Concentratie kinderhartchirurgie beoogd in Rotterdam en Groningen

Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) is voornemens de operaties van kinderen met een aangeboren hartafwijking te concentreren in het UMC Groningen en het Erasmus MC. Met deze combinatie wordt voor patiënten de meest optimale kwaliteit en toegankelijkheid van deze zorg verwacht.|

Belang concentratie

Verschillende onderzoeken, rapporten en adviezen hebben door de jaren heen aangetoond dat concentratie van kinderhartchirurgie noodzakelijk is om het risico op vermijdbare complicaties en sterfte te verminderen. Wanneer de operaties in meer dan twee centra uitgevoerd blijven worden, voeren zorgprofessionals te weinig operaties uit om hun vaardigheden op peil te houden en is de bezetting van het zeer beperkt aantal professionals per centrum te laag. Dit zet de kwaliteit en continuïteit van deze zorg onder druk.

Op 16 januari heeft minister Kuipers aan de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) gevraagd om voor 15 februari aan te geven of zij zelf een keuze konden maken op welke 2 locaties deze zorg het beste geconcentreerd kan worden. Vorige week liet de NFU weten zelf niet tot een besluit te kunnen komen. Minister Kuipers heeft daarop vandaag zelf een voorgenomen besluit genomen voor de concentratie van deze interventies. Een definitief besluit wordt genomen nadat betrokkenen hun zienswijze op dit voorgenomen besluit hebben kunnen toelichten.

Minister Kuipers: “De discussie over concentratie van operaties bij patiënten met een aangeboren hartafwijking speelt al dertig jaar, terwijl breed wordt gedeeld dat dit van belang is voor de kwaliteit en toegankelijkheid van zorg. Omdat het veld zelf helaas niet tot een beslissing kon komen, heb ik zelf een voorgenomen besluit genomen. Dit biedt duidelijkheid voor alle betrokken partijen: voor de zorgprofessionals, de bestuurders, maar veel belangrijker nog: voor de patiënt.

UMC Groningen en Erasmus MC

Uit verschillende eerdere rapporten, de impactanalyse van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), gesprekken en informatie van de centra, blijkt dat het Erasmus MC het grootste centrum voor kinderhartchirurgie is. Daar worden nu al de meeste operaties uitgevoerd en ook is daar de personele bezetting het meest ruim. Bovendien komt dit centrum goed tegemoet aan de andere aspecten die zijn beoordeeld om tot dit voorgenomen besluit te komen.

Ook de andere drie centra zouden goed in staat zijn de zorg te organiseren. Maar regionale spreiding en toegankelijkheid van de zorg is een belangrijke factor bij dit besluit, zo blijkt uit de impactanalyse die de NZa presenteerde in december van het afgelopen jaar. Daarom is het van belang dat in het UMC Groningen complexe operaties uitgevoerd kunnen blijven worden. Minister Kuipers heeft daarom gekozen voor het Erasmus MC en het UMCG. Dat betekent niet dat alle zorg voor hartpatiënten in Utrecht en Leiden verdwijnt. In tegendeel: controles, poliklinische afspraken, voor- en nazorg en gesprekken over medicatie kunnen ook na concentratie van operaties voor patiënten plaatsvinden in het vertrouwde ziekenhuis, door de eigen specialist. Dat geldt uiteraard ook voor de acute zorg.

Definitief besluit

Nadat de betrokken UMC’s uiterlijk 27 februari hun zienswijze op dit voorgenomen besluit hebben kunnen geven, wordt een definitief besluit genomen. Vanzelfsprekend is er  tijd nodig om de concentratie van deze zorg goed te regelen. Naar verwachting zal de transitieperiode 2,5 jaar duren. Minister Kuipers stelt in overleg met de NFU een commissie van onafhankelijke, gezaghebbende deskundigen in om de transitie te begeleiden. De impactanalyse van de NZa helpt daarbij om de transitie vorm te geven. De eerste stap is om op korte termijn een duidelijk perspectief voor alle betrokken patiënten en zorgprofessionals te schetsen.

