Meten van de bloeddruk
http://www.dokterbouma.nl/Praktijkondersteuning/Hypertensie%20protocol%20frames/Protocol%20bloeddrukmeting.htm
Info van dokter Bouma:
Patiënt en praktijkmedewerker zitten op stoelen van normale hoogte aan een tafel waarop de bloeddrukmeter staat. Vóór de meting moet de patiënt minimaal vijf minuten rustig hebben gezeten, bijvoorbeeld doordat eerst de anamnese is afgenomen. De bloeddrukmeter staat zodanig opgesteld dat tijdens de meting de kwikkolom op ooghoogte kan worden afgelezen.
Tijdens het meten wordt niet gesproken.
Alle patiënten worden aan de rechter arm gemeten. Bij uitzonderingen, b.v. vrouwen na een mamaämputatie met okselkliertoilet of wanneer rechts slecht te meten is en links beter gaat, moet dat in het scherm gemeld gaan worden d.m.v. een aanwijzing op de stamkaart.
De manchet wordt zó hoog om de ontblote bovenarm (steeds dezelfde arm nemen) gelegd, dat de onderrand enkele centimeters boven de elleboogplooi ligt. Er mag geen kleding tussen arm en manchet liggen en de kleding aan de bovenarm mag niet knellen. De onderarm en de handrug liggen ontspannen op de tafel; het midden van de manchet moet zich ter hoogte van het midden van het borstbeen bevinden.
De membraan van de stethoscoop wordt op de slagader in de elleboogplooi geplaatst en de manchet wordt met gesloten ventiel snel opgepompt tot circa 200 mmHg. Als er dan nog vaattonen worden gehoord, verder oppompen tot 249 mmHg.
[Opm: dus de meetpersoon moet wel ook goed kunnen horen! ] :laugh:
Het ventiel van de ballon wordt zover geopend dat de meter met een snelheid van 2 millimeter per seconde (ongeveer 2 millimeter per hartslag) daalt.
De systolische druk (bovendruk) wordt afgelezen op het moment dat de eerste van een serie regelmatige tonen wordt gehoord (Korotkoff I).
Als diastolische druk (onderdruk) wordt de waarde gebruikt op het moment waarop de laatste toon heeft geklonken (Korotkoff V). Alleen wanneer de tonen hoorbaar blijven tot (dichtbij) 0 mmHg, wordt de waarde genoteerd van het punt waarop de tonen ophouden duidelijk tikkend (kloppend) van karakter te zijn (Korotkoff IV). Deze waarde noteren met daarachter /0, dus bijvoorbeeld 162/86/0. Bij onduidelijkheid hierover: als de praktijkassistente of praktijkondersteuner heeft gemeten, dan ook de huisarts laten meten.
Het dalen van het kwik mag niet onderbroken worden door bijvoorbeeld opnieuw op te pompen. Door stuwing worden dan te hoge waarden afgelezen. Tussen twee metingen moet de luchtkamer helemaal leeg worden gemaakt, zodat de tweede meting begint vanaf de nulstand.
De bloeddrukwaarde wordt op 2 millimeter nauwkeurig afgelezen en aldus genoteerd. Als het niveau zich tussen twee afleeswaarden bevindt, moet naar boven worden afgerond. Het punt waar de kwikkolom (die bol is) het glas van de stijgbuis raakt, is het punt dat wordt afgelezen.
(discussie en onderzoek?) De bloeddruk wordt per sessie twee keer gemeten volgens bovenstaande werkwijze en het gemiddelde wordt genoteerd (de gemiddelde waarde kan oneven zijn).
De eerste keer wordt de bloeddruk aan beide armen gemeten. Bij een verschil in diastolische of systolische bloeddruk van 10 mmHg of meer wordt bij de volgende metingen de bloeddruk gemeten aan de arm waar de hoogste waarde werd gevonden. Bij een verschil kleiner dan 10 mmHg wordt de bloeddruk steeds aan één en dezelfde arm (naar keuze welke) gemeten. Binnen een praktijk kan worden afgesproken aan welke arm men als regel meet.