op het krijgen van een hartaanval en 17% minder kans op een herseninfarct. Dit is in vergelijking met mensen zonder duidelijke piek in lichaamsbeweging.

Biologische klok

“Timing lijkt dus wel degelijk uit te maken”, zegt Albalak. De verklaring daarvoor ligt volgens de onderzoekers in onze biologische klok. Die zorgt er namelijk voor dat alles in ons lichaam, van cellen tot organen, een 24-uursritme heeft. “Het is belangrijk dat al deze ritmes gelijklopen”, zegt Albalak. “Als deze verstoord raken, wat soms bij mensen die nachtdiensten draaien gebeurt, neemt de kans op verouderingsziekten, zoals diabetes en dementie, toe.”

Lichaamsbeweging, maar ook de timing van eten en blootstelling aan licht, zorgt ervoor dat je biologische klok in het juiste ritme blijft. “Wij denken dat een piek in lichaamsbeweging in de ochtend het meest aansluit bij je biologische ritme en dat er op die manier meer gezondheidswinst te behalen valt. Met in dit geval een lagere kans op een hartaanval en herseninfarct”, legt mede-onderzoeker Raymond Noordam uit.

Groter effect bij vrouwen

De deelnemers aan dit bevolkingsonderzoek in het Verenigd Koninkrijk waren tussen de 42 en 78 jaar oud. Ze droegen een week lang een polsbandje die al hun bewegingen bijhield. Op basis daarvan werden zij ingedeeld in vier groepen: mensen die het meest in de vroege ochtend, late ochtend, middag en avond bewogen. “Deelnemers werden 8 jaar lang gevolgd om te kijken hoeveel van hen een hart- of herseninfarct kregen. Dat bleken er bijna 3800 te zijn. Vervolgens berekenden wij bij welk beweegpatroon het risico hierop het laagst was”, zegt Noordam. Dit bleek dus in de late ochtend te zijn en is onafhankelijk van de totale hoeveelheid beweging op een dag en geldt daarom ook voor mensen die heel weinig bewegen.

Interessant genoeg was dit effect het grootst bij vrouwen. Na verdeling op basis van geslacht zagen de onderzoekers dat vrouwen die het meest bewogen in de ochtend 22% tot 24% minder kans hadden op een hartaanval. Hoe dat precies komt kunnen de onderzoekers met deze studieopzet, waarbij ze gebruikmaakten van historische gegevens, niet verklaren.

Sportlessen

De invloed van timing van beweging op je gezondheid is een relatief nieuw onderzoeksveld. De onderliggende mechanismen zijn daarom veelal nog onduidelijk, maar dat timing uitmaakt, daar is steeds meer bewijs voor. Of in de ochtend bewegen daadwerkelijk de enige oorzaak is voor een verlaagd risico op een hartaanval of beroerte moet blijken uit studies waarin mensen van te voren worden geïnstrueerd op een bepaalde tijd te bewegen. Zelf starten Noordam en Albalak binnenkort met zo’n interventiestudie voor ouderen waarin ze hen sportlessen in de ochtend of avond aanbieden. Albalak: “Uiteindelijk willen we mensen niet alleen vertellen dat ze méér moeten bewegen, maar ook wannéér ze dat het beste kunnen doen.”

Dit onderzoek is gefinancierd door de Hartstichting en het NWO-gefinancierde project BioClock. Lees het hele artikel in de European Journal of Preventive Cardiology.

Bron: www.lumc.nl

Breek de week – Hartpatiënten Nederland vanuit Roermond

Onlangs zat Marly van Overveld, coördinator van Hartpatiënten Nederland, aan tafel bij Roermond.NieuwsTV. Hier vertelde ze meer over wie zijn en wat wij doen.

Ondanks dat het aantal mensen dat in Nederland overlijdt aan hart- en vaatziekten de laatste decennia sterk is gedaald, zien we het aantal patiënten met een chronische hart- of vaataandoening juist steeds verder stijgen. Momenteel telt Nederland ruim 1,5 miljoen hart- en vaatpatiënten en de verwachting is dat dit aantal de komende decennia sterk zal oplopen tot ruim boven de 2 miljoen in 2040. Het is onze missie om deze omvangrijke groep hart- en vaatpatiënten met objectieve raad en daad bij te staan, en op een onafhankelijke manier te helpen de kwaliteit van leven zoveel mogelijk te behouden en/of verbeteren. Wij verlenen onafhankelijk en objectief steun aan hartpatiënten en hun naasten.