Bron: www.rijksoverheid.nl

NRC: Isala zette patiënten onder druk om ICD te nemen

ZWOLLE – Het Isala ziekenhuis in Zwolle heeft hartpatiënten onder druk gezet om een ICD te nemen. Ze kregen het apparaat volgens de krant gewoon opgedrongen. Isala erkent in een reactie op het krantenbericht dat “niet in alle gevallen is voldaan aan de standaarden die Isala hanteert en dat trekken wij ons zeker aan.”

Vier patiënten namen contact op met NRC en vertelden dat ze onder druk werden gezet om snel te beslissen over de plaatsing van de inwendige defibrillator. Isala doet het boetekleed aan: “Een patiënt mag nooit druk ervaren om voor een bepaalde behandeling te kiezen. We kunnen ons daarom goed voorstellen dat deze patiënten met een naar gevoel terugkijken op hun ervaringen.”

Bij cardiologie in Isala speelt een corruptiezaak tegen een groep cardiologen. Volgens NRC en het Duitse blad Der Spiegel zouden ze een Duitse leverancier van ICD’s en pacemakers hebben voorgetrokken bij bestellingen en hiermee miljoenen hebben verdiend. Twee cardiologen zijn inmiddels geschorst. Ze zouden betrokken zijn geweest bij enkele internationale hartonderzoeken.

Ziekenhuisbezoek bij pijn op de borst niet altijd nodig

Niet iedereen met pijn op de borst hoeft hiervoor naar het ziekenhuis. Patiënten met een laag risico op een hartinfarct kunnen door ambulancemedewerkers thuis onderzocht worden, zonder dat dit nadelige gevolgen heeft voor hun gezondheid. Bovendien verlaagt deze analyse de zorgkosten. Dit laat onderzoek onder leiding van het Radboudumc zien.

Ambulances vervoeren jaarlijks zo’n 200.000 mensen met pijn op de borst naar de Eerste Hart Hulp (EHH). In het ziekenhuis blijkt vervolgens dat 80 tot 90 procent van deze mensen geen hartprobleem heeft. Zij mogen weer naar huis. Cardiologen van het Radboudumc onderzochten de mogelijkheid om deze patiënten in eerste instantie thuis te onderzoeken, en alleen door te sturen bij een hoog risico op bijvoorbeeld een hartinfarct. Uit de resultaten blijkt dat ziekenhuisbezoek vaak niet nodig is, omdat er geen sprake is van een hartprobleem.

Laag risico op een hartinfarct

Aan het onderzoek deden bijna 900 mensen met pijn op de borst mee. Ambulancemedewerkers beoordeelden hun risico op een hartprobleem aan de hand van de symptomen, leeftijd, risicofactoren en een ECG (hartfilmpje). Bij een hoog risico op een hartinfarct ging een patiënt direct naar het ziekenhuis. Bij een laag risico analyseerden de ambulancemedewerkers de hoeveelheid troponine in het bloed. Dit eiwit komt vrij bij schade aan het hart, en is een indicatie voor een dreigend hartinfarct.

Was het troponinegehalte hoog? Dan ging een patiënt direct naar het ziekenhuis. Maar was het gehalte troponine laag, dan bleef de patiënt thuis, voorzien van nadere instructies zoals contact met de huisarts. Alle patiënten werden tot dertig dagen na de gebeurtenis gevolgd. De onderzoekers wilden weten of er in die periode alsnog een groot hartprobleem, zoals een hartinfarct, optrad.

De kans hierop was heel klein. In de patiëntengroep die thuisbleef met een laag troponinegehalte, trad er in 0.5% van de gevallen een groot hartprobleem op, in de groep die met een laag troponinegehalte alsnog naar het ziekenhuisging was dit 1.0%. Arts-onderzoeker Joris Aarts: ‘Patiënten met een laag risico op een hartinfarct kunnen over het algemeen veilig thuisblijven. Dit is goed nieuws, want een spoedrit met de ambulance en ziekenhuisopname zijn ingrijpende gebeurtenissen. Nu weten we dat het vaak niet nodig is.’

Verminderen van zorgkosten

Daarnaast verlaagt deze nieuwe analyse bij de patiënt thuis de zorgkosten. De onderzoekers berekenden dat het meer dan 600 euro per patiënt scheelt als ze niet naar het ziekenhuis hoeven. Cardioloog en hoofdonderzoeker Cyril Camaro: ‘Als we dit in heel Nederland invoeren, scheelt dit op jaarbasis tot wel 48 miljoen euro. In het Integraal Zorgakkoord wordt gehamerd op meer doelmatige zorg. Hier spelen we allemaal een rol in.’

Daarnaast benadrukt hij ook een betere inzet van ambulances: ‘We zetten ambulancemedewerkers slimmer in. Bovendien zijn zij, ondanks de thuismeting, sneller beschikbaar voor een nieuwe patiënt omdat ze niet met elke patiënt naar de EHH hoeven.’ Ten slotte kan deze aanpak ook helpen om het probleem van Eerste Hulp-sluitingen bij drukte aan te pakken.

Samenwerking

Camaro richt zich de komende jaren op de implementatie van dit project. Recent kwam een landelijk consortium bij elkaar, met hierin alle Nederlandse onderzoeksgroepen die zich bezighouden met de beoordeling van een patiënt voordat deze in het ziekenhuis komt, de zogeheten pre-hospitale triage. Voor de landelijke uitrol van deze nieuwe strategie zijn strikte monitoring en goede scholing en training cruciaal. Bij een deel van de patiënten met pijn op de borst, de hoogrisicopatiënten, is nog niet duidelijk of deze strategie goed werkt. Een landelijk vervolgonderzoek is hierbij wenselijk.

Tot slot benadrukt Camaro de samenwerking in de keten: ‘In dit onderzoek werkten we met veel collega’s samen. Dat moest ook, want een mogelijke verandering in beleid heeft gevolgen voor iedereen: de patiënt, het ambulancepersoneel, huisartsen, spoedartsen en cardiologen. Daarom moeten we het samen doen.’

Over de publicatie

Deze publicatie verscheen 10 februari 2023 online bij European Heart Journal: Rule-out of non-ST-segment elevation acute coronary syndrome by a single, pre-hospital troponin measurement: a randomised trial – Cyril Camaro, Goaris W.A. Aarts, Eddy M.M. Adang, Roger van Hout, Gijs Brok, Anouk Hoare, Laura Rodwell, Frank de Pooter, Walter de Wit, Gilbert E. Cramer, Roland R.J. van Kimmenade, Peter Damman, Eva Ouwendijk, Martijn Rutten, Erwin Zegers, Robert-Jan M. van Geuns, Marc E.R. Gomes, Niels van Royen on behalf of the ARTICA Investigators.

De ARTICA-studie werd mede mogelijk gemaakt door ZonMw en Betaalbaar BeterAmbulancezorg Gelderland-Midden en Gelderland-ZuidWitte Kruis Zeeland en Noord- en Oost-GelderlandZorgSaam Zeeuws-Vlaanderen en RAV Brabant-Midden-West-Noord deden mee aan het onderzoek.

Bron: www.radboudumc.nl

LUMC-onderzoekers: 30% minder bijwerkingen als medicatie op DNA wordt afgestemd

Patiënten van wie de dosering van medicatie wordt afgestemd op hun DNA, hebben 30% minder last van ernstige bijwerkingen. Dat schrijft een team van internationale onderzoekers, onder leiding van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), in The Lancet. Dit is de eerste studie wereldwijd die laat zien dat het voorschrijven van medicijnen op basis van het DNA-profiel van een patiënt in de praktijk werkt.

De one-size-fits-all-strategie voor het voorschrijven van medicatie is achterhaald. Patiënten reageren namelijk allemaal anders op eenzelfde medicijn. De variatie in onze genetische informatie speelt hierin een belangrijke rol. De ene patiënt verwerkt bijvoorbeeld een medicijn sneller dan de ander, en heeft dus een hogere dosis nodig om hetzelfde effect te bereiken. Een persoonlijke aanpak is dus gewenst. Onderzoekers hebben daarom een DNA-medicatiepas ontwikkeld die het DNA-profiel van een patiënt koppelt aan medicijnen waarvan de verwerking wordt beïnvloed door het DNA. Door het scannen van deze pas weten artsen en apothekers precies wat de optimale dosis is voor de patiënt in kwestie.

Standaarddosis versus aangepaste dosis

De studie in The Lancet laat zien dat patiënten die deze medicatiepas actief gebruiken, en waarvan de dosering dus wordt afgesteld op hun DNA, 30% minder ernstige bijwerkingen melden dan patiënten die de standaarddosis krijgen voorgeschreven. In totaal deden er bijna 7000 patiënten uit 7 Europese landen mee aan het onderzoek. De patiënten waren verspreid over meerdere specialismen, waaronder de oncologie, cardiologie en psychiatrie, maar bijvoorbeeld ook de huisartsgeneeskunde. Ze hadden allemaal gemeen dat ze startten met een medicijn waarvan de verwerking wordt beïnvloed door onze genen.

Eerst werd van elke patiënt het DNA in kaart gebracht. De onderzoekers keken specifiek naar 12 genen. Samen hebben de 50 verschillende varianten in deze genen invloed op de werking van 39 medicijnen. Tot twaalf weken na de start zocht een verpleegkundig specialist contact met de patiënten om te vragen naar hun bijwerkingen. Denk hierbij aan diarree, bloedarmoede, zenuwpijn of verlies van smaak.

Patiënten met de DNA-medicatiepas hadden niet alleen minder last van bijwerkingen, ze waren ook erg blij met de pas zelf. Het geeft hen volgens de onderzoekers meer regie, zij zijn namelijk zelf actief betrokken bij hun eigen behandeling.

Standaardzorg?

Henk-Jan Guchelaar, hoogleraar Klinische Farmacie bij het LUMC, was de coördinator van deze studie. Hij doet al ruim 20 jaar onderzoek naar de zogeheten farmacogenetica. “We hebben nu voor het eerst bewezen dat deze strategie werkt op grote schaal in de klinische praktijk. Er is nu genoeg bewijs om tot implementatie over te gaan”, zegt Guchelaar. “De volgende stap is om de DNA-medicatiepas in de praktijk toe te passen”, voegt Jesse Swen, hoogleraar Klinische Farmacie en hoofdonderzoeker, toe.

Het uitdenken van deze vervolgstappen roept ook vragen op bij de onderzoekers. Zou deze pas vergoed moeten worden? En onderdeel uit moeten maken van de standaardzorg? Guchelaar en Swen denken van wel. Volgens hen is daar met deze studie een goede basis voor gelegd. “We willen er naartoe dat het DNA van elke patiënt die bij de apotheek komt in kaart wordt gebracht”, zegt Guchelaar. “Alleen op die manier maken we de behandeling effectiever en veiliger voor elke patiënt.”

Deze studie werd gefinancierd door een subsidie uit het Horizon 2020 programma van de Europese Commissie (nr. 668353).

Het U-PGx consortium werd geleid door het LUMC en bestaat verder uit: Uppsala Universitet, University of Liverpool, Karolinska Institutet, Biologis, KNMP, UMC Utrecht, Golden Helix Foundation, Institut für Klinische Pharmakologie in Stuttgart, Centro di Riferimento Oncologico Aviano, Medizinische Universität Wien, University of Patras, Junta de Andalucía, Université de Toulouse, Universitätsklinikum Aachen, Univerza v Ljubljani, Universität des Saarlandes.

Bron: Leids Universitair Medisch Centrum | LUMC

Onderzoek naar radio-ablatie bij ernstige hartritmestoornissen van start

Voor een deel van de patiënten met ernstige hartritmestoornissen (ventriculaire tachycardie, VT) bieden huidige behandelingen, zoals medicatie of ablatie, geen oplossing. Onderzoekers van het Maastricht UMC+ en Maastro, in samenwerking met 30 partnerorganisaties in 8 Europese landen, gaan daarom onderzoek doen naar een nieuwe behandelmethode: niet-invasieve radio-ablatie.

Bij  VT krijgt de patiënt een abnormaal snel hartritme dat ontstaat in één van de kamers van het hart. Het komt meestal voor bij personen met een reeds bestaande hartziekte, maar kan ook erfelijk zijn en gezien worden bij personen met een aangeboren hartafwijking. VT kan enkele hartslagen duren maar kan ook voor een langere periode aanwezig zijn, wat levensbedreigend is voor de patiënt.

Ablatie werkt niet

Patiënten met VT, bij wie medicijnen niet voldoende werken, komen normaal gezien eerst in aanmerking voor zogenaamde katheterablatie. Met een speciale katheter verhitten de artsen het stukje hartweefsel dat hartritmestoornissen veroorzaakt. Hierdoor wordt de ritmestoornis als het ware uitgeschakeld. Bij een deel van de patiënten helpt de katheterablatie echter niet, bijvoorbeeld omdat de katheter het stukje hartweefsel niet kan bereiken.

STAR-behandeling

Het onderzoeksconsortium doet sinds 2021 onderzoek naar de behandeling van VT door middel van niet-invasieve radiotherapie (STereotactische Aritmie Radioablatie of STAR). Een soortgelijke radiotherapie wordt al meer dan 10 jaar gebruikt voor de behandeling van longkanker. De komende jaren gaan de onderzoekers in kaart brengen of deze bestraling bij VT veilig en uitvoerbaar is. Cardiologen in het Maastricht UMC+ doen daarbij nauwkeurig onderzoek naar de precieze plaats van ontstaan van de ritmestoornissen. Clinici en onderzoekers van Maastro zijn onder andere verantwoordelijk voor de juiste toepassing van radiotherapie en kijken naar de invloed van beweging op de dosisverdeling, zoals bijvoorbeeld door ademhaling en de hartslag.

Start

Afgelopen maand werd het eerste EU-brede STAR-behandelingsregister opengesteld. Dit betekent dat de onderzoekers de STAR-behandeling kunnen gaan toepassen voor zorgvuldig geselecteerde patiënten, met als doel om in 2025 gegevens van ruim 300 patiënten in het STAR-behandelingsregister te hebben opgenomen. Zo kan er een goed beeld worden gevormd van de effecten en bijwerkingen van de behandeling. In de daaropvolgende twee jaar worden de patiënten nauwgezet gevolgd.

STOPSTORM

Het onderzoek vindt plaats binnen het Europese STOPSTORM consortium (Horizon 2020 project). Voor meer informatie over STOPSTORM, bekijk de video of ga naar www.stopstorm.eu.

Bron: www.mumc.nl

Breed gebruik van hartlongmachine bij hartstilstand leidt niet tot betere uitkomsten

Anders dan verwacht levert bredere inzet van de hartlongmachine bij patiënten met een hartstilstand buiten het ziekenhuis geen verbetering op van de overlevingskansen. Onderzoek in Nederlandse ziekenhuizen onder leiding van het Maastricht UMC+, recent gepubliceerd in New England Journal of Medicine, toont aan dat deze logistiek en technisch uitdagende behandeling de neurologisch goede overleving op 30 dagen niet verder verbetert.

Patiënten met een hartstilstand worden doorgaans gereanimeerd door hartmassage, beademing en de toediening van elektroshocks, bijvoorbeeld met een defibrillator (EAD) die tegenwoordig bij veel openbare ruimtes beschikbaar is. Het doel van een reanimatie is dat de bloedsomloop zo snel als mogelijk weer op gang komt om daarmee de zuurstofvoorziening naar de organen te garanderen. Als defibrillatie niet of onvoldoende helpt om de pompwerking van het hart weer op gang te krijgen, kan de bloedsomloop tijdelijk hersteld worden door de patiënt aan te sluiten op een hartlongmachine.

Hoogtechnische behandeling

In de afgelopen jaren zijn er bemoedigende resultaten gepubliceerd over de effectiviteit van de buitengewoon complexe behandeling met de hartlongmachine ook wel ECMO (Extra Corporale Membraan Oxygenatie) genoemd. Deze resultaten werden echter bereikt onder zeer geconditioneerde omstandigheden waarbij hoogwaardige expertise, ervaring en faciliteiten beschikbaar waren. Daarom was het onzeker of deze resultaten toepasbaar zouden zijn voor de dagelijkse praktijk in andere ziekenhuizen. Recentelijk werd in 10 Nederlandse ziekenhuizen onderzocht of het gebruik van een hartlongmachine tijdens een reanimatie ook leidt tot betere uitkomsten als deze op grote schaal wordt toegepast in meerdere ziekenhuizen.

Onderzoek

Patiënten die buiten het ziekenhuis een hartstilstand opliepen werden tijdens de reanimatie naar een ziekenhuis vervoerd. In het onderzoek werd, terwijl de patiënt nog in de ambulance lag, al geloot of een patiënt al dan niet met een hartlongmachine behandeld zou worden en werden de voorbereidende activiteiten voor behandeling in het ziekenhuis gestart. Er deden in totaal 134 patiënten mee waarbij de ene helft van de patiënten aangesloten werd op een hartlongmachine. De andere helft kreeg de reguliere behandeling. De behandeluitkomsten van de beide groepen werden met elkaar vergeleken. De belangrijkste uitkomstmaat was de mate van neurologische schade ten gevolge van langer durende afwezigheid of onvolledigheid van de bloedcirculatie.

Geen verschil

In deze zogenoemde multicenter, randomized, controlled trial werd, anders dan in eerdere onderzoeken, geen verschil gevonden tussen de beide groepen in de overleving met een goede hersenfunctie. De onderzoekers concluderen dat de uitstekende resultaten die worden behaald met deze veeleisende behandeling door buitengewoon gespecialiseerde behandelaars, niet gemakkelijk kunnen worden gereproduceerd, zelfs niet in een goed ontwikkeld gezondheidszorgsysteem als in Nederland. Hoofdonderzoeker intensivist Marcel van de Poll van het Maastricht UMC+: “Anders dan we dachten, tonen we met dit goed opgezette en uitgevoerde onderzoek aan dat het gebruik van de hartlongmachine bij een reanimatie weinig toegevoegde waarde heeft in de reguliere praktijk. Hoewel dit niet het gehoopte resultaat was, zijn de uitkomsten van het onderzoek toch belangrijk, vooral omdat ze bijdragen aan het verbeteren van de doelmatigheid van zorg.”

De resultaten van dit onderzoek zijn op 26 januari 2023 gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift The New England Journal of Medicine. 

Bron: www.mumc.nl

Meer patiënten dan ooit kregen in 2022 in UMCG een nieuw orgaan

De Nederlandse Transplantatie Stichting meldde gisteren een recordaantal orgaandonoren en -transplantaties. Ook het UMCG Transplantatiecentrum heeft in 2022 een recordaantal transplantaties uitgevoerd: In 2022 zijn er 190 nieren getransplanteerd (20% meer dan het jaar ervoor), 88 levers waarvan 25 kinderlevertransplantaties (+ 31%), 49 longtransplantaties ( + 30%) en 12 harttransplantaties (+9%). Ook is er een recordaantal van 318 hoornvliestransplantaties gedaan.

Iedere transplantatie een verhaal

Achter iedere transplantatie zit een persoonlijk verhaal. Dat van een patiënt met een aangeboren afwijking, iemand die een ziekte heeft waardoor een orgaan steeds slechter functioneert, of iemand die plotseling heel erg ziek is geworden.

Voor alle getransplanteerden geldt: door het nieuwe orgaan hebben ze weer perspectief gekregen. Op een ‘normaler’ leven met minder pijn en beperkingen. Of gewoonweg op leven, omdat leven met hun ‘oude’ orgaan niet meer ging. Veel transplantatiepatiënten omschrijven hun transplantatiedatum als hun tweede verjaardag, of het begin van hun nieuwe leven.

Eerste gecombineerde hart-levertransplantatie

Het meest in het oog springende verhaal van 2022 was misschien wel de eerste gecombineerde hart-levertransplantatie die in Nederland plaatsvond. Een 35-jarige patiënte van het UMCG had vorig jaar de primeur: zij kreeg tegelijkertijd een nieuw hart én een nieuwe lever. Een groot team van hartchirurgen, leverchirurgen en andere specialisten voerde de unieke transplantatie, die in totaal bijna 24 uur duurde, uit. Lees hier het verhaal over de eerste gecombineerde hart-levertransplantatie in het UMCG.

Meer mogelijk door nieuwe technieken

Er zijn de laatste jaren ook meer transplantaties mogelijk doordat we nieuwe technieken kunnen toepassen. Zo durfden we een paar jaar geleden veel organen niet te transplanteren omdat ze misschien niet goed genoeg waren. Tegenwoordig kunnen we deze organen testen en verbeteren dankzij orgaanperfusie. Orgaanperfusionist Veerle Lantinga vertelt in dit artikel hoe dit werkt en hoe we hiermee organen hebben kunne gebtuiken die we vroeger niet konden gebruiken.

Donoren

Achter elke transplantatie zit ook het verhaal van een donor. Iemand die is overleden en die zijn organen heeft afgestaan. Of iemand die bij leven een nier of een deel van de lever afstaat. Aan een naaste, maar soms ook aan een onbekende ontvanger. Zonder hen zouden we al die transplantatiepatiënten dat perspectief niet kunnen geven.

Het UMCG heeft grote waardering voor de donoren en hun nabestaanden.

Bron: UMCG

Jaarcijfers 2022: hoogste aantal orgaandonoren in één jaar

In 2022 waren er in Nederland meer orgaandonoren na overlijden dan ooit. Hiermee zijn de aantallen eind 2022 terug op het niveau van voor COVID-19, na twee jaar waarin de coronapandemie grote invloed had op het aantal orgaan- en weefseldonaties.

Sommige categorieën organen werden aanzienlijk meer getransplanteerd. Innovaties zorgden er bovendien voor dat meer organen per donor geschikt konden worden gemaakt voor transplantatie. Voor een aantal organen (lever, long, hart en pancreas) heeft dit geresulteerd in een kortere wachtlijst.

Bij de start van de coronapandemie in 2020 was een flinke daling te zien van het aantal orgaandonaties en -transplantaties. In 2021 herstelde het aantal procedures deels weer en afgelopen jaar is het aantal orgaantransplantaties verder gestegen. Het aantal postmortale orgaandonoren is het hoogste aantal in één jaar ooit in Nederland. Of dit een gevolg is van de nieuwe donorwet is op dit moment nog niet met zekerheid te zeggen. Eind 2023 start het ministerie van VWS met een evaluatie van de donorwet.

Donatie en innovatie

Bernadette Haase, directeur NTS: “We hebben grote waardering voor de keuze van donoren en nabestaanden om te doneren. Daardoor kunnen zoveel levensreddende transplantaties gedaan worden. Het is mooi om te zien dat we door innovaties steeds beter in staat zijn om de kwaliteit van te transplanteren organen te verbeteren. Hierdoor hebben we nog meer patiënten kunnen helpen.”

Orgaantransplantaties

In totaal zijn 1402 orgaantransplantaties (van zowel postmortale als levende donoren) uitgevoerd. Het aantal orgaantransplantaties met organen van postmortale donoren was in 2022 13% hoger (860) dan in het jaar daarvoor (758). Het aantal postmortale donoren is met 285 het hoogste aantal in één jaar ooit.

Het aantal transplantaties met organen van levende donoren (nier en lever) is gestegen met 12% (542 in 2022 ten opzichte van 482 in 2021).

Toename en afname wachtlijsten voor organen

Voor een aantal organen heeft het hoge aantal transplantaties geleid tot een kortere wachtlijst. Het aantal transplantabele patiënten op de wachtlijst voor een nieuwe lever (-46%), long (-23%), hart (-9%) en pancreas (met of zonder nier: -35%) daalden. De wachtlijst voor een nieuwe nier is wel met 5% gestegen, ondanks hoge transplantatiecijfers. Dit komt met name door een hoge instroom van nieuwe patiënten. Dit is ook de grootste groep wachtende patiënten. In totaal wachten in Nederland 1247 mensen op een nieuw orgaan, ten opzichte van 1297 mensen vorig jaar.

Directeur Haase: “Ons doel is altijd om de wachttijden korter te laten worden. Voor alle mensen op de wachtlijst is transplantatie van levensbelang. Een patiënt op de wachtlijst leeft lange tijd in onzekerheid of er op tijd een orgaan beschikbaar komt, en heeft in die periode een beperktere kwaliteit van leven. Het is geweldig om te zien dat het afgelopen jaar gelukt is de wachtlijsten voor een aantal organen te verkleinen.”

Weefsels

Het aantal weefseldonoren was in 2022 iets lager dan in 2021 (2404 in 2022 ten opzichte van 2427 in 2021). Wel was het aantal transplantaties voor sommige weefsels hoger dan in 2021. Dit kan omdat weefsels voor langere tijd kunnen worden opgeslagen in een zogenaamde weefselbank. Zo steeg het aantal cornea (hoornvlies) transplantaties van 1831 in 2021 naar 1909 in 2022. Tegelijk nam de wachtlijst van bijvoorbeeld mensen die wachten op een cornea toe. Deze stijging komt door een hogere instroom van patiënten, door inhaalzorg werden meer mensen op de wachtlijst voor een weefsel geplaatst.

Bron: www.transplantatiestichting.nl

Kijk het webinar ‘Als het leven stilstaat’ nu terug!

Heeft u het webinar gemist? Kijk het kan nu terug! Tijdens dit webinar werden de emoties van hartpatiënten voor en na de operatie besproken. Cardiothoracaal chirurg Ehsan Natour is ervan overtuigd dat hier veel te weinig aandacht is. Hij schreef hier zelfs een boek over: Als het leven stilstaat. Wil u hier een gesigneerd exemplaar van ontvangen? Mail ons dan.

Ook werden er veel vragen gesteld en deelden mensen hun persoonlijke ervaringen. Bedankt hiervoor!

Drie generaties familie Elvis Presley dood door hartziekte

Op donderdag 12 januari overleed Lisa Marie Presley op 54-jarige leeftijd aan een hartstilstand. Ook haar vader Elvis overleed – op 42-jarige leeftijd – aan een hartstilstand. Zijn ouders stierven op eenzelfde manier, zijn moeder toen ze 46 was, zijn vader op 63-jarige leeftijd. Dat doet de vraag rijzen wanneer je aanleg hebt voor hartziektes. RTL Editie NL legde deze vraag voor aan Anneline te Riele, onderzoeker erfelijke hartziekten van het UMC Utrecht.

Het is onbekend of het bij de Presleys om een genetische afwijking gaat. Maar families waar een hartstilstand op jonge leeftijd voorkomt wordt wel geadviseerd dit te laten onderzoeken. “Wanneer er binnen de directe familie, dus ouders, broers/zussen of kinderen, iemand plots overlijdt die jonger dan 50 jaar is en ogenschijnlijk gezond, raden wij aan om onderzoek te laten doen”, zegt Te Riele tegen Editie NL. “Vervolgens kunnen we kijken hoe het hart er uit ziet en of er eventuele afwijkingen in het DNA te vinden zijn.”

Er zijn de nodige voorzorgsmaatregelen mogelijk, als een erfelijke hartziekte wordt ontdekt. Je kunt er medicijnen voor krijgen, en je leef- en voedingspatroon tijdig aanpassen. Zorg voor een gezond gewicht, en loop elke dag minstens een half uur. Maar bovenal: absoluut niet roken, waarschuwt Te Riele. En neem thuis regelmatig je bloeddruk op, zodat je snel door hebt als er iets mis is.